Home

Gerechtshof Amsterdam, 10-07-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4381, 13/00592

Gerechtshof Amsterdam, 10-07-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4381, 13/00592

Inhoudsindicatie

Nieuwe wettelijke systematiek van de informatiebeschikking dient te gelden in alle gevallen waarin de inspecteur op 1 juli 2011 bevoegd was zijn informatiebevoegdheden uit te oefenen en een informatiebeschikking te nemen. Omkering van de bewijslast dient evenwel plaats te vinden op grond van het niet doen van de vereiste aangifte.

De inspecteur heeft voor een deel van de omzetcorrectie de grenzen der redelijkheid van de schatting overschreden.

Uitspraak

kenmerk 13/00592

10 juli 2014

uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de commanditaire vennootschap [X] te [Z], belanghebbende,

gemachtigde: mr. F. Butselaar (Certa Legal Advocaten) te Amsterdam,

alsmede

op het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Amsterdam, de inspecteur,

tegen

de uitspraak in de zaak met kenmerknummer AWB 13/107 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 28 december 2011 aan belanghebbende voor het

tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna ook: OB) opgelegd tot een bedrag van € 117.519. Bij beschikkingen met dezelfde dagtekening is een bedrag van € 12.533 aan heffingsrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete opgelegd ten bedrage van € 58.759.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 23 november 2012 de naheffingsaanslag OB gehandhaafd, evenals de in verband daarmee in rekening gebrachte heffingsrente. De opgelegde vergrijpboete is door de inspecteur verminderd tot € 47.007.

1.3.

Bij uitspraak van 4 september 2013 heeft de rechtbank het hiertegen door belanghebbende ingestelde beroep gegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op de boetebeschikking, de uitspraak op bezwaar inzake de boetebeschikking vernietigd en de opgelegde vergrijpboete verminderd tot € 35.255 (30% van het bedrag van de naheffingsaanslag). Voorts heeft de rechtbank de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 708 en heeft zij gelast dat de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 42 vergoedt.

1.4.

Het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep van belanghebbende is bij het Hof ingekomen op 25 september 2013, aangevuld bij brief van 25 oktober 2013. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 april 2014. Tijdens deze zitting zijn de navolgende hogere beroepen en incidentele hogere beroepen gelijktijdig behandeld:

-

[A], inzake de hem opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV 2006, 2007, 2008 en 2009 (kenmerken Hof: 13/00588 t/m 13/00591);

-

[B], inzake de haar opgelegde navorderingsaanslagen IB/PVV 2006, 2007, 2008 en 2009 (kenmerken 13/00583 t/m 13/00586), navorderingsaanslag inkomensafhan-kelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (kenmerk 13/00587) en naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 (kenmerk 13/00582);

-

de commanditaire vennootschap [X], inzake de haar opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2009 (kenmerk 13/00592).

Al hetgeen in één van deze zaken is vermeld of verklaard, wordt eveneens geacht te zijn vermeld of verklaard in de andere gelijktijdig behandelde zaken. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak (waarin belanghebbende is aangeduid als eiseres en de inspecteur als verweerder) onder meer de volgende feiten vastgesteld:

“2.1. [A] (hierna: [A]) exploiteert in de vorm van een commanditaire vennootschap een café onder de naam [X] (hierna: eiseres). [A] is beherend vennoot van de CV en voor de helft tot de winst gerechtigd. De commandiet ([H]) is eveneens tot 50% van de winst gerechtigd.

2.2.

Het café is het gehele jaar geopend van maandag tot en met vrijdag van 10:00 uur tot 01:00 uur en in het weekend van 10:00 uur tot 03:00 uur. Alle verkopen worden contant afgerekend. Er is geen mogelijkheid om anders dan contant te betalen. Er wordt gewerkt in een ochtenddienst en een avonddienst. Wisseling van de dienst vindt plaats tussen 18:00 uur en 19:00 uur.

2.3.

De administratie wordt verzorgd door [A]. Hij verzorgt de eerste vastleggingen door het bijhouden van een kasboek. Tot en met juli 2006 werd het kasboek handmatig bijgehouden. Vanaf augustus 2006 wordt het kasboek in een Excelbestand bijgehouden. De digitale gegevens zijn niet bewaard gebleven.”

2.2.1.

Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat ook het Hof van die feiten uit.

2.2.2.

Het Hof voegt hieraan nog de volgende feiten toe.

2.3.

De onderneming van belanghebbende (hierna ook: de CV) is gevestigd in een pand (de begane grond en de eerste verdieping) aan de [adres 1] te [Z]. Op naam en voor rekening van de levenspartner van [A], mevrouw [B] (hierna ook: de partner), wordt in de vorm van een eenmanszaak coffeeshop ‘[C]’ (hierna ook: de coffeeshop) geëxploiteerd, die is gevestigd in het souterrain van het genoemde pand. [A] exploiteert sinds 2003 bovendien (in de vorm van een eenmanszaak) een café onder de naam ‘[E]’ (hierna ook: de Pub), welk café is gevestigd aan de [adres 2] te [Q].

2.4.

Belanghebbende heeft over de kalenderjaren 2006 tot en met 2009 de volgende totaalbedragen aan omzetbelasting op aangifte voldaan (in euro’s):

Aangegeven OB 6% Aangegeven OB 19%

omzet laag omzet hoog

incl. OB incl. OB

2006 62.417 3.533 492.653 78.658

2007 58.899 3.333 495.616 79.131

2008 78.682 4.453 454.672 72.594

2009 61.185 3.463 382.256 61.032

2.5.

Voorts gelden als hier ingelast de feiten die zijn vermeld onder 2.5.1 tot en met 2.12 in de gelijktijdig gedane uitspraak in de zaken met kenmerken 13/00588 t/m 13/00591 betreffende [A], van welke uitspraak een afschrift aan deze uitspraak is gehecht (hierna: de bijgevoegde uitspraak).

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals in eerste aanleg is in hoger beroep in geschil of de bestreden naheffingsaanslag en beschikkingen terecht en naar de juiste bedragen zijn vastgesteld. Meer specifiek zijn de volgende punten in geschil.

  1. Heeft de inspecteur de naheffingsaanslag terecht met toepassing van de sanctie van de omkering en verzwaring van de bewijslast vastgesteld?

  2. Indien de vorige vraag bevestigend wordt beantwoord, is in geschil of belanghebbende heeft doen blijken dat de naheffingsaanslag te hoog is vastgesteld en of deze aanslag berust op een redelijke schatting.

  3. Heeft de inspecteur terecht en naar de juiste bedragen een vergrijpboete opgelegd en heffingsrente in rekening gebracht?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het (hoger) beroep en primair tot vernietiging van de naheffingsaanslag, de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking. Subsidiair concludeert belanghebbende tot vermindering van de naheffingsaanslag tot een bedrag van € 54.006.

3.3.

De inspecteur concludeert in zijn incidentele hoger beroep tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing