Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-05-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2100, 15/00138

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 27-05-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2100, 15/00138

Inhoudsindicatie

Aan belanghebbende is een bedrag van € 11,80 in rekening gebracht in verband met de aanvraag van een afschrift van een geboorteakte. Grondslag voor het in rekening gebrachte bedrag is het Legesbesluit akten burgerlijke stand dat is gebaseerd op de Wet rechten burgerlijke stand (wet van 23 april 1879, Stb. 1879, 72). Het Hof oordeelt dat het recht als bedoeld in artikel 2 van de Wet rechten burgerlijke stand niet een ingevolge de belastingwet genomen besluit is omdat de Wet noch het Legesbesluit als belastingwet is aan te merken in de zin van artikel 1 van de AWR. Bij of krachtens de Wet rechten burgerlijke stand is evenmin hoofdstuk V van de AWR van toepassing verklaard. Het recht als bedoeld in artikel 2 van de Wet rechten burgerlijke stand is ook niet aangeduid als een gemeentelijke belasting, zodat artikel 231 van de Gemeentewet in dit geval toepassing mist. Het besluit van de Heffingsambtenaar waarbij aan belanghebbende € 11,80 in rekening is gebracht is niet een voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in artikel 26 van de AWR. De Rechtbank heeft op het beroep van belanghebbende kennelijk als algemene bestuursrechter uitspraak gedaan. Derhalve kan tegen de beslissing van de Rechtbank geen hoger beroep bij de belastingkamer van het Hof worden ingesteld. Het Hof verklaart zich onbevoegd en draagt de griffier op het hoger beroepschrift door te zenden aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/00138

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg (hierna: de Rechtbank) van 24 december 2014, nummer AWB 12/1168, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Roermond,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de hierna te vermelden nota.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is bij beschikking van 31 juli 2012 (hierna: de nota) een bedrag van € 11,80 in rekening gebracht in verband met de aanvraag van een afschrift van een geboorteakte. Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 123. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Op grond van artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) hebben belanghebbende en de Heffingsambtenaar vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 7 april 2016 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar is toen verschenen en gehoord namens de Heffingsambtenaar, de heer [A] .

Belanghebbende is met kennisgeving aan het Hof niet verschenen.

1.6.

Aan het einde van de zitting heeft het Hof het onderzoek gesloten.

1.7.

Van de zitting is een proces verbaal opgemaakt dat aan partijen is gezonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en hetgeen de Heffingsambtenaar ter zitting geloofwaardig heeft verklaard, zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende heeft op 31 juli 2012 een afschrift van een geboorteakte aangevraagd.

2.2.

Aan belanghebbende is ter zake van voormelde aanvraag met toepassing van artikel 2, lid 1, aanhef en onder a, van de Wet rechten burgerlijke stand, in samenhang met artikel 1, lid 1, van het Legesbesluit akten burgerlijke stand, een bedrag van € 11,80 in rekening gebracht.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de volgende vragen:

I. Betreft de dienst, bestaande uit het verstrekken van een afschrift van een geboorteakte, rechtstreeks en in overheersende mate een individualiseerbaar belang?;

II. Zijn, gelet op het arrest van dit Hof van 13 juni 2014, 11/00255bis, ECLI:NL:GHSHE:2014:1762, de in rekening gebrachte kosten van het afschrift van een geboorteakte hoger dan de kostprijs?

Belanghebbende is, zo begrijpt het Hof, van mening dat de eerste vraag ontkennend en de tweede vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Heffingsambtenaar is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en tot vernietiging van de nota. De Heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden