Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7467, 13/01168

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 30-09-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:7467, 13/01168

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
30 september 2014
Datum publicatie
3 oktober 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:7457
Formele relaties
Zaaknummer
13/01168

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur in de onderhavige naheffingsaanslag terecht de bijtelling privégebruik auto over de periode 3 oktober 2008 tot en met 31 december 2008 heeft meegenomen.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer 13/01168

uitspraakdatum: 30 september 2014

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 8 oktober 2103, nummer AWB LEE 13/1050, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Almere (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: LB/PVV) opgelegd tot een bedrag van € 2.345. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 304.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de bestreden naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 8 oktober 2013, verzonden op 15 oktober 2013, ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2014 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] AA RB, als de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [B], alsmede [C] namens de Inspecteur.

1.7

De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende exploiteert een aardappelschilbedrijf te [Z].

2.2

Gedurende de periode vanaf de datum van oprichting op 2 november 1995 tot 1 juli 2005 waren de aandelen in belanghebbende volledig in handen van [D] B.V. De aandelen in [D] B.V. werden volledig gehouden door [E] B.V., waarvan alle aandelen werden gehouden door [B] (hierna: [B]). Op 1 juli 2005 en op 6 juli 2007 heeft [D] B.V. telkens 50% van de aandelen in belanghebbende verkocht aan een onafhankelijke derde, [F] B.V.

2.3

[B] was vanaf de datum van oprichting in 1995 tot 5 juli 2005 in loondienst bij belanghebbende. Ook na 5 juli 2005 is [B] bij belanghebbende in dienst gebleven, zij het op basis van een nieuwe arbeidsovereenkomst.

2.4

In de arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en [B] van 5 juli 2005 is – voor zover van belang – het volgende vermeld: “10.1 Aan Werknemer zal geen bedrijfsauto ter beschikking worden gesteld ten behoeve van woon-werkverkeer en zakelijke reizen. Werknemer zal zijn zakelijk gereden kilometers declareren à € 0,18 per kilometer.”

2.5

Op 17 augustus 2007 heeft J[E] B.V. een personenauto, merk Lexus met kenteken [00-YY-XX] (hierna: de auto), gekocht en deze auto is aan [B] ter beschikking gesteld. Ten tijde van de aanschaf van de auto waren alle aandelen van belanghebbende in handen van [F] B.V. en bestond er geen aandeelhoudersrelatie tussen [F] B.V., [D] B.V. en [E] B.V.

2.6

Op 3 oktober 2008 heeft [D] B.V. de aandelen in belanghebbende (terug)gekocht van [F] B.V. en sindsdien is zij (opnieuw) enig aandeelhouder van belanghebbende. [B] is ook nadien in dienst gebleven van belanghebbende, waarbij de bestaande arbeidsovereenkomst met belanghebbende ongewijzigd is gehandhaafd.

2.7

Op 13 oktober 2008 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld naar – onder meer – de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen over het tijdvak 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006. Onder hoofdstuk 1 ‘Reikwijdte van het onderzoek’ van het op 22 december 2008 uitgebrachte rapport is – voor zover van belang – het volgende vermeld: “De fiscale verwerking in de loonaangifte 2006 van de door belastingplichtige ter beschikking gestelde auto’s in de periode 1 januari 2006 is doorgetrokken tot de datum van het onderzoek.”

2.8

In hoofdstuk 3 ‘Vennootschapsbelasting”, onder 3.1.1 ‘Autokosten’ is het volgende vermeld: “De heer [B] heeft met zijn privé auto zakelijke kilometers gereden ten behoeve van belastingplichtige. Met betrekking tot deze kilometers heeft geen vergoeding op basis van de gereden kilometers plaatsgevonden. De vergoeding bestond uit de door belastingplichtige betaalde motorrijtuigenbelasting van de privé-auto van de heer [B] en uit het tanken van brandstof met de tankpas van het bedrijf. Dit is fiscaal niet juist. Gelet op de werknemerrelatie dient er op basis van een vergoeding per gereden kilometer te worden gedeclareerd. Met ingang van het boekjaar 2008 is afgesproken dat de vergoeding voor de met de privé-auto zakelijk gereden kilometers volgens de fiscale wetgeving plaats vindt.“

2.9

Op 26 september 2011 heeft de Inspecteur bij belanghebbende opnieuw een boekenonderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de aangiften loonheffingen over de loontijdvakken, ditmaal over de jaren 2007 tot en met augustus 2011. In hoofdstuk 3 ‘Loonheffingen’ onder 3.14 ‘Privégebruik auto’ is – voor zover van belang – het volgende vermeld: “Door de inhoudingsplichtige worden twee auto’s aan het personeel ter beschikking gesteld. (...) Een Lexus met kenteken [00-YY-XX] met een cataloguswaarde van € 67.500 (volgens de vermelding in de opstelling van de aangifte inkomstenbelasting) wordt ter beschikking gesteld aan de heer [B]. De waarde van het loon in natura in verband met privégebruik wordt in de inkomstenbelasting verantwoord aldus de adviseur. Dit is niet correct. “

2.10

Naar aanleiding van dit boekenonderzoek heeft de Inspecteur de onderhavige naheffingsaanslag opgelegd over het tijdvak 1 januari 2007 tot en met 31 december 2008.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur in de onderhavige naheffingsaanslag terecht de bijtelling privégebruik auto over de periode 3 oktober 2008 tot en met 31 december 2008 heeft meegenomen.

3.2

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur en tot vermindering van de bestreden naheffingsaanslag met een bedrag van € 2.520 en dienovereenkomstige vermindering van de bestreden beschikking heffingsrente.

3.3

De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 - vermelde vraag bevestigend en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing