Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-03-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1019, 15/00899

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 18-03-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:1019, 15/00899

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
18 maart 2016
Datum publicatie
15 juni 2016
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:1019
Zaaknummer
15/00899
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 53a

Inhoudsindicatie

In geschil is de aan belanghebbende opgelegde aanslag IB/PVV 2012, meer in bijzonder het recht op aftrek in verband met uitgaven voor levensonderhoud van kinderen en specifieke zorgkosten. Belanghebbendes zoon was in 2012 ouder dan 21 jaar, zodat aan belanghebbende geen recht op aftrek in verband met uitgaven voor levensonderhoud van kinderen toekomt. Ten aanzien van de aftrek in verband met uitgaven voor specifieke zorgkosten overweegt het Hof dat belanghebbende een recht op hogere aftrek dan de inspecteur heeft toegekend, niet aannemelijk heeft gemaakt. Naar het oordeel van het Hof heeft de inspecteur, door contact op te nemen met belanghebbendes huisarts omtrent de door hem verstrekte dieetverklaringen, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur noch belanghebbendes privacy geschonden. Belanghebbendes privacy moet voldoende gewaarborgd worden geacht door het in artikel 53a AWR neergelegde verschoningsrecht waarop de huisarts een beroep had kunnen doen indien hij de gevraagde medische informatie niet had willen verstrekken.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/00899

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 29 april 2015, nummer AWB 14/6022, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2012 opgelegde aanslag inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV), aanslagnummer [aanslagnummer]

Met toestemming van beide partijen heeft het Hof bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Het Hof heeft vervolgens op 4 maart 2016 het onderzoek gesloten.

Het Hof heeft heden, 18 maart 2016, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

Het Hof:

- verklaart het hoger beroep ongegrond, en

- bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.

Gronden

Ten aanzien van het geschil

1. Belanghebbende heeft aangifte IB/PVV 2012 gedaan naar de hierna vermelde bedragen:

Belastbaar inkomen uit werk en woning vóór persoonsgebonden aftrek: € 20.131

Uitgaven voor levensonderhoud van kinderen jonger dan 21 jaar: -/- € 9.079

Belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen: € 11.052

Als bijlage bij de aangifte IB/PVV 2012 is de tabel ‘vaste aftrekbare bedragen voor diëten, jaar 2012’ bijgevoegd. Hierop staan vijf diëten aangekruist. Deze tabel bevat tevens een handgeschreven verklaring van de huisarts, [A] , met dagtekening 20 maart 2013: ‘vetstofwisselingsstoornis, vetbeperkt in combinatie met MCT-verrijkt’.

2. De Inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 4 november 2013 - onder meer - gevraagd om de in de aangifte IB/PVV 2012 in aanmerking genomen aftrek in verband met uitgaven voor levensonderhoud van kinderen en de in de bijlage opgenomen aftrek voor specifieke zorgkosten (nader) te onderbouwen met bewijsmiddelen. De Inspecteur heeft in de door belanghebbende verstrekte informatie aanleiding gevonden om bij de onderhavige aanslag af te wijken van de ingediende aangifte.

3. De aanslag IB/PVV 2012 is opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning, tevens verzamelinkomen, van € 19.273. Hierbij is de aftrek in verband met de uitgaven voor levensonderhoud van kinderen volledig gecorrigeerd en zijn uitgaven in verband met de specifieke zorgkosten voor een bedrag van € 858 in aanmerking genomen. De aftrek van € 858 in verband met de specifieke zorgkosten heeft betrekking op de dieetkosten van € 850 voor dieet 22 (Metabole ziekten, vetstofwisselingsstoornis, vetbeperkt in combinatie met MCT-verrijkt), vermeerderd met een verhoging van 40% ingevolge artikel 6.19, eerste lid, onderdeel b Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) (tekst 2012) en verminderd met de drempel ingevolge artikel 6.20 Wet IB 2001 van 1,65% x € 20.131.

4. Na daartegen gemaakt bezwaar is, bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 19 september 2014, de aanslag IB/PVV 2012 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 17.453. De Inspecteur heeft hierbij rekening gehouden met een extra aftrek in verband met specifieke zorgkosten van € 1.820 (€ 1.300 vermeerderd met 40% van € 1.300) in verband met dieet 43 (Voedselgevoeligheid, koemelkeiwitvrij in combinatie met glutenvrij en tarwevrij). De Rechtbank heeft belanghebbendes beroep tegen de uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.

5. In geschil is de hoogte van de persoonsgebonden aftrek. Meer in het bijzonder is in geschil de hoogte van de aftrek voor levensonderhoud van kinderen en de aftrek van specifieke zorgkosten: dieetkosten.

Aftrek voor levensonderhoud van kinderen

6. De Rechtbank heeft overwogen:

“2.5. In artikel 6.13, eerste lid, van de Wet inkomstenbelasting 2001, tekst 2012 (hierna: Wet IB 2001) is bepaald, voor zover hier van belang:

“Uitgaven voor levensonderhoud van kinderen zijn uitgaven voor levensonderhoud van kinderen jonger dan 21 jaar die ten minste in belangrijke mate door de belastingplichtige worden onderhouden.”

2.6.

De door belanghebbende opgevoerde kosten hebben betrekking op zijn zoon [B] , geboren [juni 1987] . De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat de zoon van belanghebbende, waarop de aftrekpost betrekking heeft, in 2012 ouder was dan 21 jaar. Gelet hierop is niet voldaan aan het bepaalde in artikel 6.13, eerste lid, van de Wet IB 2001. Belanghebbende heeft gesteld dat voornoemde aftrek geldt voor kinderen jonger dan 30 jaar, omdat dit volgens hem blijkt uit de toelichting bij de papieren aangifteformulieren. De rechtbank verwerpt deze stelling. De toelichting waar belanghebbende naar verwijst betreft de jaren 2010 en 2011. In tegenstelling tot het onderhavige jaar (2012), was de leeftijdsgrens in die jaren 30 jaar. Belanghebbende heeft daarom geen recht op aftrek voor levensonderhoud van kinderen.

7. Het Hof onderschrijft de overwegingen van de Rechtbank en maakt deze tot de zijne.

Aftrek voor uitgaven specifieke zorgkosten: dieetkosten

8. Op grond van artikel 6.17, eerste lid, onderdeel f Wet IB 2001 jo, artikel 37 Uitvoeringsregeling Wet IB 2001 bestaat enkel recht op aftrek indien er sprake is van een op medisch voorschrift van een arts of diëtist gehouden dieet. Blijkens het door belanghebbende overgelegde schrijven van 20 maart 2013, dat als bijlage bij de aangifte IB/PVV 2012 is gevoegd, stelt belanghebbende dat hij, naast de reeds in aftrek toegestane dieetkosten voor de diëten 22 en 43, tevens recht op aftrek heeft voor de volgende diëten:

- 18: maag- darm- en leverziekten, overige, energieverrijkt in combinatie met MCT vetverrijkt, vitaminepreparaat, € 1.350;

- 25: metabole ziekten, sacharase isomaltase deficiëntie, sterk sacharosebeperkt in combinatie met (iso)maltosebeperkt, € 3.550;

- 26: metabole ziekten, eiwitstofwisselingstoornis (zoals PKU en hyperlysinemie), sterk eiwitbeperkt, € 2.700.

9. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat belanghebbende geen recht heeft op aftrek voor de onder 8. vermelde dieetkosten. De huisarts heeft op 4 december 2013 en 17 december 2013 (herziene) dieetbevestigingen afgegeven. In de dieetbevestiging van 4 december 2013 verklaart de huisarts, [A] , dat belanghebbende gedurende het onderhavige jaar dieet 22 (Metabole ziekten, vetstofwisselingsstoornis, vetbeperkt in combinatie met MCT-verrijkt) op medisch voorschrift heeft gevolgd. In de dieetverklaring van 17 december 2013 verklaart de huisarts dat belanghebbende gedurende het onderhavige jaar de diëten 22 (Metabole ziekten, vetstofwisselingsstoornis, vetbeperkt in combinatie met MCT-verrijkt) én 43 (Voedselgevoeligheid, koemelkeiwitvrij in combinatie met glutenvrij en tarwevrij) op medisch voorschrift heeft gevolgd. De Inspecteur is, in de bezwaarfase, van de dieetbevestiging van 17 december uitgegaan.

10. Naar het oordeel van het Hof moet worden uitgegaan van de juistheid van de dieetbevestiging van 17 december 2013. De huisarts heeft om hem moverende redenen gemeend de eerder door hem afgelegde verklaring(en) te moeten herzien. Belanghebbende heeft een recht op hogere aftrek dan de Inspecteur voor dieetkosten heeft toegekend, derhalve niet aannemelijk gemaakt.

11. Belanghebbende heeft in (hoger) beroep nog geklaagd over het feit dat de Inspecteur zonder zijn toestemming contact heeft opgenomen met de huisarts. Naar het oordeel van Hof mocht de Inspecteur, nadat onduidelijkheid was ontstaan ten aanzien van het aantal diëten, en daarmee over de hoogte van een aftrekpost, bij de huisarts informeren omtrent de door de huisarts verstrekte dieetverklaring. Daarbij heeft de Inspecteur niet onzorgvuldig gehandeld noch het fair play-beginsel of enig ander algemeen beginsel van behoorlijk bestuur geschonden. De Inspecteur had er weliswaar goed aan gedaan belanghebbende in kennis te stellen van het feit dat hij opheldering zou vragen bij de huisarts, maar door dat niet te doen kan niet worden gezegd dat een onrechtmatige schending van de privacy heeft plaatsgevonden. De privacy van belanghebbende moet immers voldoende gewaarborgd worden geacht door het in artikel 53a van de Algemene wet inzake rijksbelasting neergelegde verschoningsrecht, op welk recht de huisarts zich immers, nu het informatie ten behoeve van de belastingheffing van een derde betrof, had kunnen beroepen indien hij de gevraagde medische informatie niet had willen verstrekken.

Ten aanzien van het griffierecht

12. In deze zaak is van belanghebbende geen griffierecht geheven.

Ten aanzien van de proceskosten

13. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Slot

Gelet op al het vorenoverwogene moet worden beslist als bovenvermeld.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus gedaan door P.A.M. Pijnenburg, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van E.J.M. Bohnen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 18 maart 2016.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 18 maart 2016

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ‘s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

  1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

  2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

d. de gronden van het beroep in cassatie

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.