Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7010, 13/00703

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7010, 13/00703

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 september 2014
Datum publicatie
19 september 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:7010
Formele relaties
Zaaknummer
13/00703

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting. Navordering ter zake van correcties herinvesteringsreserve. Aandeelhouderswisseling. Nieuw feit? Omkering en verzwaring bewijslast. Tijdstip wijziging belang.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/00703

uitspraakdatum: 9 september 2014

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] b.v. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 16 mei 2013, nummer AWB 12/3315, in het geding tussen belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Rivierenland/kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is aanvankelijk voor het jaar 2006 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 10.000. Deze aanslag is ambtshalve verminderd tot nihil, waarbij voorts een verlies van belanghebbende over 2006 is vastgesteld op € 52.266.

1.2

Vervolgens is de beschikking inzake de verliesvaststelling herzien, is het verlies nader vastgesteld op nihil en is aan belanghebbende over het jaar 2006 een navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 622.751. Daarbij is voorts € 36.698 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.3

De herziene verliesvaststellingsbeschikking, de navorderingsaanslag en de beschikking inzake de heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, door de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gehandhaafd.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, voorts het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.7

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 6 februari 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] en [B] namens de Inspecteur. Belanghebbende is zonder kennisgeving aan het Hof niet ter zitting verschenen. Belanghebbende is bij aangetekend verzonden brief van 3 december 2013 van de griffier van het Hof, gericht aan het door haar opgegeven adres [a-straat] 38 [Z], uitgenodigd voor de behandeling van de onderhavige zaak ter zitting op 6 februari 2014 om 10.00 uur te Arnhem. Blijkens informatie van Post.nl (tracktrace) is deze brief op 4 december 2013 op genoemd adres afgeleverd en is voor ontvangst ervan getekend.

1.8

De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. Hiervan is een afschrift aan belanghebbende verzonden. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Hiervan zijn afschriften op 10 maart 2014 aan partijen verzonden.

1.9

Het Hof heeft het onderzoek op de voet van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heropend. In het kader van dat onderzoek, hebben partijen nadere stukken ingediend.

1.10

Partijen hebben het Hof schriftelijke toestemming verleend dat een nadere zitting achterwege blijft. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende is op 31 maart 2000 opgericht onder de naam [C] b.v. Haar aandeelhouders waren [D] (geboren in 1943) en diens echtgenote [E] (geboren in 1942). De activiteiten van belanghebbende bestonden, kort gezegd, uit de verhuur van onroerende zaken en het houden van deelnemingen.

2.2

Op 16 november 2005 heeft belanghebbende een onroerende zaak aan de [b-straat] 18 te [L] verkocht, waarbij door haar een boekwinst is behaald van € 327.574. Ter zake van deze winst heeft belanghebbende in 2005 een herinvesteringsreserve gevormd.

2.3

Op 27 februari 2006 heeft belanghebbende de onroerende zaak aan de [c-straat] 5 te [L] verkocht. Daarbij heeft zij een boekwinst van € 347.470 gerealiseerd.

2.4

Op 1 juli 2006 heeft belanghebbende haar twee deelnemingen verkocht. Op dat moment verrichtte belanghebbende (nagenoeg) geen activiteiten meer.

2.5

In de zomer van 2006 hebben het echtpaar [D+E] en [F], middellijk directeur en aandeelhouder van de in [Z] gevestigde vennootschap [G] b.v., gesproken over de verkoop van het tot het vermogen van [G] behorende kantoorpand aan de [a-straat] 38 te [Z] (hierna: het pand) door [G] b.v. aan belanghebbende en de verkoop van de aandelen in belanghebbende aan [G] b.v. Het pand was op dat moment verhuurd aan een zustervennootschap van een [G] b.v., die een belastingadviespraktijk uitoefent.

2.6

Op 10 oktober 2006 hebben [G] b.v. en belanghebbende een overeenkomst gesloten met betrekking tot de (ver)koop van het pand. De koopprijs bedroeg € 950.000 (exclusief omzetbelasting).

2.7

Op 17 oktober 2006 zijn alle aandelen in belanghebbende overgedragen aan [G] b.v. Daarbij is de naam van belanghebbende gewijzigd in haar huidige naam ([X] b.v.). Blijkens de akte van levering hebben partijen een koopovereenkomst met betrekking tot de verkoop van de aandelen gesloten, welke overeenkomst niet schriftelijk is vastgelegd.

2.8

Eveneens op 17 oktober 2006 heeft [G] b.v. de eigendom van het pand geleverd aan belanghebbende.

2.9

Het pand wordt door belanghebbende verhuurd aan de zustervennootschap van [G] b.v.

2.10

Belanghebbende is met betrekking tot het onderhavige jaar (2006) door de inspecteur van de Belastingdienst/Noord uitgenodigd tot het doen van de aangifte voor de vennootschapsbelasting. Zij is, omdat de aangifte niet werd ingediend door belanghebbende, vervolgens door deze inspecteur aangemaand tot het doen van die aangifte. Belanghebbende heeft de aangifte vennootschapsbelasting 2006 niet ingediend bij de inspecteur.

2.11

Met dagtekening 31 januari 2009 heeft de inspecteur van de Belastingdienst/Noord ambtshalve een (primitieve) aanslag vennootschapsbelasting 2006 aan belanghebbende opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 10.000. Daarbij is voorts een verzuimboete opgelegd van € 340. Belanghebbendes toenmalige adviseur heeft daartegen – buiten de wettelijke termijn van zes weken – bezwaar gemaakt. Dit bezwaar is door de inspecteur van de Belastingdienst/Noord niet-ontvankelijk verklaard, maar vervolgens als een verzoek tot het ambtshalve verlenen van een vermindering op de voet van artikel 65 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) in behandeling genomen. In dat kader heeft de toenmalige gemachtigde van belanghebbende alsnog een aangifte vennootschapsbelasting 2006 ingediend. Daarin is een belastbaar bedrag vermeld van negatief € 52.266. In deze aangifte is op de aankoopprijs van het pand de in 2005 gevormde herinvesteringsreserve van € 327.574 en de in februari 2006 gerealiseerde winst van € 347.470 afgeboekt. De vraag of de verdeling van het aandelenkapitaal over de aandeelhouders in het boekjaar is gewijzigd is ontkennend beantwoord in de aangifte. Voorts is de vraag ‘neemt u in deze aangifte een standpunt in waarover u een expliciete uitspraak van de Belastingdienst verlangt?’ met ‘nee’ beantwoord. In een bijlage bij de aangifte (specificatie 3) is bij de gegevens over de aandeelhouder van belanghebbende vermeld dat [G] b.v. zowel bij het begin van 2006 als ultimo 2006 aandeelhouder van belanghebbende was.

2.12

De inspecteur van de Belastingdienst/Noord heeft, overeenkomstig deze aangifte, bij besluit van 15 augustus 2009 ambtshalve de aanslag van 31 januari 2009 verminderd tot nihil en bij beschikking het verlies van belanghebbende over 2006 vastgesteld op € 52.266. De verzuimboete is verminderd tot € 68.

2.13

Nadien is de bevoegdheid ten aanzien van de fiscale aangelegenheden van belanghebbende overgedragen aan de eenheid van de Inspecteur. De Inspecteur heeft ná 15 augustus 2009 de beschikking gekregen over de akte van 17 oktober 2006 inzake de overdracht van de aandelen in belanghebbende door het echtpaar [D+E] aan [G] b.v. Op grond van deze informatie heeft de Inspecteur geconcludeerd dat belanghebbende in 2006 ten onrechte de in 2005 gevormde herinvesteringsreserve van € 327.547 en de in februari 2006 gerealiseerde boekwinst van € 347.470 heeft afgeboekt op de aanschafprijs van het pand. Bij brief van 2 november 2009 heeft de Inspecteur belanghebbende hierover bericht en haar in de gelegenheid gesteld hierop te reageren. Op 16 maart 2010 heeft over deze kwestie tussen partijen een bespreking plaatsgevonden. Bij brief van 31 augustus 2010 heeft de Inspecteur belanghebbende bericht voornemens te zijn haar een navorderingsaanslag te zullen gaan opleggen en haar verzocht informatie te verstrekken. Omdat reactie van de zijde van belanghebbende uitbleef, heeft de Inspecteur belanghebbende bij brief van 17 augustus 2011 wederom erop gewezen dat zal worden nagevorderd. De Inspecteur heeft – ter zake van de correcties van € 327.547 en € 347.470 – vervolgens met dagtekening 10 september 2011 de onderhavige herziene verliesvaststellingsbeschikking vastgesteld op een bedrag van nihil alsmede de onderhavige navorderingaanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 622.751. Daarbij is voorts een bedrag van € 36.698 aan heffingsrente in rekening gebracht.

2.14

Het door belanghebbende daartegen gemaakte bezwaar, is door de Inspecteur ongegrond verklaard. Hiertegen heeft belanghebbende vergeefs beroep bij de Rechtbank aangetekend. Namens belanghebbende heeft mr. [H] op 27 juni 2013 hoger beroep ingesteld. Op verzoek van de griffier van het Hof heeft hij een op 5 augustus 2013 getekende machtiging overgelegd.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is, kort gezegd, of de Inspecteur terecht de onderhavige herziene verliesvaststellingsbeschikking, de navorderingsaanslag en beschikking inzake de heffingsrente heeft vastgesteld. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Inspecteur bevestigend.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.3

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, van de uitspraken van de Inspecteur, van de herzieningsbeschikking inzake het verlies, de navorderingsaanslag en van de beschikking inzake de heffingsrente.

3.4

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing