Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4164, 14/00627 en 14/00628

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 09-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4164, 14/00627 en 14/00628

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
9 juni 2015
Datum publicatie
19 juni 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:4164
Zaaknummer
14/00627 en 14/00628

Inhoudsindicatie

Wet Woz. Waardering treinstations. Taxatiewijzer vormt hulpmiddel. Liftinstallaties.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 14/00627 en 14/00628

uitspraakdatum: 9 juni 2015

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] BV, gevestigd te [Z] (hierna: belanghebbende),

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 10 juni 2014, nummers AWB 13/5210 en AWB 13/5212, in het geding tussen belanghebbende en

de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen (hierna: de heffingsambtenaar),

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De heffingsambtenaar heeft bij beschikkingen op grond van de Wet waardering

onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde van de onroerende zaken [a-straat] (NS station [A]) en [b-straat] (NS station [B]), beide gelegen te [C], voor het kalenderjaar 2013 – naar de waardepeildatum 1 januari 2012 – en naar de toestand op 1 januari 2013, vastgesteld op respectievelijk € 1.841.000 (NS station [A]) en € 1.107.000 (NS station [B]). Ook zijn daarbij aanslagen onroerende-zaakbelastingen (OZB) opgelegd.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft in zijn uitspraken op bezwaar de waarden van de

onroerende zaken tot respectievelijk € 1.567.000 (NS station [A]) en € 968.000 (NS station [B]) verminderd. Ook heeft hij – ambtshalve – de aanslagen OZB dienovereenkomstig verminderd.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken van de heffingsambtenaar in beroep gekomen.

Rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft bij uitspraak van 10 juni 2014 het beroep met betrekking tot NS station [B] ongegrond en het beroep met betrekking tot NS station [A] gegrond verklaard. Tevens heeft zij de uitspraak op bezwaar met betrekking tot het NS station [A] vernietigd en de waarde van deze onroerende zaak tot € 1.418.758 verminderd. De op die onroerende zaak betrekking hebbende aanslag OZB is daarbij dienovereenkomstig verminderd.

1.4.

Belanghebbende heeft bij brief van 7 juli 2014, ingekomen bij het Hof op 9 juli 2014,

tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.

1.5.

De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 april 2014 te Arnhem.

Namens belanghebbende zijn daar [D] en mevr. [E] verschenen. Namens de heffingsambtenaar zijn verschenen [F], bijgestaan door [G] (taxateur).

1.7.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van de onroerende zaken. Deze zijn als NS (trein)station bij belanghebbende in gebruik.

2.2.

In het jaar 2012 is op beide stations een liftinstallatie gebouwd. De bouwkosten daarvan, bedroegen – exclusief omzetbelasting – € 780.219 (NS station [A]) en € 699.972 (NS station [B]).

2.3.

Ter onderbouwing van de vastgestelde WOZ-waarden van de onroerende zaken heeft de heffingsambtenaar in de procedure bij de Rechtbank voor elke onroerende zaak een taxatierapport, opgemaakt op 2 december 2013 door [G], WOZ-taxateur, overgelegd. Uit deze taxatierapporten blijkt dat de taxateur de onroerende zaken naar de toestand op 1 januari 2013 op de gecorrigeerde vervangingswaarde heeft gewaardeerd. Hij heeft daarbij gebruik gemaakt van kengetallen die zijn opgenomen in de zogenoemde Taxatiewijzer van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (Taxatiewijzer en kengetallen Deel 4, NS-stations RIT/Prorail, o.b.v. convenant perrons, overkappingen e.d, waardepeildatum 1 januari 2012), hierna: de Taxatiewijzer. In de Taxatiewijzer is onder meer het volgende vermeld:

“Uitgangspunt is de waardering volgens de gecorrigeerde vervangingswaarde. Een aantal zaken komt niet in de waardering tot uitdrukking, omdat die reeds zijn verdisconteerd in de kosten van het perron. Te denken valt aan (rol-)trappen, liften, zitbanken, afvalbakken.”

2.4.

De op grond van de Taxatiewijzer aan de perrons toe te rekenen waarden bedragen € 293.233 (NS Station [A]) en € 196.131 (NS Station [B]).

2.5

De voornoemde liftinstallaties heeft de taxateur, in afwijking van de Taxatiewijzer, gewaardeerd op de bouwkosten. In zijn taxatierapport concludeert hij tot dezelfde waarden als die zijn gehanteerd in de in 1.2 vermelde uitspraken op bezwaar.

2.6.

Het tegen deze uitspraken op bezwaar ingediende beroep is door de Rechtbank met betrekking tot het NS station [A] gegrond verklaard omdat ten aanzien van de bouwkosten van de liftinstallatie van dit station ten onrechte ook de daarop betrekking hebbende omzetbelasting in aanmerking is genomen.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de waarde van de onroerende zaken op de waardepeildatum 1 januari 2012, naar de toestand van de onroerende zaken op 1 januari 2013.

3.2.

Belanghebbende stelt dat de waarden van beide onroerende zaken te hoog zijn vastgesteld. Zij bepleit dat bij de waardering van de onroerende zaken slechts de Taxatiewijzer gehanteerd dient te worden. De kosten van de liftinstallaties zijn dan in dat geval in de kosten van de perrons begrepen. Deze liftinstallaties dienen dan ook, aldus belanghebbende, niet afzonderlijk te worden gewaardeerd. Overigens bestrijdt belanghebbende in hoger beroep niet meer de – in 2.2. vermelde – hoogte van de bouwkosten van de liftinstallaties.

3.3.

De heffingsambtenaar is van mening dat de Taxatiewijzer slechts als een hulpmiddel bij de waardering van de onroerende zaken dient te worden gebruikt. Gelet op de hoogte van de kostprijzen van onderhavige liftinstallaties is hij van mening dat deze niet geacht kunnen worden in de waarde van de perrons verdisconteerd te zijn. De liftinstallaties dienen, aldus de heffingsambtenaar, in de berekening van de gecorrigeerde vervangingswaarde van de onroerende zaken afzonderlijk op de daarvoor berekende bouwkosten te worden gewaardeerd.

3.4.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraken van de Rechtbank en die van de heffingsambtenaar en tot vermindering van, naar het Hof begrijpt, de (nader) vastgestelde waarden tot € 643.000 (NS station [A]) en € 288.000 (NS station [B]).

3.5

De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Kosten

6 Beslissing