Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-04-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2941, 15/00762 t/m 15/00764

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-04-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2941, 15/00762 t/m 15/00764

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 april 2016
Datum publicatie
22 april 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:2941
Formele relaties
Zaaknummer
15/00762 t/m 15/00764

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Vereiste aangifte. Omkering bewijslast. Inkomsten uit prostitutie.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummers 15/00762 tot en met 15/00764

uitspraakdatum: 12 april 2016

nummer /

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 21 mei 2015, nummers AWB 14/8321, AWB 14/8322 en AWB 14/8324, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/kantoor Arnhem (hierna: de Inspecteur).

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn over het jaar 2008 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/‌premie volksverzekeringen en de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet opgelegd. Voorts is voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet opgelegd en is bij beschikkingen heffingsrente berekend.

1.2.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de belastingaanslagen en de beschikkingen. Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de bezwaren afgewezen.

1.3.

Belanghebbende is tegen voormelde uitspraken van de Inspecteur in beroep gekomen. De rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank) heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Het hogerberoepschrift tegen de uitspraak van de Rechtbank is op 22 juni 2015 ter griffie ingekomen.

1.5.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 maart 2016 te Arnhem. Belanghebbende is daar verschenen, bijgestaan door mr. [A] . Namens de Inspecteur is verschenen [B] . Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1.

De Rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld, waarbij belanghebbende als eiser en de Inspecteur als verweerder is aangeduid:

“1. Eiser heeft op 25 februari 2009 aangifte IB/PVV 2008 gedaan naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 14.231. Dit inkomen bestaat uit een bijstandsuitkering van de Sociale Dienst [C] op grond van de Wet werk en bijstand voor een alleenstaande. Op 16 oktober 2009 wordt door verweerder de aanslag conform aangifte opgelegd.

2. Begin 2009 start de regiopolitie Gelderland-Zuid een onderzoek in verband met de verdenking van mensenhandel door eiser op zijn toenmalige woonadres [a-straat] 15, te [D] . Op 21 juli 2009 wordt proces-verbaal opgemaakt van dit onderzoek. Naar aanleiding hiervan wordt door de regiopolitie geen strafrechtelijke vervolging ingesteld. De bevindingen van de regiopolitie worden begin 2010 doorgegeven aan de Sociale Dienst [C] en aan verweerder.

3. Het onderzoek van de regiopolitie is voor de Sociale Dienst [C] aanleiding om bij besluiten van 13 augustus 2009 en 19 augustus 2009 de bijstandsuitkering van eiser over de periode van 1 april 2008 tot en met 30 juni 2009 in te trekken en terug te vorderen omdat eiser heeft verzuimd zijn inkomsten ontvangen uit de exploitatie van een seksinrichting te melden.

4. Naar aanleiding van het proces-verbaal van de regiopolitie wordt door de sociale recherche van de regio Rivierenland een onderzoek ingesteld. In het kader van het onderzoek is onder meer dossieronderzoek verricht en is, met toestemming van de officier van justitie, gebruik gemaakt van de onderzoeksgegevens van het onder 2. genoemde politieonderzoek. Verder heeft een buurtonderzoek plaatsgevonden en zijn betrokkenen en getuigen verhoord. De bevindingen van dit onderzoek zijn vastgelegd in een rapport van 18 november 2009.

5. Op 27 april 2010 kondigt verweerder een boekenonderzoek aan bij eiser.

6. Eiser heeft geen aangifte IB/PVV 2009 gedaan. Op 29 september 2010 heeft verweerder een herinnering tot het doen van aangifte verstuurd. Op 4 november 2010 heeft verweerder een aanmaning dienaangaande verzonden.

7. Op 5 juni 2013 legt verweerder aan eiser een ambtshalve aanslag IB/PVV 2009 op, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.781. Tevens legt verweerder een aanslag ZVW 2009 op, berekend naar een bijdrage-inkomen van € 50.000. De specificatie hiervan is als volgt weer te geven (in €):

Aanslag

Inkomen uit prostitutie

59.899

Zelfstandigenaftrek en MKB vrijstelling

-9.899

Bijdrage-inkomen

50.000

Bijstandsuitkering

10.781

Belastbaar inkomen uit werk en woning

60.781

8. Op 2 juli 2013 heeft de Centrale Raad van Beroep de hiervoor genoemde besluiten van de Sociale Dienst [C] bevestigd (ECLI:NL:CRVB:2013:846). De Raad is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat eiser in de periode van 1 april 2008 tot 1 juli 2009 inkomen heeft ontvangen uit prostitutie-activiteiten.

9. De bevindingen van het boekenonderzoek van verweerder zijn vastgelegd in een rapport van 27 november 2013.

10. Op 21 december 2013 legt verweerder een navorderingsaanslag IB/PVV 2008 en ZVW 2008 op, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 91.123 en een bijdrage-inkomen van € 76.892. De specificatie hiervan is als volgt weer te geven (in €):

Aangifte

Aanslag

Correctie

Navorderingsaanslag

Inkomen uit prostitutie

89.848

89.848

Zelfstandigenaftrek

-/- 4.412

-/- 4.412

MKB-winstvrijstelling

-/- 8.544

-/- 8.544

Bijdrage-inkomen

76.892

Bijstandsuitkering

14.321

14.321

14.321

Belastbaar inkomen uit werk en woning

91.123

2.2.

Tegen de hiervoor vermelde feiten is in hoger beroep niets aangevoerd, zodat het Hof van deze feiten zal uitgaan.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil zijn de navorderingsaanslagen IB/PVV 2008 en ZVW 2008 en de aanslag ZVW 2009.

3.2.

Belanghebbende betwist primair dat hij middels de exploitatie van een seksinrichting inkomen heeft genoten. Subsidiair stelt hij dat, voor zover sprake is van inkomen uit de exploitatie van een seksinrichting, de Inspecteur geen redelijke schatting heeft gemaakt van het inkomen van eiser. De door de Inspecteur gemaakte berekening van het inkomen van belanghebbende wordt niet gestaafd door de diverse getuigenverklaringen en de op de zaak betrekking hebbende stukken.

3.3.

De Inspecteur stelt dat de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep en de op zaak betrekking hebbende onderzoeken een toereikende grondslag bieden voor het standpunt dat belanghebbende in de periode 1 april 2008 tot 1 juli 2009 een seksinrichting exploiteerde. Door het verzwijgen van de daaruit genoten inkomsten heeft, zo stelt de Inspecteur, belanghebbende niet de vereiste aangifte gedaan. De schatting van het inkomen van belanghebbende over deze periode is redelijk.

3.4.

Beide partijen hebben voor hun standpunten aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd, is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.5.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en vermindering van de belastingaanslagen. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing