Home

Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2090, 15/00067 en 15/00068

Gerechtshof Amsterdam, 31-05-2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:2090, 15/00067 en 15/00068

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
31 mei 2016
Datum publicatie
8 juni 2016
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2016:2090
Zaaknummer
15/00067 en 15/00068

Inhoudsindicatie

Evenals de rechtbank is het Hof van oordeel dat noch de door belanghebbende gestelde overschrijding van de geluidsnorm, noch in de gestelde toename van de geluidsoverlast van de N242, noch in de te verwachten geluidsoverlast van de aan te leggen N23 aanleiding is de vastgestelde waarde te verlagen. Deze overschrijding en (de te verwachten) overlast gelden namelijk evenzeer voor het nabij gelegen pand, zodat de gestelde overlast al verdisconteerd is in de verkoopcijfers waarmee de woning mee wordt vergeleken.

Uitspraak

kenmerk 15/00067 en 115/00068

31 mei 2016

uitspraak van de tiende enkelvoudige belastingkamer

op de hoger beroepen van

[X] te [Z] , belanghebbende,

tegen

de uitspraken in de zaken met kenmerken ALK 13/468 en ALK 13/2150 van de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank) van 12 januari 2015 in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Langedijk, de heffingsambtenaar,

(G.L. Blom-Commandeur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met dagtekening 29 februari 2012 de waarde van de onroerende zaak [adres 1] (hierna: de woning) voor het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 naar de waardepeildatum 1 januari 2011 (hierna ook: WOZ-tijdvak 2012) (procedurenummer 15/00068) vastgesteld op € 529.000.

1.1.2.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking krachtens artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) met dagtekening 28 februari 2013 de waarde van de woning voor het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 naar de waardepeildatum 1 januari 2012 (hierna ook: WOZ-tijdvak 2013) (procedurenummer 15/00067) vastgesteld op € 509.000.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de onder 1.1.1 en 1.1.2 genoemde waardebeschikkingen. Bij (afzonderlijke) uitspraken op bezwaar van 4 februari 2013 respectievelijk 15 november 2013 heeft de heffingsambtenaar de bezwaren ongegrond verklaard en de waardebeschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Bij (afzonderlijke) uitspraken van 12 januari 2015 heeft de rechtbank de door belanghebbende ingestelde beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

De tegen deze uitspraken door belanghebbende ingestelde (in twee afzonderlijke geschriften vervatte) hoger beroepen zijn (beide) bij het Hof ingekomen op 19 februari 2015. De heffingsambtenaar heeft verweerschriften ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2016. Belanghebbende is in persoon verschenen, en namens de heffingsambtenaar is verschenen G.L. Blom-Commandeur. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2 Feiten

2.1.

In hoger beroep zijn de volgende feiten komen vast te staan.

2.2.

Belanghebbende is eigenaar van de woning. Deze betreft een aan het water gelegen perceel grond met een oppervlakte van 1.072 m² en daarop een vrijstaand huis, gebouwd in 1992, met een inhoud van circa 576 m³ en een aangebouwde garage.

2.3.

Achter de woning ligt gescheiden door een groenstrook en water op circa 150 meter afstand de N242. De N23, welke N-weg momenteel nog in aanbouw is, zal worden aangesloten op het tracé van de N242.

2.4.

De heffingsambtenaar heeft in de procedure met nummer 15/00068 betreffende het WOZ-tijdvak 2012 een taxatierapport laten opstellen. In het taxatierapport dat op 8 mei 2013 door R. Elings is opgemaakt, is de woning getaxeerd op € 540.000. Naast de gegevens van de woning zijn in dit taxatierapport vermeld de verkoopgegevens van de volgende vergelijkingsobjecten:

- [adres 2] (inhoud 717 m³, perceelgrootte 1161 m² + berging en drie dakkapellen) op 15 juli 2010 verkocht voor € 685.000;

- [adres 3] (inhoud 713 m³, perceelgrootte 1208 m² + aangebouwde garage + twee dakkapellen) op 3 januari 2012 verkocht voor € 835.000 en

- [adres 4] (inhoud 557 m³, perceelgrootte 1640 m² + aangebouwde garage + berging/schuur + dakkapel) op 25 juli 2011 verkocht voor € 650.000.

2.5.

De heffingsambtenaar heeft in de procedure met nummer 15/00067 betreffende het WOZ-tijdvak 2013 een taxatierapport als gedingstuk ingebracht. In het taxatierapport dat op 11 november 2014 door Blom-Commandeur, voornoemd, is opgemaakt, is de woning getaxeerd op € 532.000. Naast de gegevens van de woning zijn in dit taxatierapport vermeld de verkoopgegevens van de volgende vergelijkingsobjecten:

- [adres 4] (inhoud 557 m³, perceelgrootte 1.640 m² + aangebouwde garage + berging/tuinhuis + dakkapel) op 25 juli 2011 verkocht voor € 650.000;

- [adres 5] (inhoud 560 m³, perceelgrootte 1.185 m² + inpandige garage + berging/tuinhuis) op 28 augustus 2011 verkocht voor € 560.000;

- [adres 6] (inhoud 584 m³, perceelgrootte 1.789 m² + inpandige garage) op 1 september 2011 verkocht voor € 622.500 en

- [adres 3] (inhoud 713 m³, perceelgrootte 1.208 m² + aangebouwde garage + twee dakkapellen) op 3 januari 2012 verkocht voor € 835.000.

Ter zitting in eerste aanleg heeft de heffingsambtenaar onweersproken verklaard dat voor wat betreft de objectkenmerken van de vergelijkingsobjecten dient te worden uitgegaan van de kenmerken vermeld op pagina 6 (zes) van het taxatierapport van 11 november 2014.

3 Geschil in hoger beroep

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de heffingsambtenaar de WOZ-waarden met betrekking tot het WOZ-tijdvak 2012 respectievelijk het WOZ-tijdvak 2013 tot een te hoog bedrag heeft vastgesteld.

3.2.

Belanghebbende bepleit in hoger beroep zowel voor het WOZ-tijdvak 2012 als het WOZ-tijdvak 2013 een WOZ-waarde van € 450.000. De heffingsambtenaar verdedigt de door hem vastgestelde WOZ-waarden van € 529.000 (WOZ-tijdvak 2012) respectievelijk € 509.000 (WOZ-tijdvak 2013) en concludeert om die reden dat de uitspraken van de rechtbank moeten worden bevestigd.

3.3.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Voor hetgeen zij daaraan ter zitting hebben toegevoegd wordt verwezen naar het van het verhandelde ter zitting opgemaakte proces-verbaal.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing