Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-10-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8489, 13/01307

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 28-10-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:8489, 13/01307

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
28 oktober 2014
Datum publicatie
14 november 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:8489
Formele relaties
Zaaknummer
13/01307

Inhoudsindicatie

Dividendbelasting. Dividenduitkering. Onderworpenheid. Dubbele woonplaats Heeft belastingplichtige werkelijke leiding in Curacao? Motief voor verplaatsen werkelijke leiding?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/01307

uitspraakdatum: 28 oktober 2014

Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] BV, statutair gevestigd te [Z] (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 november 2013, nummer AWB 13/2189, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Almere (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft op 14 september 2012 een dividend van € 1.000 ter beschikking gesteld en heeft daarop 15 percent aan dividendbelasting ingehouden en afgedragen.

1.2.

De Inspecteur heeft bij uitspraak van 28 februari 2013 belanghebbendes bezwaar tegen de afdracht van € 150 ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 19 november 2013 ongegrond verklaard, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.414, en de Inspecteur gelast aan belanghebbende het betaalde griffierecht te vergoeden.

1.4.

Belanghebbende heeft bij brief van 24 december 2013, ingekomen bij het Hof op 30 december 2013, tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Belanghebbende heeft nadere stukken ingediend.

1.7.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 augustus 2014 te Arnhem. Belanghebbende is daar vertegenwoordigd door mr. [A], werkzaam bij [B] BV te [L], alsmede door [C], de enig (middellijk) aandeelhouder van belanghebbende. Namens de Inspecteur zijn verschenen mr. [D], [E] en [F].

1.8.

Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en de wederpartij.

1.9.

De Inspecteur heeft ter zitting uitdraaien van het voorblad van de aangiften vennootschapsbelasting 2007 tot en met 2011 van [G] BV overgelegd. Belanghebbende heeft de gelegenheid gehad daarvan kennis te nemen en zich erover uit te laten.

1.10.

Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is op 12 juli 1982 naar Nederlands recht opgericht en statutair gevestigd te [Z]. Het geplaatst en gestort kapitaal van belanghebbende bedraagt € 18.000. De aandelen in belanghebbende worden gehouden door Stichting [H].

2.2.

Alle certificaten van Stichting [H] zijn in handen van de heer [C] (hierna: [C]).

2.3.

Belanghebbende heeft een 100%-deelneming in [G] BV, een in Nederland gevestigde pensioenvennootschap. In deze vennootschap zijn de in eigen beheer opgebouwde pensioenaanspraken van [C] ondergebracht.

2.4.

Per 1 juli 2008 is [C] geëmigreerd naar Aruba. Tegelijkertijd is de zetel van Stichting [H] verplaatst naar Aruba.

2.5.

Belanghebbende heeft met ingang van 1 juli 2008 haar zetel verplaatst naar Curaçao. Sinds die datum staat als bestuurder van belanghebbende bij zowel de Kamer van Koophandel op Curaçao als de Kamer van Koophandel in Nederland ingeschreven [I] NV (hierna: [I]), een op Curaçao gevestigd trustkantoor. [I] ontvangt jaarlijks een basisbeloning van USD 2.250 voor het voeren van de directie.

2.6.

Ultimo juni 2008 bestaan de activa van belanghebbende uit beleggingen, de deelneming in [G] BV, liquide middelen en aan [C] verstrekte leningen ad € 5.603.456. Het eigen vermogen van belanghebbende bedraagt ultimo 2008 € 10.094.810.

2.7.

Op 3 juli 2008 heeft belanghebbende naar Antilliaans recht [J] BV opgericht. Bij oprichting is [I] benoemd als directeur. Er is één aandeel geplaatst met een nominale waarde van € 1. Belanghebbende is houder van dit aandeel. Ter volstorting van dit aandeel heeft belanghebbende een bedrag van € 4.372.290 aan liquide middelen in [J] BV gestort alsmede effecten ter waarde van € 884.490.

2.8.

Door haar activiteiten komt [J] BV in aanmerking voor een zogenoemde vrijgestelde status ingevolge de Landsverordening op de Winstbelasting 1940.

2.9.

De aangiften vennootschapsbelasting 2008 tot en met 2011 van belanghebbende zijn namens haar ingediend door Administratiekantoor [K] te [Z]. In de elektronisch ingediende aangiften vennootschapsbelasting 2008 en 2011 is als ondertekenaar dhr. [C] ingevuld met als functie directeur. In de aangifte 2008 is als plaats van ondertekening [Z] vermeld. De aangiften vennootschapsbelasting 2009 en 2010 zijn niet ondertekend. In deze aangiften is een verlies vermeld. In de aangifte 2009 is verzocht om achterwaartse verrekening van het verlies, in 2010 is dit niet gedaan. Beide verliezen zijn bij beschikking verrekend met belastbare winst in eerdere jaren. In de aangifte vennootschapsbelasting 2011 is een belastbaar bedrag aangegeven van € 122.003 met een bruto belasting van € 24.400. Deze bruto belasting is in de aangifte verminderd met een bedrag van € 24.400 vanwege aftrek elders belast. De rubriek “overige vrijgestelde winstbestanddelen” is niet ingevuld.

2.10.

De aangiften vennootschapsbelasting 2007 tot en met 2011 van [G] BV zijn eveneens opgesteld door Administratiekantoor [K] te [Z]. In deze elektronisch ingediende aangiften is als ondertekenaar dhr. [C] ingevuld en bij de functie van de ondertekenaar is vermeld Directeur [X]. Voorts is in de aangiften 2007 tot en met 2009 van [G] BV als plaats van ondertekening [Z] vermeld.

2.11.

In de winst- en verliesrekening van belanghebbende over het jaar 2012 is een bedrag van € 13.325 opgenomen onder de vermelding winstbelasting 2012. Het resultaat voor belastingen bedraagt blijkens deze jaarrekening € 117.730.

2.12.

Op 14 september 2012 heeft belanghebbende een dividend uitgekeerd van € 1.000. Belanghebbende heeft op deze dividenduitkering € 150 aan dividendbelasting ingehouden en afgedragen. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard.

2.13.

De Rechtbank heeft de Inspecteur in het gelijk gesteld. Daartoe heeft de Rechtbank overwogen dat de door haar vastgestelde schending van artikel 7:5 Algemene wet bestuursrecht (hoorplicht) niet leidt tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, dat belanghebbende voor de toepassing van de Belastingregeling voor het Koninkrijk (hierna: BRK) niet kan worden aangemerkt als inwoner van Curaçao, dat aan de zogenoemde tie-breaker van artikel 34, lid 2, BRK derhalve niet wordt toegekomen, en dat belanghebbende mitsdien terecht dividendbelasting heeft ingehouden en afgedragen.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende terecht dividendbelasting heeft ingehouden op het aan haar aandeelhouder ter beschikking gestelde dividend. Daarbij is tussen partijen in geschil of belanghebbende ten tijde van de dividenduitkering voor de toepassing van de BRK naast inwoner van Nederland ook inwoner van Curaçao is, en zo ja, of de werkelijke leiding van belanghebbende op Curaçao is gevestigd, en zo ja, of de doorslaggevende reden voor het verplaatsen van de werkelijke leiding naar Curaçao dan is geweest om de heffing van dividendbelasting onmogelijk te maken. Belanghebbende beantwoordt de eerste en tweede vraag bevestigend en de derde ontkennend. De Inspecteur neemt de tegenovergestelde standpunten in.

3.2.

Verder betwist belanghebbende nog de door de Rechtbank toegekende proceskostenvergoeding.

3.3.

Belanghebbende heeft ter zitting haar grief inzake de schending van artikel 7:5 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) ingetrokken, nu zij een inhoudelijk beslissing van het Hof wenst over de toepassing van artikel 34, lid 2, BRK.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en de Inspecteur, tot terugbetaling van de ingehouden dividendbelasting ten bedrage van € 150, tot vergoeding van de door [C] in eerste aanleg gemaakte reiskosten en tot toekenning van een integrale proceskostenvergoeding voor verleende rechtsbijstand. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Overwegingen

5 Proceskosten

6 Beslissing Het Hof verklaart het hoger beroep ongegrond.