Home

Gerechtshof Amsterdam, 22-07-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2901, 12/00474

Gerechtshof Amsterdam, 22-07-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:2901, 12/00474

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
22 juli 2014
Datum publicatie
31 juli 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:2901
Zaaknummer
12/00474

Inhoudsindicatie

De door belanghebbende als huisvestingskosten getypeerde kosten en de kosten van (huid)verzorgende producten kunnen niet in mindering worden gebracht op het resultaat uit overige werkzaamheden.

Uitspraak

Kenmerk 12/00474

22 juli 2014

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[A], te[P], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk 10/5566 van de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Holland-Noord, kantoor Zaandam,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 13 augustus 2010 aan belanghebbende voor het jaar 2007 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (verder IB) berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 21.051 alsmede bij beschikking een bedrag van € 503 aan heffingsrente opgelegd.

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak, gedagtekend 10 september 2010, de aanslag verminderd tot een naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.058 en de beschikking heffingsrente verminderd tot € 451.

1.3.

De inspecteur heeft op 11 oktober 2011 de aanslag ambtshalve verminderd tot een bedrag van € 19.296 en de beschikking heffingsrente teruggebracht tot een bedrag van € 411.

1.4.

Bij uitspraak van 12 juni 2012, heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd, zoals deze op 11 oktober 2011 door de inspecteur ambtshalve zijn verminderd, de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 883,32 en gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 41 vergoedt.

1.5.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 27 juni 2012, aangevuld bij brief van 21 juli 2012. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Op 27 juli 2012, 3 september 2012, 9 december 2012, 14 mei 2014, 10 juni 2014 en 1 juli 2014 zijn nadere stukken ontvangen van belanghebbende. Deze zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juli 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in de onderdelen 2.1 tot en met 2.6 van haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’, de inspecteur als ‘verweerder’:

“2.1. Eiseres is geboren op 22 augustus 1953. In 2007 was eiseres gehuwd met[B] (hierna: de echtgenoot).

2.2.1.

De echtgenoot van eiseres is visueel gehandicapt en heeft een huidaandoening.

In verband hiermee is in 1986 aan de echtgenoot een vergunning verstrekt voor de bewoning van een zogenoemde “Wonen in een beschermde omgeving (WIBO)”-woning. Het huurcontract staat op naam van de echtgenoot. Eiseres is in 1995 bij haar echtgenoot in de WIBO-woning ingetrokken. Huur van de woning wordt deels betaald door eiseres. Er is in de woning geen afzonderlijke werkruimte aanwezig.

2.2.2.

Op grond van een besluit van het CIZ van 2 januari 2006 is de echtgenoot van eiseres geïndiceerd voor de functie persoonlijke verzorging, klasse 2, voor 2 tot 3,9 uur per week, over de periode 16 juni 2005 tot 10 juni 2010. Bedoelde persoonlijke verzorging werd in 2007 verleend door eiseres. In verband hiermee ontving zij over 2007 een vergoeding van € 3.266.

2.3.1.

Eiseres heeft voor het jaar 2007 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning (voor persoonsgebonden aftrek) van € 7.272. In haar aangifte heeft zij de volgende inkomsten en uitgaven in aanmerking genomen.

- looninkomsten

€ 19.709

- reisaftrek

-/- € 537

- bruto resultaat uit overige werkzaamheden

€ 3.266

af: kosten in verband met resultaat uit overige werkzaamheden

- huishoudkosten

€ 5.992

- werkplek Freelance diensten (huur etc)

€ 5.040

- telefoon

€ 430

- werkkleding

€ 1.730

- administratiekosten

€ 332

- persoonlijke verzorging

€ 1.103

Totaal

-/- € 14.627

- premies lijfrente

-/- € 539

- buitengewone uitgaven

-/- € 2.117

- giften

-/- € 262

Als toelichting bij de post resultaat uit overige werkzaamheden heeft eiseres in haar aangifte aangegeven “Thuiszorg[B]”.

2.3.2.

Verweerder is bij het vaststellen van de definitieve aanslag ib/pvv 2007 afgeweken van de door eiseres ingediende aangifte. Verweerder heeft de door eiseres in aanmerking genomen reiskosten ten bedrage van € 537 en de kosten in verband met het bruto resultaat uit overige werkzaamheden ten bedrage van € 14.627 niet in aftrek toegestaan. Dientengevolge heeft verweerder het belastbaar inkomen uit werk en woning voor persoonsgebonden aftrek vastgesteld op € 22.436. Het belastbaar inkomen uit werk en woning na persoonsgebonden aftrek is vastgesteld op € 21.051.

2.4.

Bij uitspraak op bezwaar is verweerder alsnog akkoord gegaan met een reisaftrek ten bedrage van € 993. Als gevolg hiervan heeft hij het belastbaar inkomen uit werk en woning na persoonsgebonden aftrek vastgesteld op € 20.058.

2.5.

Naar aanleiding van het mediationtraject heeft verweerder het belastbaar inkomen uit werk en woning van eiseres als volgt vastgesteld:

-loon uit dienstbetrekking € 19.709

-reiskosten € 993-/-

-resultaat uit overige werkzaamheden € 3.266

-administratiekosten € 332 -/-

-telefoonkosten € 430-/-

-premies lijfrente € 539-/-

-buitengewone uitgaven € 1.123-/-

-giften € 262-/-

_________

Belastbaar inkomen uit werk en woning € 19.296

2.6.

De kosten voor persoonlijke verzorging betreffen huidverzorgende producten (zalven, oliën, doekjes, bad- en verpleegproducten) ten behoeve van de echtgenoot.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan en voegt daaraan nog het volgende toe.

2.3.

Tot de door belanghebbende in haar aangifte opgevoerde “buitengewone uitgaven” (zie rechtbankuitspraak onder 2.3.1) behoren onder andere “uitgaven voor huisapotheek” ten bedrage van € 23.

2.4.

In zijn brief van 21 juni 2011 heeft de inspecteur belanghebbendes gemachtigde onder meer geschreven:

“de kosten van persoonlijke verzorging van de heer [B] […] zalven, oliën, doekjes, badproducten en verpleegproducten behoren tot de kosten huisapotheek, waarvoor al de vaste aftrek van € 23 per persoon werd verleend aan belanghebbenden”

2.5.

De echtgenoot heeft in zijn aangifte IB 2007 € 2.117 aan buitengewone uitgaven opgevoerd; hierin was € 23 aan “uitgaven voor huisapotheek” begrepen. Bij de aanslagregeling heeft de inspecteur - naast genoemde uitgaven van € 23 - € 1.100 aan buitengewone uitgaven in aanmerking genomen.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil of de door belanghebbende als ‘huisvestingskosten’ getypeerde kosten van € 5.040 [zie rechtbankuitspraak onder 2.3.1 “werkplek Freelance diensten (huur etc.”] en de kosten van (huid)verzorgende producten (als bedoeld onder 2.6 van de rechtbankuitspraak) van € 1.103 in mindering komen op het resultaat uit overige werkzaamheden.

3.2.

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken, waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

4 De overwegingen van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

3 Aanpassing fiscale behandeling werkruimte in eigen woning

6 Kosten

7 Beslissing