Home

Gerechtshof Amsterdam, 01-08-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2711, 11-00833

Gerechtshof Amsterdam, 01-08-2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2711, 11-00833

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
1 augustus 2013
Datum publicatie
17 september 2013
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2013:2711
Formele relaties
Zaaknummer
11-00833
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 67e, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 8:73

Inhoudsindicatie

Het Hof is van oordeel dat belanghebbende door zijn handelwijze willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat te weinig belasting zou worden geheven.

Met betrekking tot de vraag of sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet bij belanghebbende acht het Hof de omstandigheden waaronder en de wijze waarop de aangifte is ingediend van belang. Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende wist dat er een gerede kans was dat de teruggave die volgens de aangifte zou volgen te hoog was, maar dat hij zozeer was ingenomen met de in het vooruitzicht gestelde teruggave, dat hij die kans voor lief heeft genomen en niet verder heeft gevraagd.

Uitspraak

kenmerk 11/00833

1 augustus 2013

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: R. Letschert (Stichting Belastingwinkel Amsterdam), de gemachtigde,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 09/5994 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Amsterdam,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

De inspecteur heeft met dagtekening 29 januari 2009 aan belanghebbende voor het jaar 2005 een navorderingsaanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.661. Tevens is daarbij bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 2.154 en € 608 heffingsrente in rekening gebracht.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 26 oktober 2009, de navorderingsaanslag en beschikkingen gehandhaafd.

Bij uitspraak van 21 september 2011 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de boete verminderd tot € 1.938 en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 31 oktober 2011, aangevuld bij brief van 30 november 2011. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

Op 23 maart 2012 en 26 maart 2013 zijn nadere stukken ontvangen van belanghebbende. Op 4 mei 2012 zijn nadere stukken ontvangen van de inspecteur. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 april 2013. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 tot en met 2.6 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’, de inspecteur als ‘verweerder’.

‘2.1. Eiser heeft in 2005 een uitkering van de Sociale Dienst ontvangen.

Het belastbaar inkomen uit werk en woning bedroeg in dat jaar € 8.661.

2.1.

Op 25 maart 2006 is langs elektronische weg de aangifte IB/PVV 2005 van eiser ingediend. In die aangifte is een bedrag van € 9.265 aan loon afkomstig van Unique uitzendbureau vermeld met een bedrag van € 3.564 aan ingehouden loonheffing alsmede een bedrag aan loon van € 5.261 afkomstig van Content uitzendbureau met een bedrag aan ingehouden loonheffing van € 2.561. Tevens is een bedrag van € 1.298 arbeidskorting in aanmerking genomen en is een bedrag van € 2.061 aan studiekosten in aftrek gebracht.

2.2.

Met dagtekening 16 mei 2006 is aan eiser conform de ingediende aangifte een voorlopige aanslag IB/PVV 2005 opgelegd, welke resulteerde in een teruggaaf van € 5.086 (€ 5.019 belasting en € 67 heffingsrente). Van het terug te ontvangen bedrag is € 97 verrekend met de aanslag over 2002 en is € 4.989 gestort op de rekening van eiser.

2.3.

Met dagtekening 27 maart 2008 is eveneens conform de aangifte een definitieve aanslag IB/PVV 2005 vastgesteld. Aangezien de definitieve aanslag gelijk is aan de voorlopige aanslag bedroeg het te betalen c.q. het te ontvangen bedrag € 0.

2.4.

Bij brief van 28 november 2008 heeft verweerder aan eiser aangegeven voornemens te zijn een navorderingsaanslag op te leggen inclusief een vergrijpboete van € 2.154 op grond van artikel 67e van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR).

2.5.

Met dagtekening 14 januari 2009 heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat de navorderingsaanslag inclusief de boete zal worden opgelegd.

2.6.

Met dagtekening 29 januari 2009 heeft verweerder de in geding zijnde navorderingsaanslag opgelegd. Deze aanslag leidde tot een te betalen bedrag van € 7.070, bestaande uit € 4.308 belasting, € 608 heffingsrente en € 2.154 boete.’

2.2.

In aanvulling hierop stelt het Hof de volgende feiten vast:

2.2.1.

De navorderingsaanslag is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.661 dat bestaat uit de door belanghebbende in 2005 genoten uitkering van de [Sociale Dienst] op grond van de Wet werk en bijstand van € 10.722 bruto, waarop € 1.795 loonheffing is ingehouden, en € 2.061 in aanmerking genomen studiekosten.

2.2.2.

Tot de gedingstukken behoort een formulier “Opgaaf elektronische handtekening” op naam van belanghebbende en gedateerd 25 maart 2006. De op het formulier geplaatste handtekening is een valse handtekening, niet gelijkend op die van belanghebbende.

Tot de gedingstukken behoort voorts een aan de gemachtigde toegezonden brief van de ontvanger van de Belastingdienst Amsterdam van 16 oktober 2009 waarin het volgende over de aanslagregeling ten aanzien van belanghebbende staat vermeld:

“Wat betreft de belastingteruggaven 2003 t/m 2007 is het volgende gebeurd:

- de teruggaaf 2003 ad € 622 is verrekend met de aanslag over 2001.

- de teruggaaf 2004 ad € 1.912 is verrekend met de aanslag 2002.

- van de teruggaaf 2005 ad € 5.086,00 is € 97,00 verrekend met de aanslag 2002 en € 4.989,00 is uitbetaald naar girorekening [nummer].

- voor 2006 is er een nihil-aanslag opgelegd, dus geen teruggaven.

- de teruggaaf 2007 ad € 1.691 is ook uitbetaald naar girorekening [nummer]”.

2.2.3.

Ten tijde van het opleggen van de voorlopige aanslag IB/PVV 2005 op 16 mei 2006 beschikte de Belastingdienst over de gegevens van de door belanghebbende in 2005 genoten uitkering van de gemeente [...].

2.2.4.

Bij het verweerschrift in hoger beroep is een geanonimiseerd overzichtsproces-verbaal van de FIOD gevoegd waarin het volgende staat vermeld:

‘2.1 Anonieme tip

Op 2 februari 2007 is bij de FIOD-ECD kantoor Haarlem een envelop binnengekomen met daarin onder meer een lijst met daarop de vermelding van 225 namen. Achter elke naam staat op deze lijst onder meer een bedrag vermeld, dat deze persoon als teruggave Inkomstenbelasting van de Belastingdienst ontvangen zou hebben en het jaar (2004 of 2005) waarop deze teruggave betrekking zou hebben. (…)

Op de lijst met 225 namen zat een geel post-it memoblaadje geplakt, waarop het volgende te lezen staat: aangiftes zijn vervalst iedereen krijgt ± 5.000,= € en moet 800 € aan [A] geven, haar teln. is

(…)

2.4

Vermoedelijke wijze van frauderen

Uit het hiervoor geverbaliseerde komt naar voren dat de verdachte NN [A] en NN “J”, vermoedelijk op verzoek van derden, op naam van deze derden aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2004 en 2005 hebben ingevuld met behulp van een aangifteprogramma op de computer en dat zij daarna deze aangiften elektronisch vanaf een computer met behulp van een modem naar de Belastingdienst hebben verzonden.

Vermoedelijk zijn door de Belastingdienst, op grond van deze ingediende aangiften, ten onrechte voorlopige teruggaven inkomstenbelasting verleend aan de personen op wiens naam de aangiften zijn ingediend, doordat in deze aangiften gefingeerde werkgevers (uitzendbureaus) zijn vermeld met daarbij gefingeerde bedragen aan brutoloon en hierop ingehouden loonheffing. Vermoedelijk is aan de verdachten NN [A] en NN “J” door hun ‘klanten” een gedeelte van de teruggaaf als commissie betaald als vergoeding voor hun “dienstverlening”.

2.5

Tripartiete Overleg (TPO)

Op 17 april 2007 is de zaak in het TPO met het Functioneel Parket te Amsterdam voor strafrechtelijk onderzoek geaccepteerd. De strafrechtelijke onderzoeken tegen (…) 25 verdachten, waarvan de totale teruggaaf de ATV-norm overschrijdt, zijn geaccepteerd in het TPO van 15januari 2008. Deze onderzoeken zijn, op één na (wegens het niet kunnen traceren van de betreffende verdachte), inmiddels afgerond en in drie tranches op 17 juni, 24 juni en 1juli 2008 door de politierechter van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam behandeld.

(...)

5.2.3

USB memory-stick

Verdachte (…) heeft als (voormalig) eigenaar van zijn administratiekantoor in het verleden kantoorruimte gehuurd bij (...) te Amsterdam. (...)

De beheerder van het pand heeft toen het kantoor (…) ontruimd en de inventaris in het archief gedeponeerd. Op grond van artikel 81 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen is hier een aantal voorwerpen in beslag genomen, waaronder een USB-memorystick.

Bij onderzoek naar de digitale inhoud van deze USB-stick werden hierop een aantal bestanden aangetroffen, (…)

Op genoemde USB-stick is, nadat hierop de zoekopdracht “Kluwer” was losgelaten, een lijst met namen aangetroffen, waarvan een groot aantal tevens op lijst D/001 voorkomt en te wiens name ergo middels het aangifteprogramma van Kluwer elektronisch een onjuiste aangifte inkomstenbelasting bij de Belastingdienst is ingediend.

(…)

5.2.4

Computer

Naast de USB-stick is op het voormalige kantooradres van verdachte (…) tevens een computer aangetroffen en in beslaggenomen. Ook op deze computer is de zoekslag “Kluwer” losgelaten.

Dit leverde eveneens een lijst met namen op, waarvan een groot aantal tevens op lijst 0/001 voorkomt en te wiens name ergo middels het aangifteprogramma van Kluwer elektronisch een onjuiste aangifte inkomstenbelasting is ingevuld.

2.2.5.

De FIOD-ECD heeft op de in het overzichtsproces-verbaal vermelde in beslag genomen computer en USB-stick onder meer de gegevens van belanghebbende aangetroffen.

2.2.6.

De Officier van Justitie heeft op 15 april 2008 toestemming gegeven om de informatie uit het FIOD-ECD-onderzoek te mogen gebruiken voor fiscale doeleinden. De FIOD-ECD heeft de namenlijsten die afkomstig waren van de computer en de USB-stick vervolgens op 17 april 2008 naar de Belastingdienst gezonden. De belastingplichtigen die op deze namenlijsten waren vermeld en waarvan de onjuiste aangifte eerder niet was gesignaleerd door de Belastingdienst, zijn allemaal na die datum aangeschreven door de Belastingdienst.

2.2.7.

Ter zitting in hoger beroep heeft belanghebbende verklaard dat hij zijn aangifte IB/PVV 2005 door een derde heeft laten indienen.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de met de navorderingsaanslag opgelegde vergrijpboete terecht is opgelegd. Voorts is in geschil de beschikking heffingsrente en de hoogte van de door de rechtbank toegekende proceskostenvergoeding.

Het bedrag van de navorderingsaanslag en de beslissing van de rechtbank in de geheimhoudingsprocedure zijn niet (meer) in geschil zodat het Hof er vanuit gaat dat alle op het geding betrekking hebbende stukken zijn ingebracht.

3.2.

Voor de standpunten van partijen in hoger beroep verwijst het Hof naar hetgeen in de gedingstukken is vermeld en naar hetgeen door partijen ter zitting is verklaard, zoals vastgelegd in het daarvan opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing