Home

Gerechtshof Amsterdam, 18-06-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2913, 13/00661

Gerechtshof Amsterdam, 18-06-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:2913, 13/00661

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
18 juni 2015
Datum publicatie
15 juli 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:2913
Formele relaties
Zaaknummer
13/00661

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft een uitvoervergunning voor een tweetal wetenschappelijke manuscripten aangevraagd en verkregen. De manuscripten zijn uitgevoerd naar de Verenigde Staten van Amerika met gebruikmaking van de vergunning, alwaar zij zijn gepubliceerd in een wetenschappelijk magazine. Belanghebbende heeft desalniettemin bezwaar en (hoger) beroep aangetekend tegen de aan haar verleende vergunning, omdat zij van mening is dat geen vergunning is vereist voor de uitvoer van dergelijke manuscripten. Zij stelt een procesbelang te hebben bij haar bezwaar en (hoger) beroep vanwege eventuele toekomstige uitvoer van manuscripten. Belanghebbende wenst daarom van het Hof te vernemen of in casu sprake is van ‘fundamenteel wetenschappelijk onderzoek’ in de zin van verordening (EG) nr. 428/2009, waarvoor geen uitvoervergunning is vereist. Het Hof oordeelt dat belanghebbende geen procesbelang had bij het door haar ingediende bezwaarschrift en dat de Minister het bezwaar van belanghebbende daarom niet-ontvankelijk had dienen te verklaren.

Uitspraak

kenmerk 13/00661

18 juni 2015

uitspraak van de meervoudige douanekamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z], belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AWB 13/792 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, handelend namens de Minister van Economische zaken, de minister.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft, met dagtekening 24 april 2012 , een aanvraag ingediend voor een uitvoervergunning als bedoeld in Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad van 5 mei 2009, tot instelling van een communautaire regeling voor controle op de uitvoer, de overbrenging, de tussenhandel en de doorvoer van producten voor tweeërlei gebruik, Pb EU 29 mei 2009, L 134 (hierna: Verordening (EG) 428/2009) voor de uitvoer van twee manuscripten naar de Verenigde Staten van Amerika. Het betreft het manuscript ‘[MANUSCRIPT 1]’ en supplementeel materiaal (hierna: manuscript 1) en het manuscript ‘[MANUSCRIPT 2]’ en supplementeel materiaal (hierna: manuscript 2).

1.2.

De Centrale dienst voor in- en uitvoer (de inspecteur) heeft namens de Staatssecretaris van Economische Zaken bij besluit met dagtekening 27 april 2012 aan belanghebbende een individuele uitvoervergunning verleend, als bedoeld in artikel 9, tweede lid van Verordening (EG) nr. 428/2009, voor de uitvoer van voornoemde manuscripten naar de Verenigde Staten van Amerika.

1.3.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de minister bij uitspraak, gedagtekend 21 december 2012, het bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

Bij uitspraak van 20 september 2013 heeft de rechtbank het door belanghebbende

ingestelde beroep ongegrond verklaard.

1.5.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof per fax ingekomen op 31 oktober 2013. De minister heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend die door het Hof op 13 mei 2015 per faxbericht zijn ontvangen.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 mei 2015. Van het

verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

De rechtbank heeft in haar uitspraak de navolgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiser’ en de minister als ‘verweerder’:

“Op 24 april 2012 heeft eiser een aanvraag voor een vergunning uitvoer of doorvoer strategische goederen of sanctiegoederen bij verweerder ingediend. De aanvraag betreft twee manuscripten en supplementeel materiaal over [VIRUS]-virustechnologie, te weten: “[MANUSCRIPT 1]” en het daarbij gevoegde materiaal (manuscript 1) en “[MANUSCRIPT 2]” en het daarbij gevoegde materiaal (manuscript 2). Eiser heeft deze aanvraag onder protest van gehoudenheid gedaan.”

2.2.

Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan.

Het Hof vult de feiten als volgt aan.

2.3.

In een brief van 25 april 2012 van belanghebbende aan het Directoraat-Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen, Directie Handelspolitiek en Globalisering, vermeldt belanghebbende het volgende:

“Parallel aan deze aanvraag willen wij hierbij uitdrukkelijk aangegeven dat deze exportvergunning onder protest van gehoudenheid wordt aangevraagd. Uit deze aanvraag mag onder geen beding worden afgeleid dat het [X] uw standpunt, dat een exportvergunning voor deze of soortgelijke gevallen vereist zou zijn, onderschrijft. Omdat de elektronische aanvraagprocedure geen ruimte biedt voor het opnemen van onderhavig protest ontvangt u dit protest separaat aan de elektronische aanvraag. Dit protest is derhalve onlosmakelijk verbonden met de eerder vermelde vergunningsaanvraag.

Tot slot bevestigen wij de toezegging van de heer [A] om, parallel aan deze aanvraagprocedure, in samenspraak met vertegenwoordigers van de [B], met ons op de kortst mogelijke termijn vast te stellen of voor gevallen als de onderhavige de gestelde vergunningsplicht al dan niet van toepassing is.”

2.4.

In de vergunning zijn geen voorwaarden of beperkingen gesteld. Met gebruikmaking van de bestreden vergunning zijn de manuscripten uitgevoerd. Uitvoer van de manuscripten heeft plaatsgevonden ten behoeve van publicatie in het Amerikaanse tijdschrift ‘[C]’. Publicatie heeft plaatsgevonden op 22 juni 2012, afl. 6088, p. 1534-1541 (“[TITEL 1]” en p. 1541-1547, (“[TITEL 2]”).

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is bij het Hof in geschil de vraag of voor de uitvoer van de onder 1.1 genoemde manuscripten een uitvoervergunning is vereist op grond van Verordening (EG) 428/2009 en het Besluit strategische goederen. Partijen houdt met name verdeeld of sprake is van ‘fundamenteel wetenschappelijk onderzoek’ als bedoeld in de ‘algemene technologienoot’ bij bijlage I bij deze verordening. Tussen partijen is niet in geschil dat, zo sprake is van ‘fundamenteel wetenschappelijk onderzoek’, geen vergunning is vereist.

3.2.

Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de stukken van het geding waaronder het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting.

4 De overwegingen van de rechtbank

5 Wettelijk kader

6 Beoordeling van het geschil

7 Kosten

8 Beslissing