Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-05-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3923, 13/01030

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13-05-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:3923, 13/01030

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
13 mei 2014
Datum publicatie
23 mei 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:3923
Zaaknummer
13/01030

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Aftrekbare alimentatieverplichting? Duurzaam gescheiden leven? Betaalde hypotheekrente.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/01030

uitspraakdatum: 13 mei 2014

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] , wonende te [Z] (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 26 september 2013, nummer AWB 12/3027, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.932. Tevens is een bedrag van € 78 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 mei 2012 de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 26 september 2013 het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.932 waarbij rekening dient te worden gehouden met de arbeidskorting en de doorwerkbonus.

1.4.

Belanghebbende heeft bij brief van 2 oktober 2013, ingekomen bij het Hof op 3 oktober 2013, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2014. De zaken met de nummers 13/01030 en 13/01154 tot en met 13/01156, zijn gezamenlijk behandeld. Belanghebbende is verschenen, bijgestaan door [A], belastingadviseur te [Z]. Namens de Inspecteur is verschenen [B].

1.8.

Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota moet als hier ingelast worden aangemerkt.

1.9.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende, geboren op 23 augustus 1943, is in het onderhavige jaar 2009 gehuwd met [C] (hierna: de echtgenote). Uit dit huwelijk zijn drie kinderen geboren. Deze kinderen zijn geboren in 1986, 1988 en 1989. In maart 2005 hebben belanghebbende en zijn echtgenote de echtelijke samenleving verbroken. De echtgenote en de kinderen zijn in de echtelijke woning te [Z] – van welke woning belanghebbende en de echtgenote mede-eigenaar zijn – blijven wonen. In het onderhavige jaar wonen de echtgenote en de jongste twee kinderen – beiden volgen op dat moment een politieopleiding – nog in deze woning. Belanghebbende woont in 2009 in een andere woning te [Z]. Het huwelijk is in december 2010 door echtscheiding ontbonden.

2.2.

Belanghebbende en de echtgenote hadden tot 2010 een gezamenlijke bankrekening met nummer [0000.00.000]. Via deze rekening werd onder meer de hypotheekrente betaald ter zake van de echtelijke woning te [Z]. De AOW-uitkering en het pensioen van belanghebbende – in 2009 een bedrag van in totaal € 18.956 – zijn tot 2010 rechtstreeks overgemaakt naar deze bankrekening.

2.3.

De echtgenote heeft in 2009 een inkomen genoten van ongeveer € 30.000.

2.4.

In belanghebbendes aangifte IB/PVV 2009 is het volgende aangegeven:

-Inkomen uit tegenwoordige arbeid ([D]) € 20.494

-Inkomsten uit vroegere arbeid (AOW en pensioen) 20.778

-Inkomsten uit eigen woning

Eigenwoningforfait: 0,55% van € 178.000 979

Aftrek: rente eigenwoningschuld -/- 8.818

Belastbare inkomen uit eigen woning -/- 7.839

Toegerekend aan belanghebbende -/- 4.339

-Belastbaar inkomen uit werk en woning 36.933

2.5.

Tot de gedingstukken behoort een verklaring van de ex-echtgenote. Deze verklaring luidt als volgt:

“Verslag van bevindingen.

Op 29 februari 2012 heb ik, [E], ambtenaar van de Belastingdienst, werkzaam bij de Belastingdienst Randmeren, kantoor Almere tevens Buitengewoon opsporingsambtenaar (…) gesproken met

Naam : Mw. [C]

Woonadres : [a-straat] 230 te [L]

Nationaliteit : nederlandse

BSN nummer : (…)

Gehoorde heeft zich gelegitimeerd aan de hand van een paspoort nummer (…),

Aanleiding van dit gesprek was een melding van ID-fraude door de inmiddels ex-echtgenoot [belanghebbende].

[C] verklaarde het volgende:

Wij zijn in 2005 duurzaam gescheiden, ik ben op het adres [a-straat] 230 te [Z] achtergebleven samen met onze drie dochters. [Belanghebbende] is naar onze caravan in Frankrijk vertrokken. Daarna leefde [belanghebbende] op kamers maar wilde daar niet ingeschreven staan, dit in verband met het belang van de verhuurder. Wij leefden tot juni 2010 duurzaam gescheiden en deelden de gemeenschappelijke rekening. Afspraak was dat [belanghebbende] wekelijks zakgeld zou opnemen. Ik heb inderdaad een DIGID voor [belanghebbende] aangevraagd, wij waren gehuwd en ik deed altijd al de aangiftes Inkomstenbelasting voor ons samen. De teruggaves kwamen ook op onze gemeenschappelijke rekening binnen. De jaaropgaves van de pensioenen van [belanghebbende] kwamen op ons adres aan de [a-straat] 230 te [Z] binnen. Later is [belanghebbende] ook nog gaan werken, deze jaaropgave kwam op zijn eigen adres binnen. [Belanghebbende] heeft mij de jaaropgave 2009 van zijn tegenwoordige dienstbetrekking verstrekt. Deze had ik nodig voor het indienen van de aangifte 2009. Er zijn nooit afspraken gemaakt over alimentatie. Wij leefden duurzaam gescheiden en ieder ging zijn eigen gang. [Belanghebbende] is altijd overal van op de hoogte geweest. Het geld wat op onze gemeenschappelijke rekening binnenkwam is gebruikt om onze leningen af te lossen. Ik heb de aangiftes altijd op dezelfde manier ingevuld als voor onze scheiding. Ik heb altijd de hypotheekrente voor 50% aan een ieder toebedeeld voor aftrek. U krijgt van mij een kopie van de jaaropgaaf 2009 van [belanghebbende], hieruit kunt u zijn toenmalige verblijfsadres zien.

Aldus op ambtseed opgemaakt te [Z], 29 februari 2012.”

2.6.

Met dagtekening 9 november 2011 is aan belanghebbende de definitieve aanslag IB/PVV 2009 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.932.

2.7.

De Rechtbank heeft geoordeeld dat van aftrekbare alimentatieverplichtingen geen sprake is, zodat wordt uitgegaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 36.932.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of sprake is van een aftrekbare alimentatieverplichting. Belanghebbende betoogt uitsluitend, hetgeen hij ter zitting desgevraagd heeft bevestigd, dat bij het vaststellen van de aanslag IB/PVV 2009 ten onrechte een renteaftrek voor de eigenwoningschuld in aanmerking is genomen van € 4.339 – hetgeen de Inspecteur heeft bevestigd – maar dat hij daarvoor in de plaats € 8.818 – het totale bedrag van de betaalde hypotheekrente – aan kosten van levensonderhoud (alimentatie) heeft betaald aan de echtgenote van wie hij in dat jaar duurzaam gescheiden leefde. De Inspecteur bestrijdt deze aftrek.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur, en tot vermindering van de aanslag tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk woning van € 36.932 -/- (€ 8.818 -/- € 4.339), ofwel € 32.453. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Overwegingen

5 Proceskosten

6 Beslissing