Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-11-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9136, 13/00914

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 25-11-2014, ECLI:NL:GHARL:2014:9136, 13/00914

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
25 november 2014
Datum publicatie
5 december 2014
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2014:9136
Zaaknummer
13/00914

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Onbezoldigde functies. Vormen kosten ondernemingskosten?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 13/00914

uitspraakdatum: 25 november 2014

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 juli 2013, nummer AWB 12/3741, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 422.259 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 106.950. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 1.597.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft het beroep bij uitspraak van 18 juli 2013 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2014 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [A] RA als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur.

1.7

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende was tot 21 januari 2008 voorzitter van [C] NV (hierna: [C]). Belanghebbende bleef in 2008 bij [C] in loondienst als adviseur van de Raad van Bestuur van [C]. Tot en met het jaar 2007 was belanghebbende tevens commissaris bij de N.V. [D] en bij [E] BV.

2.2

Naast zijn bezoldigde functies was belanghebbende, ook reeds in de jaren vóór 2008, onbezoldigd lid van besturen van een aantal (sociaal-)culturele en charitatieve instellingen (hierna: de onbezoldigde functies).

2.3

Na zijn ontslag bij [C] heeft belanghebbende het aantal bezoldigde functies van commissaris en adviseur uitgebreid. Ook het aantal onbezoldigde functies van belanghebbende is nadien uitgebreid. De gerealiseerde opbrengsten uit de bezoldigde functies beliepen in de jaren 2007 tot en met 2011 respectievelijk € 61.726, € 80.965, € 97.043, € 100.385 en € 265.000.

2.4

Het voordeel uit de bezoldigde functies vormt winst uit onderneming.

2.5

Belanghebbende heeft bij het bepalen van de winst uit zijn onderneming een bedrag van € 29.419 als kosten van de onderneming in aanmerking genomen. Onder deze kosten zijn kosten begrepen die verband houden met de door belanghebbende uitgeoefende onbezoldigde functies. Het gaat daarbij voornamelijk om reis- en verblijfkosten. De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag de kosten die verband houden met de onbezoldigde functies niet als kosten van de onderneming geaccepteerd. Uit de brief van de Inspecteur van 19 september 2011 blijkt dat het gaat om een bedrag van € 6.208.

2.6

Met het verrichten van de bezoldigde functies was in het onderhavige jaar 679 uren gemoeid, met het verrichten van onbezoldigde functies 687 uren.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of de kosten die verband houden met de onbezoldigde functies als kosten van de onderneming kunnen worden aangemerkt. Voorts is in geschil of de uren die gemoeid zijn met de onbezoldigde functies in aanmerking kunnen worden genomen bij de beantwoording van de vraag of belanghebbende voldoet aan het urencriterium zoals bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet inkomstenbelasting 2001.

3.2

Belanghebbende stelt zich – samengevat en zakelijk weergegeven – op het standpunt dat de onbezoldigde functies en de daaruit voortvloeiende contacten van groot belang zijn voor het verwerven van nieuwe bezoldigde functies als commissaris en adviseur. Aan die contacten heeft hij een deel van zijn bezoldigde functies te danken, deels door de bekendheid daardoor van zijn persoon, deels doordat hij daardoor voldoet aan de voor veel functies gestelde eis van maatschappelijke betrokkenheid. De uren die zijn gemoeid met de onbezoldigde functies tellen mee voor de toepassing van het urencriterium, aldus belanghebbende.

3.3

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de onbezoldigde functies in een te ver verwijderd verband tot de onderneming staan. De daarmee gemoeide kosten en de tijd die daaraan wordt besteed, kunnen niet aan de onderneming worden toegerekend.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert, naar het Hof begrijpt, tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en die van de Inspecteur, en tot vermindering van de aanslag.

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing