Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9616, 16/00050

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 29-11-2016, ECLI:NL:GHARL:2016:9616, 16/00050

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
29 november 2016
Datum publicatie
9 december 2016
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2016:9616
Zaaknummer
16/00050

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting. Groothandel in sportartikelen. Afwaardering lening. Onzakelijke lening?

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Arnhem

nummer 16/00050

uitspraakdatum: 29 november 2016

Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 1 december 2015, nummer AWB 15/828, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Den Haag (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2011 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd naar belastbaar bedrag van € 740.388. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 2.442.

1.2

Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar de aanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Den Haag, die het beroepschrift heeft doorgestuurd naar de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 1 december 2015 ongegrond verklaard.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2016 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] , als de gemachtigde van belanghebbende, alsmede drs. [B] , namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. drs. [C] .

1.7

Partijen hebben een pleitnota overgelegd.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende exploiteert een groothandel in (sport)artikelen, grote restpartijen en voorraden uit faillissementen. De aandelen in belanghebbende zijn volledig in handen van [D] (hierna: [D] ).

2.2

[D] is tevens houder van alle aandelen in [E] BV. Deze vennootschap exploiteerde een winkel in merkkleding.

2.3

De bedrijfsactiviteiten van [E] B.V. waren in de jaren voorafgaand aan 2011 verlieslatend. Om een dreigend faillissement af te wenden, zijn op 30 april 2011 de activa, te weten de winkelinventaris en een kassasysteem, voor een bedrag van € 120.000 overgedragen aan een werknemer van [E] BV, [F] (hierna: [F] ), een neef van [D] . [F] heeft de winkel voor zijn rekening en risico onder de naam “ [G] ” voortgezet.

2.4

Vanwege het feit dat bancaire financiering van de koopsom door [F] niet mogelijk was, is overeengekomen dat [F] de koopsom voor de activa aan [E] BV schuldig bleef. In de schuldbekentenis, van 30 april 2011, is het volgende opgenomen:

Schuldbekentenis

Overname winkel/inventaris [E] € 110.000,00

Overname kassasysteem 10.000,00

Totaal € 120.000,00

Voor akkoord:

Verkoper: Koper:

[D] [F] ”

2.5

Blijkens een brief van 16 december 2013 van de gemachtigde van belanghebbende aan de Inspecteur, is de lening van € 110.000 “om praktische redenen van [E] B.V. omgezet naar” belanghebbende.

2.6

Belanghebbende heeft daartoe op 11 oktober 2011 een overeenkomst van geldlening met [F] gesloten, waarbij zij aan [F] € 110.000 ter leen heeft verstrekt. Blijkens onder meer de hiervoor – onder 2.5 – genoemde brief was het de bedoeling dat daarbij alle rechten en plichten van de schuldbekentenis van 30 april 2011 overgingen naar de overeenkomst van geldlening van 11 oktober 2011

2.7

In de overeenkomst van geldlening van 11 oktober 2011 zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:

Aflosbaarheid

Artikel 3

Op de hoofdsom zal op de nagemelde renteverschijndagen telkens een bedrag groot € 5.000,00 afgelost moeten worden.

Rente

Artikel 4

Van de hoofdsom of het restant daarvan is een rente verschuldigd van 6 (zegge zes) procent per jaar, ingaande op voormelde dag van ontvangst der geleende gelden door de schuldenaar, verschijnend ieder kwartaal, voor de eerste maal op 31 december 2011 over het als dan sedert voormelde dag van ontvangst der geleende gelden door de schuldenaar verstreken tijdvak.”

2.8

Tot zekerheid heeft [F] alle huidige en toekomstige bedrijfsactiva, waaronder in ieder geval behoren de bedrijfsuitrusting, tegoeden, vorderingen en voorraden behorende tot diens bedrijf, aan belanghebbende verpand. Er zijn ter zake van de overeengekomen verpanding geen notariële of onderhandse akten opgemaakt.

2.9

Op 12 oktober 2011 heeft belanghebbende € 110.000 overgemaakt op de rekening van [G] . [F] heeft met het ter beschikking komende bedrag zijn overnameschuld aan [E] B.V. betaald.

2.10

Op 15 oktober 2011 heeft [E] B.V. € 100.000 afgelost op haar rekening-courantschuld aan belanghebbende.

2.11

[F] heeft sedert oktober 2011 op de geldlening geen aflossingen en rentebetalingen gedaan.

2.12

[F] heeft begin 2013 zijn activiteiten onder de naam van “ [G] ” gestaakt en is op 30 juli 2013 failliet verklaard.

2.13

In de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2011 heeft belanghebbende een buitengewone last opgenomen van € 130.135, waarvan € 110.000 betrekking heeft op een afwaardering van de hiervoor – onder 2.6 – bedoelde lening van € 110.000 (hierna: de lening), € 12.500 op een ‘schadevergoeding cliënt’, € 7.213 op een ‘nagekomen last vorig boekjaar’ en € 422 op ‘boeten belastingdienst’, welke laatste post elders in de aangifte is gecorrigeerd.

2.14

Bij de aanslagregeling is voornoemde buitengewone last voor zover deze betrekking heeft op de afwaardering van de lening niet in aftrek toegelaten door de Inspecteur.

3 Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1

In geschil is of belanghebbende de lening ten laste van haar winst mag afwaarderen.

3.2

Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend, de Inspecteur ontkennend.

3.3

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

3.4

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur en tot vermindering van de bestreden aanslag tot een aanslag, berekend naar een belastbaar bedrag van € 630.388. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing