Home

Gerechtshof Amsterdam, 05-11-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4470, 14/01016

Gerechtshof Amsterdam, 05-11-2015, ECLI:NL:GHAMS:2015:4470, 14/01016

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
5 november 2015
Datum publicatie
5 november 2015
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2015:4470
Zaaknummer
14/01016
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 225, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 234, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 20

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting die is betaald, kan niet worden nageheven; ook al is in strijd met de voorschriften het verkeerde kenteken ingevoerd.

Uitspraak

Kenmerk 14/01016

5 november 2015

uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam, de heffingsambtenaar,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 14/1116 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

[X] , wonende te [Z] , belanghebbende

en

de heffingsambtenaar.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft met dagtekening 7 december 2013 aan belanghebbende een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 58,90, bestaande uit € 3,00 aan parkeerbelasting en € 55,90 aan kosten naheffingsaanslag (verder ook: de Naheffingsaanslag).

1.2.

Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak, gedagtekend 10 januari 2014, de Naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Bij mondelinge uitspraak van 30 oktober 2014 (waarvan het proces-verbaal op 10 november 2014 is verzonden), heeft de rechtbank als volgt beslist (in de uitspraak van de rechtbank wordt belanghebbende aangeduid als ‘eiser’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’):

“De rechtbank

-

verklaart het beroep gegrond;

-

vernietigt de bestreden uitspraak;

-

vernietigt de naheffingsaanslag;

-

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

-

draagt verweerder op het door eiser betaalde griffierecht van € 45 aan eiser te vergoeden.”

1.4.

Het door de heffingsambtenaar tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 18 december 2014. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. De heffingsambtenaar heeft op 23 september 2015 nadere stukken ingediend (met de aanduiding ‘Pleitnota’), waarvan afschriften naar belanghebbende zijn gezonden.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2015.

Van de zijde van belanghebbende, die voor de zitting is uitgenodigd bij aangetekende brief met dagtekening 22 juni 2015 verzonden naar het adres ( [...] te [Z] ), is niemand verschenen. Blijkens gegevens van PostNL (‘Track & Trace’) is de brief op 2 juli 2015 afgehaald op de afhaallocatie en is voor ontvangst getekend.

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

Het Hof vindt aanleiding de feiten zelfstandig vast te stellen:

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van een auto met kenteken [V.-..-..] (verder de Auto).

2.2.

Op 7 december 2013 heeft belanghebbende omstreeks 13:29 uur de Auto geparkeerd op de Conradstraat ter hoogte van nummer 152, te Amsterdam (verder de Locatie).

2.3.

Op de Locatie was belanghebbende ingevolge de Verordening Parkeerbelastingen 2013-II en de daarbij behorende Tarieventabel 2013 van de gemeente Amsterdam (verder de Verordening Parkeerbelastingen) voor het parkeren parkeerbelasting verschuldigd.

2.4.

Vanaf 1 juli 2013 geldt in Amsterdam zogenaamd digitaal parkeren. Bij de parkeerautomaat dient het kenteken te worden ingevoerd en print de automaat in plaats van een ‘parkeerkaartje’ indien gewenst een “betaalbewijs”. Op de automaten staat de tekst:

“Indien per abuis een verkeerd kenteken wordt ingevoerd, dient u de parkeeractie te annuleren en deze opnieuw met juist kenteken te starten anders kan er een naheffingsaanslag worden opgelegd.”

2.5.

Belanghebbende heeft omstreeks 13:29 uur bij de dichtstbijzijnde parkeerautomaat € 22,55 betaald en - in plaats van het kenteken van de Auto - een V ingevoerd. De automaat printte vervolgens het volgende document:

BETAALBEWIJS

Betaald van

: 7-12-2013 13:29

[…]

[…]

Betaald tot

: 9-12-2013 9:00

BETALING

Bedrag

: € 22,55

Datum:

07/12/2013 13:33

Kenteken

: V

[…]

[…]

Automaat

: 11293

Totaal:

22,55 EUR

Ticketnummer

: 5356

2.6.

Op 7 december 2013 heeft de heffingsambtenaar (de parkeercontroleur) om 14:10 uur geconstateerd dat de Auto op de Locatie stond geparkeerd en de Naheffingsaanslag (ten bedrage van € 3,00, exclusief kosten van € 55,90) opgelegd.

3 Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en daarbij het volgende overwogen:

“1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.

2. Eiser heeft aangevoerd dat hij de verschuldigde parkeerbelasting wel heeft betaald, maar dat hij door problemen bij het invoeren van zijn kenteken in de parkeerautomaat er niet in is geslaagd zijn kenteken in te voeren. Omdat hij dringend naar zijn werk moest, had hij geen tijd om een andere parkeerautomaat te zoeken.

3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de parkeerder op grond van het Uitvoerings- en aanwijzingsbesluit op grond van de Verordening parkeerbelastingen 2013-II en de Parkeerverordening 2013 bij de voldoening van de parkeerbelasting verplicht is het juiste kenteken van het geparkeerde voertuig op te geven. Indien niet het juiste kenteken wordt ingevoerd, is geen parkeerbelasting betaald voor de geparkeerde auto, hetgeen voor risico van betrokkene moet komen, aldus verweerder.

4. In een uitspraak van 7 mei 2014, ECLI:NL:RBAMS:2014:2631 heeft de rechtbank onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 8 januari 1997, ECLI:NL:HR:1997:AA3200, kort samengevat, overwogen dat de verplichting tot het invoeren van het juiste kenteken, gelet op de redactie van artikel 234 van de Gemeentewet, uitsluitend betrekking heeft op het doen van aangifte van parkeerbelasting. Het niet, niet volledig of onjuist invoeren van het kenteken van de auto waarmee wordt geparkeerd, doet niet af aan het in artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen neergelegde beginsel dat ter zake van een belasting die op aangifte moet worden voldaan, uitsluitend kan worden nageheven indien die belasting niet is betaald.

5. De bewijslast dat de verschuldigde parkeerbelasting niet is voldaan, rust in eerste instantie op verweerder. De omstandigheid dat de controleur geen betaling heeft waargenomen, bijvoorbeeld omdat hem bekend is dat niet ter zake van het kenteken parkeerbelasting is betaald, kan in het algemeen als toereikend bewijs dienen. De belastingplichtige heeft echter de mogelijkheid alsnog tegenbewijs te leveren. Het bewijs dat voor het parkeren van een auto is betaald kan derhalve op verschillende manieren worden geleverd, niet alleen door een juiste invoering van het kenteken bij de automaat. De rechter heeft vervolgens de vrijheid aan dat tegenbewijs de waarde toe te kennen die hem goeddunkt.

6. Naar het oordeel van de rechtbank is eiser in dat tegenbewijs geslaagd. Eiser heeft een betaalbewijs overgelegd waaruit blijkt dat hij op de datum en het tijdstip waarop de naheffingsaanslag is opgelegd, parkeerbelasting heeft betaald. Mede gelet op zijn consistente verklaring in de stukken en ter zitting, welke verklaring wordt ondersteund door het betaalbewijs waar uitsluitend de letter “V” is vermeld, acht de rechtbank aannemelijk dat eiser de parkeerbelasting heeft betaald voor zijn geparkeerde auto, maar dat hij er niet in is geslaagd het juiste kenteken in te voeren. Dat eiser voor een andere auto zou hebben betaald die ook in de omgeving van de betaalautomaat geparkeerd zou hebben gestaan, is gesteld noch aannemelijk. De naheffingsaanslag is dan ook ten onrechte opgelegd.

7. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt de bestreden uitspraak en vernietigt de naheffingsaanslag. Verweerder dient het door eiser betaalde griffierecht van

€ 45 aan hem te vergoeden. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien haar niet is gebleken dat eiser in verband met de behandeling van het beroep kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.”

4 Geschil in hoger beroep

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten en griffierecht

7 Beslissing