Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-05-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:3507, 14/00705

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-05-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:3507, 14/00705

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 mei 2015
Datum publicatie
29 mei 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:3507
Formele relaties
Zaaknummer
14/00705

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting. Verkoop pand. Vorming HIR toegestaan? Bedrijfsmiddel?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 14/00705

uitspraakdatum: 12 mei 2015

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 19 juni 2014, nummer AWB 13/6300 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 305.678. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 5.049.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 19 juni 2014 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoort, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 maart 2015 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord drs. [A], als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [C] en [D].

1.7

De gemachtigde van belanghebbende heeft een pleitnota overgelegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Mevrouw [E] (hierna: [E]) heeft vanaf 1992 een onderneming in de vorm van een eenmanszaak gedreven waarin een apotheek werd geëxploiteerd. De apotheek was gevestigd in een belanghebbende in eigendom toebehorend pand aan de [a-straat] 70 te [F] (hierna: het pand). Het pand werd door belanghebbende tot het ondernemingsvermogen gerekend.

2.2

In het jaar 2006 heeft [E] investeringen ten behoeve van de apotheek in een door haar gehuurd gebouw in de [b-straat] 31A te [F] (hierna: het gebouw) gedaan.

2.3

Vanaf 8 januari 2007 was de apotheek niet meer in het pand gevestigd, maar in het gebouw. Het pand stond vanaf dat moment leeg en sinds 9 maart 2007 te koop.

2.4

Belanghebbende is op 29 mei 2007 door [E] opgericht. Ter zake van de storting op de uit te reiken aandelen van belanghebbende heeft [E] haar onderneming op de voet van artikel 3.65 Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) ingebracht. Overeengekomen is daarbij dat de onderneming vanaf 1 januari 2007 voor rekening en risico van belanghebbende werd gedreven.

2.5

Ook op 29 mei 2007 heeft belanghebbende [G] B.V. opgericht. Onder gebruikmaking van de bedrijfsfusiefaciliteit van artikel 14 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: Wet Vpb) zijn alle activa en passiva van voormelde onderneming, met uitzondering van het pand, aan deze vennootschap overgedragen. Vanaf 1 januari 2009 vormen belanghebbende en [G] B.V. op grond van het bepaalde in artikel 15 Wet Vpb een fiscale eenheid.

2.6

Het pand is op 30 januari 2009 verkocht. Voor de daarbij behaalde winst, groot € 260.959, is blijkens de aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2009 door belanghebbende op grond van artikel 8, eerste lid, Wet Vpb in verbinding met artikel 3.54 Wet IB 2001 een herinvesteringsreserve (hierna: HIR) gevormd.

2.7

Van een op 1 april 2009 gehouden vergadering van aandeelhouders en directie van belanghebbende is een verslag gemaakt. Hierin is opgenomen dat de directie, in de persoon van [E], de hiervoor bedoelde HIR tevens wenst te vormen op nadrukkelijk verzoek van de algemene vergadering van aandeelhouders. Ook is vermeld dat de directie en aandeelhouder nadrukkelijk hebben aangegeven te streven naar vervanging van het vervreemde pand. Voorts is opgenomen dat de vergadering de directie van belanghebbende opdraagt al hetgeen nuttig is om te komen tot de uitvoering van dit besluit uit te (laten) voeren.

2.8

[E] is eind 2009 getroffen door een hersenbloeding waardoor geen activiteiten met betrekking tot het in 2.7 bedoelde herinvesteringsvoornemen meer zijn ontplooid.

2.9

Nadat belanghebbende haar aangifte vennootschapsbelasting voor het jaar 2009 heeft ingediend, heeft de Inspecteur bij het opleggen van de aanslag vennootschapsbelasting voor dat jaar de gevormde HIR gecorrigeerd en ten gunste van de winst laten vrijvallen. Dit heeft geleid tot de onderhavige aanslag, die is berekend naar een belastbaar bedrag van € 305.678.

2.10

Tegen deze aanslag is belanghebbende tevergeefs in bezwaar en beroep gekomen.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of ter zake van de bij de verkoop van het pand gerealiseerde winst een HIR mag worden gevormd.

3.2

Belanghebbende is de mening toegedaan dat het pand een bedrijfsmiddel vormt en dat zij per ultimo 2009 een herinvesteringsvoornemen had zodat voor de gerealiseerde winst bij verkoop van het pand in 2009 een HIR gevormd mag worden.

3.3

De Inspecteur stelt daarentegen dat het pand niet als bedrijfsmiddel maar als voorraad gekwalificeerd dient te worden. In het geval het pand wel als bedrijfsmiddel dient te worden aangemerkt kan naar zijn mening toch geen HIR worden gevormd omdat een herinvesteringsvoornemen ontbreekt.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.5

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, en tot vernietiging van de uitspraken op bezwaar. Voorts concludeert zij tot vermindering van de aanslag tot een aanslag, berekend naar een belastbaar bedrag van € 44.719 en tot dienovereenkomstige vermindering van de in rekening gebrachte heffingsrente.

3.6

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing