Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-06-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:5065, 13/00597

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-06-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:5065, 13/00597

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
24 juni 2014
Datum publicatie
4 juli 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:5065
Zaaknummer
13/00597

Inhoudsindicatie

Wet WOZ. Waarde vrijstaande woning in goede justitie bepaald door hof.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/00597

uitspraakdatum: 24 juni 2014

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

ir. [X], wonende te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 april 2013, nummer AWB 12/4092, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rijnwaarden (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaak [a-straat] 3a te [Z], voor het kalenderjaar 2011, naar waardepeildatum 1 januari 2010, vastgesteld op € 538.000. Tegelijk met deze beschikking is voorts de aanslag onroerendezaakbelasting 2011 (OZB) vastgesteld op € 506,25.

1.2

De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 2 juli 2012 de beschikking en de aanslag OZB gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 18 april 2013 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd, de vastgestelde waarde verminderd tot € 450.000 en de opgelegde aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd.

1.4

Belanghebbende heeft bij brief van 23 mei 2013, ingekomen bij het Hof op 24 mei 2013, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Belanghebbende heeft een nader stuk ingediend.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 april 2014 te Arnhem. Belanghebbende is verschenen. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen ing. [A] en taxateur [B] RMT.

1.7

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

2.1

Belanghebbende is in het onderhavige jaar eigenaar van het perceel met de kadastrale aanduiding [C] 1714. Het perceel heeft een oppervlakte van 2870 m2 en wordt in het Kadaster omschreven als ‘wonen erf-tuin’. Op dit perceel is een vrijstaande woning gelegen. Verder is belanghebbende eigenaar van het perceel met de kadastrale aanduiding [C] 2079. Dit perceel heeft een oppervlakte van 13600 m2 en wordt in het Kadaster omschreven als ‘berging-stalling (garage-schuur) terrein (akkerbouw)’. Op dit perceel bevinden zich twee loodsen.

2.2

De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde bij beschikking vastgesteld op € 538.000. Daarbij is de heffingsambtenaar ervan uitgegaan dat voor de toepassing van de Wet WOZ sprake is van één onroerende zaak waartoe een woning van 445 m3, twee loodsen van respectievelijk 330 m2 en 90 m2 en een perceel van 16470 m2 (2000 m2 grond bij woning en 14470 m2 overige grond) behoren.

2.3

Op 4 mei 2011 heeft taxateur [B] RMT (hierna: [B]) de woning inpandig opgenomen en geconstateerd dat de inhoud groter was dan de door de heffingsambtenaar in aanmerking genomen 445 m3. Uitgaande van een inhoud van 863 m3, heeft [B] de waarde van de onroerende zaak getaxeerd op € 658.000.

2.4

De Rechtbank heeft geoordeeld dat de heffingsambtenaar het WOZ-object [a-straat] 3a te [Z] (hierna: de onroerende zaak) ten onrechte heeft afgebakend met inbegrip van het perceel landbouwgrond en de loodsen. De Rechtbank heeft de onroerende zaak afgebakend tot een woning met een inhoud van 863 m3, gelegen op een perceel van 2000 m2 en hieraan in goede justitie een waarde toegekend van € 450.000.

3 Geschil

3.1

In geschil is de waarde van de onroerende zaak op de waardepeildatum.

3.2

Belanghebbende betoogt dat de heffingsambtenaar is uitgegaan van een onjuiste inhoud van de onroerende zaak en onvoldoende rekening heeft gehouden met de specifieke kenmerken van de tot de onroerende zaak behorende woning. Verder wijst hij op de ligging van de onroerende zaak in een potentieel retentiegebied, op de komst van [D] en op de daarmee verband houdende zandwinning. Ook verzet belanghebbende zich tegen de gehanteerde vergelijkingsobjecten en betwist hij de deugdelijkheid van de taxatiematrix. Ter onderbouwing van de door hem voorgestane waarde wijst belanghebbende op de WOZ-waarden van aan de [a-straat] gelegen objecten en voert hij aan dat de waarde van de onroerende zaak – die in grote lijnen van dezelfde soort is – onmogelijk veel van deze waarden kan en mag afwijken.

3.3

De heffingsambtenaar verdedigt in hoger beroep de door de Rechtbank vastgestelde waarde van € 450.000. Ter staving daarvan wijst de heffingsambtenaar op de in hoger beroep overgelegde taxatiematrix (met bijlagen) waarin de waarde is getaxeerd op € 470.000.

3.4

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de heffingsambtenaar en tot vermindering van de vastgestelde waarde tot € 350.000.

3.5

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing