Home

Gerechtshof Amsterdam, 11-09-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:3930, 13/00631

Gerechtshof Amsterdam, 11-09-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:3930, 13/00631

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
11 september 2014
Datum publicatie
1 oktober 2014
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2014:3930
Zaaknummer
13/00631
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 3.81

Inhoudsindicatie

In 2009 is een vordering ontstaan op de Belastingdienst. Deze vordering is door de Belastingdienst in hetzelfde jaar verrekend met een schuld aan de Belastingdienst, ontstaan in 2008. Belanghebbende heeft in 2009 het bedrag van de verrekening genoten in de zin van de Wet IB 2001.

Uitspraak

kenmerk 13/00631

11 september 2014

uitspraak van de eerste enkelvoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 13/1618 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Zaandam, de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 19 september 2012 voor het jaar 2009 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.596. Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur bij beschikking € 397 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar van 8 februari 2013 heeft de inspecteur de aanslag en de beschikking gehandhaafd.

1.3.

Bij uitspraak van 11 september 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van de vernietigde uitspraak in stand blijven.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 22 oktober 2013.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2014. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak, waarin belanghebbende is aangeduid als ‘eiser’ en de inspecteur als ‘verweerder’, de volgende feiten vastgesteld:

2.1.

Eiser heeft aangifte ib/pvv voor het jaar 2009 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 10.826. Hierbij heeft hij een bedrag aan negatief loon in aanmerking genomen van € 6.061 ter zake van een terugbetaling aan het UWV.

2.2.

Verweerder is bij het vaststellen van de aanslag afgeweken van de aangifte en heeft de aanslag ib/pvv 2009 vastgesteld naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.596. Verweerder heeft daarbij een bedrag van € 6.061 aan inkomsten van het UWV in aanmerking genomen, en de door eiser opgegeven negatieve inkomsten van € 6.061 niet in aanmerking genomen.

2.2.

Het Hof voegt hieraan de volgende feiten toe, welke het ontleent aan de in eerste aanleg ingebrachte stukken.

2.3.1.

Volgens door het UWV verstrekte jaaropgaven heeft belanghebbende – naast zijn niet in het geschil zijnde uitkering ad € 14.551 - in het onderhavige jaar een bedrag van € 6.061 genoten. Op het bedrag van € 6.061 is geen loonheffing ingehouden.

2.3.2.

Bij brief van 1 januari 2009 heeft het UWV onder meer het volgende aan belanghebbende meegedeeld:

Uit onze gegevens blijkt dat u een bedrag van EUR 7.570,69 aan ons heeft terugbetaald.

Als u aangifte inkomstenbelasting doet dan kunt u in 2009 het bedrag dat u in 2008 aan UWV heeft terugbetaald opgeven als negatief loon.

2.3.3.

Bij brief van 17 mei 2013 is namens het UWV onder meer het volgende aan belanghebbende meegedeeld:

U hebt van ons een jaaropgave 2009 met een fiscaalloon van € 6.061 ontvangen. U geeft aan dat u dit bedrag nooit heeft ontvangen. (…)

[Belanghebbende] heeft een uitkering ontvangen in 2006 en 2007, dit geeft een positieve jaaropgaaf.

In 2008 wordt een vordering geboekt die ook in 2008 vereffend is. (…)

In 2009 is de vereffening ongedaan gemaakt en wordt de vordering afgeboekt.

2.3.4.

Bij e-mailbericht van 10 juni 2013 heeft een medewerker van de Belastingdienst bij het UWV informatie opgevraagd over de door belanghebbende in 2009 van het UWV ontvangen uitkeringen. In dit bericht wordt onder andere de volgende vraag gesteld:

Ik heb in 2009 de volgende UWV-uitkeringen doorgekregen:

NWW: € 10.187 ingehouden loonheffing € 2.113

toeslag € 4.364 ingehouden loonheffing € 905

NWW: € 6.061 inhouden loonheffing nihil

Klopt het dat alle drie de bedragen in 2009 zijn uitbetaald.

2.3.5.

Bij e-mailbericht van 10 juni 2013 is daarop namens het UWV als volgt geantwoord:

“[Ik] kan (…) u bevestigen dat [de in het onder 2.3.4 genoemde e-mailbericht vermelde] bedragen zijn uitbetaald.”

3 Geschil

Tussen partijen is – evenals bij de rechtbank – in geschil of belanghebbende in het onderhavige jaar een extra uitkering ter grootte van € 6.061 heeft genoten. Voorts is in geschil of bij het opleggen van de aanslag terecht heffingsrente in rekening is gebracht aan belanghebbende.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing