Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4338, 14-00626

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 16-06-2015, ECLI:NL:GHARL:2015:4338, 14-00626

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
16 juni 2015
Datum publicatie
19 juni 2015
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2015:4338
Formele relaties
Zaaknummer
14-00626

Inhoudsindicatie

In hoger beroep is nog in geschil of bij de vermindering wegens voorkoming van dubbele belasting in verband met de voor E GmbH verrichte werkzaamhedengeen rekening behoeft te worden gehouden met de uitkeringen van F, en of hij in Nederland ten onrechte is betrokken in de premieheffing volksverzekeringen. Voorts is in geschil of belanghebbende recht heeft op een integrale proceskostenvergoeding.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummer 14/00626

uitspraakdatum: 16 juni 2015

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

en het incidentele hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 3 juni 2014, nummer 12/1580, in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2008 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 96.757. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 3.585.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de aanslag gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 3 juni 2014 gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de aanslag vastgesteld op een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 96.757, waarbij over € 84.197 vermindering ter voorkoming van dubbele belasting wordt verleend, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten en de Inspecteur opgedragen het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend, De Inspecteur heeft in zijn verweerschrift incidenteel hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft het incidentele hoger beroep van de Inspecteur beantwoord.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2015 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede mr. [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door [C].

1.7

De Inspecteur heeft een pleitnota overgelegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende, geboren [in] 1954, woont te [Z] en is in het jaar 2008 in dienstbetrekking bij [D] B.V. (hierna: [D]). Deze B.V. is onderdeel van het [D] concern, dat zich bezig houdt met gespecialiseerde olieboringen ten behoeve van grote oliemaatschappijen.

2.2

In 2008 heeft belanghebbende 175 dagen voor [E] GmbH, de Duitse vestiging van het concern, gewerkt. Belanghebbende ontving voor deze werkzaamheden, naast zijn gewone salaris, een offshore allowance van € 317 per gewerkte dag.

2.3

[D] heeft voor de werkzaamheden van belanghebbende een bedrag van $ 1.200 per gewerkte dag aan [E] GmbH gefactureerd.

2.4

Volgens de jaaropgave van [D] heeft belanghebbende in 2008 een loon genoten van in totaal € 97.559 waarop een bedrag van € 40.374 aan loonheffing is ingehouden.

2.5

Belanghebbende is sinds 2001 gedeeltelijk arbeidsongeschikt.

2.6

Belanghebbende geniet in 2008 naast zijn looninkomsten van [D] een WAO-uitkering van het UWV. Deze uitkering wordt door het UWV maandelijks overgemaakt op een rekening van [D] en vervolgens door [D] doorbetaald aan belanghebbende. De WAO-uitkering over 2008 bedraagt € 12.613. De doorbetaling van de WAO-uitkering is in de jaaropgave over het jaar 2008, vermeld onder 2.4, begrepen.

2.7

In verband met de arbeidsongeschiktheid van belanghebbende zijn door [F] in 2008 uitkeringen van in totaal € 11.867 betaald aan [D]. Belanghebbende is de gerechtigde van deze [F]-uitkeringen. Het bedrag van € 11.867 is door [D] niet doorbetaald aan belanghebbende.

2.8

Belanghebbende beschikte in 2008 over een zogenaamde E101-verklaring van de Sociale Verzekeringsbank. [D] heeft in 2008 op belanghebbendes salaris premies volksverzekeringen ingehouden en afgedragen. Door of namens belanghebbende zijn in 2008 in Duitsland geen premies volksverzekeringen betaald of afgedragen.

2.9

Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2008 gedaan van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 96.757. Dit inkomen is als volgt opgebouwd:

Looninkomsten [D] € 97.559

Inkomsten uit eigen woning € 802 -/-

Belastbaar inkomen uit werk en woning € 96.757

2.10

Belanghebbende heeft in zijn aangifte vermindering ter voorkoming van dubbele belasting (aftrek elders belast) gevraagd voor het volledige loon ten bedrage van € 97.559. Bij het vaststellen van de aanslag heeft de Inspecteur het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning overeenkomstig de aangifte vastgesteld, maar geen aftrek elders belast verleend.

2.11

Belanghebbende heeft bij brief met dagtekening 1 november 2011, door de Inspecteur ontvangen op 28 oktober 2011, een bezwaarschrift ingediend tegen de aanslag IB/PVV 2008. Hij verzoekt in dit bezwaarschrift de aanslag te verminderen tot nihil in verband met het recht op aftrek elders belast voor de onder 2.2 bedoelde werkzaamheden. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.

2.12

In opdracht van de Rechtbank heeft de Inspecteur na de mondelinge behandeling op 11 juli 2013 een derdenonderzoek ingesteld bij [D]. Doel van dit onderzoek was om meer duidelijkheid te krijgen over de financiële gang van zaken rond de WAO-uitkering en de [F]-uitkeringen. De controlerend ambtenaar heeft zijn bevindingen vastgelegd in het verslag van 8 augustus 2013. In dit verslag staat de volgende specificatie van belanghebbendes jaarloon vermeld:

“Soort Vergoeding Bedrag

Reguliere maandelijkse loon € 16.596,16 +

Salaris ziekte € 2.190,66 +

Bijdrage ziektekostenverzekering € 1.664,40 +

Auto vergoeding € 3.900,-- +

Offshore allowance (daily charge) gewerkte dagen € 54.365,50 +

Offshore allowance tijdens ziekte dagen € 1.244,14 +

Bruto kilometer vergoeding € 2.032,28 +

Niet verhaalde corr. WW premie € 3,39 +

Vakantiegeld € 2.512,85 +

WAO uitkering (UWV) € 13.362,03 +

Pensioen premie *) € 1.497,18 -/-

WW premie *) € 1.063,35 -/-

Vergoeding ZVW € 2.248,66 +

Totaal = Loon Loonheffing = Loon jaaropgave € 97.559,44”.

2.13

De WAO-uitkering in de bij 1.12 vermelde specificatie verschilt van het bedrag van de bij 2.6 vermelde WAO-uitkering, omdat [D] de van het UWV ontvangen bedragen abusievelijk inclusief vergoeding van sociale verzekeringspremies en premies Zorgverzekeringswet aan belanghebbende heeft doorbetaald.

2.14

In het bij 2.12 vermelde controleverslag wordt door de controlerend ambtenaar onder andere het volgende vermeld: “Van dagen besteed aan vergaderingen, cursussen, thuiswerken etc. is op basis van de ingediende, goedgekeurde en verwerkte formulieren en bij inhoudingsplichtige ingewonnen informatie niets gebleken. Aan de hand van de door de heer [X] ingediende declaratieformulieren zijn geen reizen naar bijvoorbeeld het kantoor in [G] of andere locaties binnen Nederland aangetroffen. ”.

2.15

Tijdens het bij 2.12 bedoelde vermelde derdenonderzoek was mevrouw [H] namens [D] de contactpersoon voor de controlerend ambtenaar. Blijkens het controleverslag heeft zij ten aanzien van de bij 2.7 vermelde [F]-uitkeringen het volgende verklaard: “Volgens mw. [H] zou de heer [X] normaliter, vanwege het afgekeurd zijn, geen recht (meer) hebben op de offshore allowance en de zogenaamde regeling “garantiedagen”. De gemaakte afspraak houdt volgens mw. [H] in dat hij recht blijft houden op de offshore allowance en de “garantiedagen” maar dat ter compensatie de [F] uitkeringen conform in het resultaat van [D] BV vloeien en dus in tegenstelling tot de WAO uitkering niet aan hem worden doorbetaald. Gevolg, de heer [X] mag de offshore allowance voor iedere gewerkte dag claimen. De locatie waar de arbeid verricht wordt (i.c. Nederland of Duitsland) speelt geen rol.”.

2.16

[I] van de Sociale Verzekeringsbank heeft de Inspecteur bij mail van 20 augustus 2013 onder andere het volgende meegedeeld: “Uit ons systeem blijkt dat de Sociale Verzekeringsbank voor de heer [X] verklaringen van toepasselijke wetgeving (E 101 verklaringen) heeft afgegeven t/m 31-12-2013. Betrokkene blijft met deze verklaringen sociaal verzekerd in Nederland wanneer hij in het buitenland werkt. Deze verklaringen werden aangevraagd door zijn werkgever [D] (Nederland) B.V. die bij het indienen van de aanvragen o.a. heeft verklaard dat de heer [X] 1 dag per maand in Nederland blijft werken. Hierdoor zijn deze verklaringen afgegeven voor de situatie ‘wisselend werken’ aangezien er naast het buitenland ook nog deels in het woonland gewerkt wordt.”.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In hoger beroep is nog in geschil of bij de vermindering wegens voorkoming van dubbele belasting in verband met de voor [E] GmbH verrichte werkzaamhedengeen rekening behoeft te worden gehouden met de uitkeringen van [F], en of hij in Nederland ten onrechte is betrokken in de premieheffing volksverzekeringen. Voorts is in geschil of belanghebbende recht heeft op een integrale proceskostenvergoeding.

3.2

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar, tot vaststelling van de bestreden aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 96.757, waarbij over een bedrag van € 84.197 vermindering ter voorkoming van dubbele belasting wordt verleend, alsmede een vrijstelling voor de premieheffing volksverzekeringen.

3.3

De Inspecteur beantwoordt de hiervoor – onder 3.1 - vermelde vragen ontkennend en concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vaststelling van de bestreden aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 96.757, waarbij voor een grondslag van € 72.330 vermindering ter voorkoming van dubbele belasting wordt verleend.

3.4

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing