Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:214, 15/00297 tm 15/00299

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 19-01-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:214, 15/00297 tm 15/00299

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
19 januari 2017
Datum publicatie
23 januari 2017
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2017:214
Formele relaties
Zaaknummer
15/00297 tm 15/00299

Inhoudsindicatie

Na overlijden van belanghebbende en verwerping van de nalatenschap door de erfgenamen is het belang aan het hoger beroep ontvallen.

Uitspraak

Afdeling belastingrecht

Locatie Leeuwarden

nummers 15/00297 tot en met 15/00299

uitspraakdatum: 19 januari 2017

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

thans wijlen [X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 19 februari 2015, nummers LEE 13/3662, 13/3663 en 13/3664, in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden (hierna: de Inspecteur)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Aan belanghebbende is voor het jaar 2007 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 188.468 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.003. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 18.364.

1.2

Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 161.026 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 8.465. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 7.478.

1.3

Aan belanghebbende is voor het jaar 2009 een aanslag in de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 150.000 en een toegepast gemaximeerd bijdrage-inkomen van € 32.369. Aan heffingsrente is daarbij een bedrag berekend van € 79.

1.4

De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de bezwaren ongegrond verklaard.

1.5

Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 19 februari 2015 ongegrond verklaard.

1.6

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.7

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, het van de Rechtbank ontvangen dossier dat op deze zaak betrekking heeft alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.8

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 december 2016 te Leeuwarden. Daarbij zijn verschenen en gehoord mr. [A] , als de indiener van het hogerberoepschrift, alsmede [B] namens de Inspecteur, bijgestaan door mr. [C] .

1.9

Bij het Hof is gelijktijdig aanhangig gemaakt de zaak betreffende de navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2007 met het kenmerk 15/00301 van [D] te [Z] . In deze zaak is na een gelijktijdige mondelinge behandeling eveneens gelijktijdig met de onderhavige zaken uitspraak gedaan.

1.10

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Beoordeling

2.1

Bij volmacht van 21 januari 2014 had belanghebbende de gemachtigde gemachtigd om voor en namens hem op te treden in zaken betrekking hebbend op fiscale en civielrechtelijke kwesties. De gemachtigde heeft op 1 april 2015 hoger beroep ingesteld tegen voormelde uitspraak van de Rechtbank.

2.2

Ter zitting is komen vast te staan dat belanghebbende in september 2015 is overleden en dat zijn erfgenamen de nalatenschap hebben verworpen.

2.3

Het vorenstaande brengt mee dat het belang aan het hoger beroep is komen te ontvallen. Het hoger beroep is op die grond niet-ontvankelijk.

3 Beslissing

Het Hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, voorzitter, mr. B. van Walderveen en mr. G.J. van Muijen, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.

De beslissing is op 19 januari 2017 in het openbaar uitgesproken.

De griffier, De voorzitter,

(H. de Jong)

(J.W. van Knobelsdorff)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 19 januari 2017

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.