Home

Gerechtshof Amsterdam, 05-11-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4467, 14/00780

Gerechtshof Amsterdam, 05-11-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4467, 14/00780

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
5 november 2015
Datum publicatie
5 november 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:4467
Zaaknummer
14/00780
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 225, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 234, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 20

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting die is betaald, kan niet worden nageheven; ook al is in strijd met de voorschriften het verkeerde kenteken ingevoerd.

Uitspraak

Kenmerk 14/00780

5 november 2015

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 13/6167 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende

en

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 8 augustus 2013 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 58,30, bestaande uit € 2,40 aan parkeerbelasting en € 55,90 aan kosten naheffingsaanslag (verder ook: de Naheffingsaanslag).

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 20 september 2013, de Naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Bij mondelinge uitspraak van 5 september 2014 (waarvan het proces-verbaal op 15 september 2014 is verzonden), heeft de rechtbank als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):

“De rechtbank

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;

-

vernietigt de naheffingsaanslag;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

-

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 44 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Het door de heffingsambtenaar tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 17 oktober 2014. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. De heffingsambtenaar heeft op 23 september 2015 nadere stukken ingediend (met de aanduiding ‘Pleitnota’), waarvan afschriften naar belanghebbende zijn gezonden.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2015. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

Het Hof vindt aanleiding de feiten zelfstandig vast te stellen:

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van een auto met kenteken [1-...-..] (verder de Auto).

2.2.

Op 8 augustus 2013 heeft belanghebbende omstreeks 07:32 uur de Auto geparkeerd op de Anton Waldorpstraat ter hoogte van nummer 67, te Amsterdam (verder de Locatie).

2.3.

Op de Locatie was belanghebbende ingevolge de Verordening Parkeerbelastingen 2013-II en de daarbij behorende Tarieventabel 2013 van de gemeente Amsterdam (verder de Verordening Parkeerbelastingen) voor het parkeren parkeerbelasting verschuldigd.

2.4.

Vanaf 1 juli 2013 geldt in Amsterdam zogenaamd digitaal parkeren. Bij de parkeerautomaat dient het kenteken te worden ingevoerd en print de automaat in plaats van een ‘parkeerkaartje’ indien gewenst een “betaalbewijs”. Op de automaten staat de tekst:

“Indien per abuis een verkeerd kenteken wordt ingevoerd, dient u de parkeeractie te annuleren en deze opnieuw met juist kenteken te starten anders kan er een naheffingsaanslag worden opgelegd.”

2.5.

Belanghebbende heeft omstreeks 07:32 uur bij de dichtstbijzijnde parkeerautomaat € 2,60 betaald en - in plaats van het kenteken van de Auto – [2-...-.] ingevoerd. De automaat printte vervolgens het volgende document:

BETAALBEWIJS

Aankomst

: 8-8-2013 7:32

Betaald tot

: 8-8-2013 10:05

Bedrag

: € 2,60

Kenteken

: [2-...-.]

Automaat

: 15093

Ticketnummer

: 700

2.6.

Op 8 augustus 2013 heeft de heffingsambtenaar (de parkeercontroleur) om 09:54 uur geconstateerd dat de Auto op de Locatie stond geparkeerd en de Naheffingsaanslag (ten bedrage van € 2,40, exclusief kosten van € 55,90) opgelegd.

3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en daarbij het volgende overwogen:

“1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.

2. Eiser heeft aangevoerd dat hij wel parkeerbelasting heeft betaald, maar dat hij abusievelijk het kenteken van zijn oude leaseauto heeft ingevoerd ( [2-...-.] ) in plaats van het kenteken van zijn huidige auto. Eiser heeft een betaalbewijs overgelegd waarop is vermeld dat op 8 augustus 2013 op het tijdstip waarop de parkeerbelasting is nageheven, parkeerbelasting is betaald voor kenteken [2-...-.] . Verder heeft hij een bewijs overgelegd van de inname van de leaseauto met kenteken [2-...-.] op 26 juni 2013 door Leaseplan.

3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de parkeerder op grond van de Verordening parkeerbelastingen 2013-II bij de voldoening van de parkeerbelasting verplicht is het juiste kenteken van het geparkeerde voertuig op te geven. Indien niet het juiste kenteken wordt ingevoerd, is geen parkeerbelasting betaald voor de geparkeerde auto, hetgeen voor risico van betrokkene moet komen, aldus verweerder.

4. In een uitspraak van 7 mei 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:2631 heeft de rechtbank onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 8 januari 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3200, kort samengevat, overwogen dat de verplichting tot het invoeren van het juiste kenteken, gelet op de redactie van artikel 234 van de Gemeentewet, uitsluitend betrekking heeft op het doen van aangifte van parkeerbelasting. Het niet, niet volledig of onjuist invoeren van het kenteken van de auto waarmee wordt geparkeerd, doet niet af aan het in artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen neergelegde beginsel dat ter zake van een belasting die op aangifte moet worden voldaan, uitsluitend kan worden nageheven indien die belasting niet is betaald.

5. De bewijslast dat de verschuldigde parkeerbelasting niet is voldaan, rust in eerste instantie op verweerder. De omstandigheid dat de controleur geen betaling heeft waargenomen, bijvoorbeeld omdat hem bekend is dat niet ter zake van het kenteken parkeerbelasting is betaald, kan in het algemeen als toereikend bewijs dienen. De belastingplichtige heeft echter de mogelijkheid alsnog tegenbewijs te leveren. Het bewijs dat voor het parkeren van een auto is betaald kan derhalve op verschillende manieren worden geleverd, niet alleen door een juiste invoering van het kenteken bij de automaat. De rechter heeft vervolgens de vrijheid aan dat tegenbewijs de waarde toe te kennen die hem goeddunkt.

6. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser in dat tegenbewijs geslaagd. Uit het door eiser overgelegde betaalbewijs en het bewijs van inname leidt de rechtbank af dat eiser voor het parkeren waarop de naheffingsaanslag betrekking heeft, parkeerbelasting had voldaan. De rechtbank acht aannemelijk dat eiser daarbij per abuis het kenteken van zijn vorige auto heeft ingevoerd bij het betalen. Dat eiser voor een andere auto zou hebben betaald die ook in de omgeving van de betaalautomaat geparkeerd zou hebben gestaan, is gesteld noch aannemelijk.

7. Gelet op het voorgaande is de naheffingsaanslag ten onrechte opgelegd. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en de naheffingsaanslag.

8. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient verweerder het betaalde griffierecht aan eiser te vergoeden. Niet is gebleken dat sprake is van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.”

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de Naheffingsaanslag terecht is opgelegd.

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten en griffierecht

7 Beslissing