Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-06-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2331, 15/00748

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 10-06-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:2331, 15/00748

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
10 juni 2016
Datum publicatie
9 november 2016
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:2331
Zaaknummer
15/00748

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft een personenauto ingevoerd en heeft ter zake van de registratie aangifte gedaan van de op grond van de Wet BPM verschuldigde belasting. Belanghebbende heeft de handelswaarde van de auto berekend aan de hand van de koerslijstwaarde van AutotelexPro. In geschil is of belanghebbende op deze koerslijstwaarde een correcties mag toepassen vanwege BTW/marge en vanwege parallelimport. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat in de koerslijst geen marge-auto’s en parallel geïmporteerde auto’s zijn opgenomen. De door belanghebbende verdedigde correcties op de koerslijst mogen niet worden toegepast.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/00748

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] B.V.,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 9 april 2015, nummer AWB 12/4964, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende de hierna vermelde op aangifte voldane belasting.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Belanghebbende heeft op 26 oktober 2011 aangifte gedaan van de door haar ter zake van de registratie van een personenauto op grond van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Wet BPM) verschuldigde belasting. Het betreft een personenauto van het merk [merk 1] , [type] , identificatienummer [nummer 1] (hierna: de auto). Het desbetreffende aangiftebiljet vermeldt een te betalen bedrag van € 1.669. Belanghebbende heeft dit bedrag op 28 oktober 2011 op aangifte voldaan.

1.2.

Belanghebbende heeft met dagtekening 23 november 2011, bij de Inspecteur op 24 november 2011 ingekomen, bezwaar gemaakt tegen de voldoening op aangifte. Bij brieven van 14 december 2011 en 28 maart 2012 heeft de Inspecteur belanghebbende verzocht de gronden van het bezwaar in te dienen. Bij brief van 3 september 2012 heeft belanghebbende de gronden van het bezwaar aangevuld. Bij uitspraak van 5 september 2012 heeft de Inspecteur het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van de gronden van bezwaar.

1.3.

Belanghebbende is van de uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 310.

De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, een teruggaaf BPM verleend van € 384, de Inspecteur gelast rente te vergoeden over de teruggaaf vanaf 29 oktober 2011, de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 500 en de Inspecteur gelast het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 310 aan haar te vergoeden.

1.4.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 497.

De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

De zitting heeft plaatsgehad op 25 maart 2016 te ‘s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , directeur van belanghebbende, en de heer [B] , als gemachtigde van belanghebbende, alsmede, namens de Inspecteur, de heren [C] , [D] en [E] .

1.6.

Belanghebbende heeft voor de zitting, bij het Hof ingekomen op respectievelijk 15 en 16 maart 2016, nadere stukken met diverse bijlagen toegezonden aan het Hof en door tussenkomst van de griffier aan de wederpartij.

1.7.

Belanghebbende heeft te dezer zitting twee pleitnota’s voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De Inspecteur heeft te dezer zitting een pleitnota met een bijlage voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. Belanghebbende heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen overlegging van de bij deze pleitnota behorende bijlage.

Belanghebbende heeft ter zitting een brief overgelegd van 6 mei 2011 bestaande uit twee bladzijden met veel bijlagen. Het Hof heeft dit stuk als zijnde tardief ter zijde gesteld. De motivering van deze beslissing volgt hierna onder 4.1 en 4.2.

1.8.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan.

2.1.

Belanghebbende heeft op 26 oktober 2011 aangifte gedaan van de door haar ter zake van de registratie van de auto op grond van de Wet BPM verschuldigde belasting. Het desbetreffende aangiftebiljet vermeldt een te betalen bedrag van € 1.669.

Voor de berekening van de verschuldigde BPM heeft belanghebbende de handelswaarde van de auto berekend aan de hand van de koerslijstwaarde van AutotelexPro. Belanghebbende heeft de verschuldigde BPM van € 1.669 als volgt berekend:

Historische nieuwprijs

€ 57.900

Inkoopwaarde nieuw (12%-regeling)

€ 50.512

Inkoopwaarde volgens koerslijst

€ 5.775

Afschrijving

€ 44.737

Afschrijvingspercentage

88,57%

Historische BPM

€ 14.609

Afschrijving

€ 12.939

Verschuldigde BPM

€ 1.669

Belanghebbende heeft dit bedrag op 28 oktober 2011 op aangifte voldaan.

2.2.

De Rechtbank heeft de verschuldigde BPM vastgesteld op € 1.285.

2.3.

De tussentijdse bruto BPM bedraagt € 13.263.

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

Het geschil betreft het antwoord op de volgende vragen:

1. Mag belanghebbende een correctie toepassen op de koerslijst van AutotelexPro vanwege enerzijds BTW/marge en anderzijds parallelimport?

2. Heeft belanghebbende recht op een hogere proceskostenvergoeding (bezwaar en beroep) dan het door de Rechtbank vastgestelde bedrag van € 500?

3. Heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding?

Belanghebbende is van mening dat deze vragen bevestigend moeten worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt.

Ter zitting hebben partijen, kort samengevat, het volgende aangevoerd:

(Gemachtigde van) belanghebbende:

- Ten aanzien van het verzoek om immateriële schadevergoeding: ik wil een brief van 6 mei 2011 met bijlagen overleggen. Ik wil hiermee aantonen dat de Inspecteur reeds lang op de hoogte was van de bezwaren van belanghebbende. Het betreft een brief waarin alle algemene geschilpunten worden aangehaald. Bij de aangifte voeg ik altijd een blad waarbij ik dan naar deze brief verwijs.

- In de waarde van iedere auto zit een bedrag aan rest-BPM. De rest-BPM bij een parallel ingevoerde auto is lager dan bij reguliere import. Bij export krijg je dan ook minder terug. Als je een auto uitvoert zie je pas het verschil in BPM. Een handelaar zal daar dus altijd rekening mee houden.

- Wij hebben geen gebruik gemaakt van de koerslijst van XRAY, die verschillende waarden aangaf voor de officiële import en parallelimport, omdat er discussies over die koerslijst gaande waren, hetgeen vaak tot naheffingen leidde.- In de pleitnota zijn percentages en bedragen verwisseld: primair stellen wij ons op het standpunt dat in de AutotelexPro koerslijst géén parallelimport is verwerkt. Indien het Hof ons daarin volgt, dient de handelsinkoopwaarde te worden verminderd met € 355, zijnde het verschil in BPM dat rust op de restwaarde van een officieel ingevoerde auto en de BPM die rust op de restwaarde van een parallel ingevoerde auto.Subsidiair is ons standpunt dat de koerslijst vervuild is, dus opgesteld is uitgaande van beide soorten import, zodat voor parallelimport nog een correctie op de handelswaarde moet worden toegepast van € 300.

- In eerdere procedures is wegens parallelimport een correctie van 5% verdedigd, maar dat was op basis van XRAY. Om te voorkomen dat uw Hof zal oordelen dat de factor van de ene koerslijst niet mag worden toegepast op een andere koerslijst, hebben wij het nu met concrete cijfers onderbouwd.

- De ingediende stukken betreffen lijsten van alle voertuigen, die als referentievoertuig aan te merken zijn. Als het een gangbaar type is, waar veel van is verkocht, dan heb ik een periode van bijvoorbeeld 2 maanden genomen voor de data eerste toelating. Wordt van een bepaald type weinig verkocht dan heb ik de periode wat ruimer gesteld.

- Met de lijsten toon ik het aandeel parallelimport en het aandeel reguliere import aan.

- Met de informele oplossing, die de Inspecteur voorstelt in zijn pleitnota, aangaande de onterechte niet-ontvankelijkverklaring, kan ik niet akkoord gaan. Ik wil dienaangaande geen procesrisico lopen.

- Het Hof wijst mij er op dat de auto ten tijde van de aangifte 8,5 jaar oud was en dat ik voor de correctie BTW/marge uitga van 8% terwijl uit mijn onderzoek volgt dat het percentage al na drie jaar terug loopt. Inderdaad moet worden uitgegaan van een afglijdende schaal. In deze zaak verdedig ik daarom een correctie van 2% voor het punt BTW/marge, in plaats van 8%.

Inspecteur:

- Ik maak bezwaar tegen inbreng als gedingstuk van de brief van 6 mei 2011 met bijlagen. Belanghebbende heeft mij die brief indertijd gestuurd, maar deze ligt sindsdien onaangeroerd in de kast. Ik accepteer de door belanghebbende gehanteerde wijze van motiveren van bezwaar niet en heb dat ook steeds kenbaar gemaakt naar belanghebbende. Belanghebbende dient zijn bezwaarschriften op de normale wijze te motiveren en niet door te verwijzen naar (delen van) een algemene brief. Ik ken de precieze inhoud van de brief met bijlagen derhalve niet.

- In de bijlage bij mijn pleitnota heb ik per abuis de kolommen voor parallelimport en reguliere import verwisseld.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep en – naar het Hof begrijpt – tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank; tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar; tot vaststelling van de verschuldigde BPM overeenkomstig de door belanghebbende ingenomen standpunten; tot vergoeding van de proceskosten in beroep en hoger beroep conform het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit); en tot een vergoeding wegens immateriële schade van € 500.

De Inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het hoger beroep.

4 Gronden

5 Beslissing