Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-09-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4081, 15/01359

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 01-09-2016, ECLI:NL:GHSHE:2016:4081, 15/01359

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
1 september 2016
Datum publicatie
7 december 2016
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2016:4081
Zaaknummer
15/01359

Inhoudsindicatie

Hoger beroep niet-ontvankelijk, omdat belanghebbende buiten de daarvoor geldende termijn hoger beroep heeft ingesteld. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat de uitspraak van de Rechtbank hem als gevolg van een fout niet heeft bereikt. Het door belanghebbende aangevoerde argument over de ingewikkeldheid van de procedure leidt naar het oordeel van het Hof niet tot een verschoonbare termijnoverschrijding.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Kenmerk: 15/01359

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant te Breda (hierna: de Rechtbank) van 6 oktober 2015, nummer AWB 14/5346, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Oosterhout,

hierna: de Heffingsambtenaar,

betreffende de op 14 februari 2014 aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting, aanslagnummer [aanslagnummer] , ten bedrage van € 59,90.

De zitting heeft plaatsgehad op 18 augustus 2016 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, namens de Heffingsambtenaar, mevrouw [A] .

Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 1 september 2016, de volgende mondelinge uitspraak gedaan.

Het Hof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Gronden

Ten aanzien van het geschil

1. Voordat het Hof toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van belanghebbendes grieven tegen de uitspraak van de Rechtbank, ziet het Hof zich voor de vraag gesteld of belanghebbende ontvankelijk is in zijn hoger beroep.

2. De Rechtbank heeft op 24 september 2015 uitspraak gedaan. Deze uitspraak is op 6 oktober 2015 aan partijen verzonden. Ingevolge het bepaalde in artikel 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een (hoger) beroepschrift zes weken aanvangende met ingang van de dag na die, waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Deze termijn eindigde derhalve op 17 november 2015. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen (artikelen 6:7 en 6:9 van de Awb).

3. Belanghebbende heeft het hoger beroepschrift, gedagtekend 22 november 2015, per post verzonden. Het hoger beroepschrift is gericht aan en verzonden naar ‘Rechtbank Breda’. Het hoger beroepschrift is blijkens een daarop geplaatste stempel op 26 november 2015 bij de griffie van de Rechtbank binnengekomen. De Rechtbank heeft het beroepschrift in hoger beroep doorgestuurd naar het Hof waar deze, eveneens, op 26 november 2015 is ingekomen. Ingevolge artikel 6:15, lid 3, van de Awb is voor de vraag of het hoger beroepschrift tijdig is ingediend het tijdstip van ontvangst door - in dit geval - de Rechtbank beslissend. Nu de termijn eindigde op 17 november 2015, is het op 26 november 2015 ontvangen hoger beroepschrift niet binnen de termijn ingediend.

4. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend (hoger) beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

5. Belanghebbende stelt dat de termijnoverschrijding niet aan hem kan worden toegerekend, omdat hij de uitspraak van de Rechtbank niet heeft ontvangen, althans dat de uitspraak van de Rechtbank belanghebbende niet onder ogen is gekomen omdat deze niet juist is geadresseerd of op een andere manier verloren is gegaan. Belanghebbende heeft verder aangevoerd dat de zaak erg ingewikkeld is geworden, omdat twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting door elkaar lopen.

6. De uitspraak van de Rechtbank is op 6 oktober 2015 bij aangetekende brief verzonden aan belanghebbende op het adres [a-straat] 22 te ( [postcode] ) [woonplaats] . Nu de uitspraak van de Rechtbank niet ter griffie is terugontvangen en uit de informatie van PostNL blijkt dat de uitspraak op 8 oktober 2015 op voornoemd adres is uitgereikt, is het Hof van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de uitspraak van de Rechtbank hem als gevolg van een fout niet heeft bereikt. De door belanghebbende overgelegde gegevens van PostNL over de aangetekend aan belanghebbende verzonden stukken met de Track & Trace code [code 1] respectievelijk [code 2] maken dit niet anders. Deze door belanghebbende aangehaalde zendingen hebben noch betrekking op de verzending van de uitspraak van de Rechtbank noch op de verzending van enig ander geschrift in de onderhavige procedure.

7. Verder heeft belanghebbende ter zitting verklaard dat de zaak voor hem ingewikkeld is geworden, omdat twee naheffingsaanslagen parkeerbelasting door elkaar lopen. Het Hof acht de door belanghebbende aangevoerde ingewikkeldheid onvoldoende om te kunnen concluderen dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbende in verzuim is geweest. Het Hof is dan ook van oordeel dat de termijnoverschrijding niet op grond van artikel 6:11 Awb verschoonbaar is, nu evenmin andere omstandigheden gesteld of gebleken zijn die tot een ander oordeel zouden dienen te leiden.

Ten aanzien van het griffierecht

8. Het Hof is van oordeel dat er geen redenen aanwezig zijn om te gelasten dat de Heffingsambtenaar aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht geheel of gedeeltelijk vergoedt.

Ten aanzien van de proceskosten

9. Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb.

Slot

10. Gelet op al het vorenoverwogene moet worden beslist als bovenvermeld.

Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.

Aldus gedaan door T.A. Gladpootjes, lid van voormelde Kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van E.J.M. Bohnen, griffier, in het openbaar uitgesproken op 1 september 2016.

Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 13 september 2016

Het aanwenden van een rechtsmiddel:

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (Belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH ‘s-Gravenhage. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen.

  1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

  2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

d. de gronden van het beroep in cassatie

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de Hoge Raad.

In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.