Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-07-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:5226, 13/01193

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 01-07-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:5226, 13/01193

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
1 juli 2014
Datum publicatie
4 juli 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:5223
Zaaknummer
13/01193

Inhoudsindicatie

In geschil is de vraag of de aanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer 13/01193

uitspraakdatum: 1 juli 2014

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de erven [X] (hierna: belanghebbenden),

vertegenwoordigd door mevrouw [A] te [Z],

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 15 oktober 2013, nummer AWB LEE 12/2269, in het geding tussen belanghebbenden en

de heffingsambtenaar van de gemeente Littenseradiel (hierna: de heffingsambtenaar)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbenden een aanslag ten bedrage van € 963 in de forensenbelasting opgelegd voor het jaar 2012.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbenden heeft de heffingsambtenaar bij uitspraak op bezwaar belanghebbenden niet-ontvankelijk verklaard in hun bezwaar.

1.3

Belanghebbenden zijn tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland, (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 15 oktober 2013 gegrond verklaard, de uitspraak van de heffingsambtenaar vernietigd, het bezwaar ongegrond verklaard, de aanslag gehandhaafd, en gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbenden betaalde griffierecht van € 42 vergoedt.

1.4

Belanghebbenden hebben tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft, alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 mei 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbenden, bijgestaan door haar dochter mevrouw [B], alsmede [C] namens de heffingsambtenaar.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

Belanghebbenden, de weduwe en kinderen van erflater [X], hebben in 1991 de woning [a-straat] 15 te [L], gemeente Littenseradiel, (hierna: de woning) gezamenlijk door erfrecht verkregen. De woning is reeds vele generaties bij de familie in eigendom en in gebruik. Gedurende het gehele jaar 2012 stond de woning aan belanghebbenden ter beschikking. Geen van belanghebbenden heeft hoofdverblijf in de gemeente Littenseradiel. Belanghebbenden leven niet met elkaar samen als gezin.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is de vraag of de aanslag terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

3.2

Belanghebbenden stellen zich op het standpunt dat de heffing in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, als in het algemeen rechtsbewustzijn levend beginsel van behoorlijke wetgeving.

3.3

Belanghebbenden voeren daartoe aan dat het bedrag van de belasting in 10 jaar is verdubbeld. Zij hebben de woning niet door koop aan permanente bewoning onttrokken. Zij hebben de woning met zorg in stand gehouden. Eveneens niet voor permanente bewoning gebruikte panden, die in eigendom toebehoren aan een stichting, zijn van de heffing vrijgesteld. Omringende gemeenten kennen de heffing niet of hanteren veel lagere tarieven. Door begrotingsdruk gebruikt de gemeente de Verordening op de heffing en invordering van de forensenbelasting 2012 (hierna: de Verordening) voor een ander doel dan waarvoor deze is bedoeld.

3.4

De heffingsambtenaar heeft het standpunt van belanghebbenden gemotiveerd weersproken. Hij voert aan dat de gemeente vrij is in de tariefstelling voor de forensenbelasting, dat de stijging van het tarief ten opzichte van eerdere jaren niet leidt tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing, en dat de aanslag is opgelegd in overeenstemming met de daarop betrekking hebbende bepalingen van de Gemeentewet, de Verordening en de geldende beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige in een keuzesituatie. Voorts voert hij aan dat forensenbelasting alleen van natuurlijke personen kan worden geheven en betwist hij dat de Verordening wordt gebruikt om begrotingsdruk te verlichten.

3.5

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.6

Belanghebbenden concluderen tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en primair tot vernietiging van de aanslag en subsidiair tot vermindering van de aanslag tot op € 470, althans tot op een als redelijk aan te merken bedrag.

3.7

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing