Home

Gerechtshof Amsterdam, 29-03-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1213, 15/00662

Gerechtshof Amsterdam, 29-03-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:1213, 15/00662

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
29 maart 2016
Datum publicatie
5 juli 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:1213
Zaaknummer
15/00662

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting. Voldoende kenbaar dat de parkeerbelasting verschuldigd was.

Uitspraak

Kenmerk 15/00662

29 maart 2016

uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] , belanghebbende,

tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk AMS 15/1656 van de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) in het geding tussen

belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de Belastingdienst, de heffingsambtenaar,

(gemachtigde mr. B. Brekveld).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende op 23 oktober 2014 een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd (hierna: de naheffingsaanslag) ten bedrage van € 55,60 (inclusief € 55,50 aan kosten).

1.2.

Na hiertegen gemaakt bezwaar heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar, gedagtekend 30 januari 2015, de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep ingesteld. Bij uitspraak van 8 juli 2015 heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard.

1.4.

Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is bij het Hof ingekomen op 21 augustus 2015, en nader aangevuld op 21 september 2015. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Tussen partijen vaststaande feiten

2.1.

De rechtbank heeft in zijn uitspraak (waarin belanghebbende als ‘eiseres’ en de heffingsambtenaar als ‘verweerder’ wordt aangeduid) de volgende feiten vastgesteld:

1. Eiser heeft 20 oktober 2014 (Hof: bedoeld is 23 oktober 2014) zijn auto met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) op of omstreeks 14.39 uur geparkeerd aan de [adres] te [plaats] (verder: de Locatie). Bij (…) de controle(…) heeft de parkeercontroleur geen betaling van parkeerrechten (voor ‘parkeerrechten’ leest het Hof ‘parkeerbelasting’) voor (het parkeren van) de auto geconstateerd. Als gevolg daarvan (is) aan eiser de betwiste naheffingsaanslag(…) opgelegd, bestaande (uit) € 0,10 aan parkeerbelasting en € 55,50 aan kosten van de naheffing.

2.2.

Nu tegen de feitenvaststelling door de rechtbank, als hiervoor vermeld, door partijen geen bezwaren zijn ingebracht, gaat het Hof ook van die feiten uit. Het Hof tekent hierbij aan dat belanghebbende weliswaar bestrijdt dat de auto op de plek stond, die te zien is op een afdruk van google streetview (op welke afdruk een parkeerautomaat te zien is en de ingang van een instelling die kennelijk op huisnummer [nummer] aan de [adres] te [plaats] is gevestigd). Maar, omdat de rechtbank niet heeft vastgesteld dat deze afdruk de Locatie weergeeft, en niet in geschil is dat de betreffende instelling is gehuisvest in een gebouw dat bijna 200 meter lang is, en belanghebbende ook niet bestreden heeft dat hij ter hoogte van dat gebouw heeft geparkeerd, ziet het Hof hierin geen reden om de feitenvaststelling van de rechtbank op dit punt niet te volgen.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Evenals bij de rechtbank is in hoger beroep in geschil of de naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd. Daarbij spitst het geschil zich toe op de vraag of het voor belanghebbende voldoende kenbaar was dat hij op de Locatie voor het parkeren parkeerbelasting verschuldigd was.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting van het Hof hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Het oordeel van de rechtbank

5 Beoordeling van het geschil

6 Kosten

7 Beslissing