Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-11-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8520, BK 12/00112

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-11-2013, ECLI:NL:GHARL:2013:8520, BK 12/00112

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 november 2013
Datum publicatie
15 november 2013
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2013:8520
Zaaknummer
BK 12/00112

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of de Heffingsambtenaar belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer: 12/00112

uitspraakdatum: 12 november 2013

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z](hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 21 februari 2012, nummer AWB 11/285, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Ooststellingwerf (hierna: de Heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Op 4 december 2009 heeft de Heffingsambtenaar belanghebbende een nota leges bouwvergunning (hierna: legesnota) toegezonden, ten bedrage van € 111.245,-. Tegen deze factuur heeft belanghebbende een bezwaarschrift ingediend.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar het ingediende bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 21 februari 2012 gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven, bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit, de Heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 874 en bepaald dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 298 vergoedt.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2013 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A], als de gemachtigde van belanghebbende, vergezeld door [B], de directeur van belanghebbende alsmede mr. [C], namens de Heffingsambtenaar, bijgestaan door [D].

1.7

Partijen hebben een pleitnota voorgelezen en overgelegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

1.9

Het Hof heeft het onderzoek ter zitting gesloten, maar dit onderzoek nadien heropend om de Heffingsambtenaar in de gelegenheid te stellen alsnog de (volledige tekst van de) Verordening op de heffing en de invordering van leges 2008 (hierna: de Legesverordening) alsmede de van toepassing zijnde gemeentelijke bouwverordening te overleggen.

1.10

Nadat de – onder 1.9 – bedoelde stukken door de griffier zijn ontvangen en aan de wederpartij in afschrift zijn verstrekt, hebben partijen desgevraagd schriftelijk verklaard af te zien van een nadere mondelinge behandeling.

1.11

Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2 De vaststaande feiten

2.1

Door middel van een daartoe bestemd formulier is op 20 mei 2008 door [E] (hierna: [E]) namens [F] B.V., een reguliere bouwvergunning aangevraagd voor het oprichten van 36 recreatiewoningen met buitenbergingen te [L], plaatselijk bekend [a-straat] 1. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ooststellingwerf (hierna: het college) heeft de gevraagde vergunning op 7 september 2009 verleend aan [E]. Op 24 september 2009 heeft de Heffingsambtenaar de legesnota naar [E] gezonden ter zake van de aanvraag van de bouwvergunning met nummer [00000000]. Het door belanghebbende namens [E] tegen deze factuur ingediende bezwaarschrift van 12 november 2009, is bij uitspraak op bezwaar van 8 februari 2010 niet-ontvankelijk verklaard. Tegen deze uitspraak is geen beroep ingesteld.

2.2

Op 12 november 2009 heeft belanghebbende de gemeente geschreven:

“Tevens hebben wij verzocht de nota op naam van [X] b.v. te stellen.”.

2.3

Bij brief van 26 november 2009 heeft het college belanghebbende ter zake van het hiervoor – onder 2.2 – bedoelde verzoek meegedeeld:

“Wij hebben de aan de heer [E] verleende bouwvergunning overgeschreven op naam van [X] bv. Een afschrift van de betrokken overschrijving gaat hierbij. De nota zal op naam van [X] bv. worden gesteld. Binnenkort zal de nota aan u worden toegezonden. (…)”.

2.4

Bij schrijven van eveneens 26 november 2009 schrijft het college aan [E]:

“Naar aanleiding van het namens [F] en [X] gedane verzoek van Architektenburo [G] te [M], schrijven wij – op basis van artikel 10.3 van de gemeentelijke bouwverordening – de aan de heer [E] op 7 september 2009 (…) verleende bouwvergunning (…) over op naam van: [X] bv (…)”.

2.5

Bij nota van 4 december 2009 zijn belanghebbende de leges voor de bouwvergunning ad € 111.245 in rekening gebracht eveneens ter zake van de aanvraag van de bouwvergunning met nummer [00000000]. Bij creditnota van 30 november 2009 is de (aan [E] gestuurde) legesnota volledig gecrediteerd.

Bij brief van 5 januari 2010 heeft de gemachtigde van belanghebbende een bezwaarschrift ingediend tegen de nota van 4 december 2009. Bij uitspraak op bezwaar van 20 december 2010 heeft de Heffingsambtenaar het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard, omdat, naar zijn mening, de bestreden legesnota van 4 december 2009 geen nieuwe beschikking was, maar slechts een nieuw op naam gestelde legesnota. Tegen deze uitspraak is beroep ingesteld bij de Rechtbank.

2.6

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit geheel in stand blijven.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is het antwoord op de vraag of de Heffingsambtenaar belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaar.

3.2

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot terugwijzing van de zaak naar de Rechtbank.

3.3

De Heffingsambtenaar beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 – vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt voorts aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing