Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-12-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:5851, 16/03607

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 21-12-2017, ECLI:NL:GHSHE:2017:5851, 16/03607

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
21 december 2017
Datum publicatie
25 januari 2018
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2017:5851
Zaaknummer
16/03607

Inhoudsindicatie

De naheffingsaanslag, alsmede de boete, is door toezending aan het juiste adres op de voorgeschreven wijze bekend gemaakt. Belanghebbende heeft niet tijdig bezwaar tegen de naheffingsaanslag gemaakt. Belanghebbende stelt na afloop van de bezwaartermijn kennis te hebben genomen van de naheffingsaanslag, maar heeft geen verklaring voor het daartegen indienen van bezwaar zes weken later. Er is geen sprake een verschoonbare termijnoverschrijding en de Inspecteur heeft het bezwaar, ook ten aanzien van de boete, terecht niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Team belastingrecht

Meervoudige Belastingkamer

Kenmerk: 16/03607

Uitspraak op het hoger beroep van

de heer [belanghebbende],

wonende te [woonplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de Rechtbank) van 30 juni 2016, nummer BRE 16/993, in het geding tussen

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de Inspecteur,

betreffende na te noemen naheffingsaanslag en beschikkingen.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende zijn verenigd in één geschrift met dagtekening 31 maart 2015, onder aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.3501, over het tijdvak 1 mei 2013 tot en met 30 juni 2013 opgelegd een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: de naheffingsaanslag) ten bedrage van € 56.963 en bij beschikking een boete (hierna: de boete) van € 28.481 en is bij beschikking belastingrente tot een bedrag van € 2.794 in rekening gebracht. Het tegen de naheffingsaanslag en voornoemde beschikkingen (hierna: de beschikkingen) gemaakte bezwaar heeft de Inspecteur bij uitspraak van 16 december 2015 niet-ontvankelijk verklaard.

1.2.

Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van de Rechtbank van belanghebbende een griffierecht geheven van € 168. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.3.

Tegen de uitspraak van de Rechtbank heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ter zake van dit hoger beroep heeft de griffier van het Hof van belanghebbende een griffierecht geheven van € 251. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgehad op 9 november 2017 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord de heer [A] , gemachtigde van belanghebbende (hierna: de gemachtigde), alsmede, namens de Inspecteur, de heren [B] en [C] .

1.5.

Het Hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.6.

Van het onderzoek ter zitting is geen proces-verbaal opgemaakt.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het Hof komen vast te staan:

2.1.

Belanghebbende is zelfstandig ondernemer en oefent een handelsbedrijf uit. Ten behoeve van het bedrijf heeft belanghebbende een opslagloods gelegen aan de [adres 1] 53 te [woonplaats] in gebruik.

2.2.

De Belastingdienst heeft in het computersysteem Beheer van Relaties geregistreerd als belanghebbendes woonadres volgens de gemeente voor de daarbij genoemde perioden:

Periode adres

02-02-2011 – 19-03-2014 [adres 1] 52, [postcode 1] [woonplaats] ,

19-03-2014 – 10-09-2015 [adres 2] 140, [postcode 2] [plaats] (Duitsland),

10-09-2015 – 16-03-2016 [adres 3] 9, [postcode 3] [G]

16-03-2016 – [adres 1] 52, [postcode 1] [woonplaats] .

2.3.

Belanghebbende heeft in de maanden mei en juni 2013 een tweetal intracommunautaire leveringen, van elk € 164.168, op naam van [D] te [E] , Italië, aangegeven. Met betrekking tot deze leveringen en het ter zake daarvan toepassen van het nultarief heeft de Inspecteur een onderzoek ingesteld en bij belanghebbende documenten opgevraagd.

De heer [F] , administrateur van belanghebbende (hierna: [F] ), heeft de Inspecteur per email een aantal van de gevraagde documenten gezonden. In een email van 26 mei 2014 aan [F] heeft de Inspecteur verzocht enige vragen te beantwoorden en nadere documenten toe te zenden voor 5 juni 2014. Hierop is geen reactie ontvangen.

2.4.

Bij brief van 27 oktober 2014 kondigt de Inspecteur aan de naheffingsaanslag en de boete, van 50% wegens voorwaardelijke opzet, op te leggen en geeft hij belanghebbende de gelegenheid op de aankondiging te reageren tot 11 november 2014.

In deze brief deelt de Inspecteur mee de brief te verzenden naar het bij hem bekende bedrijfsadres van belanghebbende [adres 1] 52 te [woonplaats] en per email aan [F] .

2.5.

In vervolg op voornoemde brief heeft op 28 november 2014 een bespreking plaatsgehad tussen belanghebbende, [F] en de Inspecteur en heeft [F] per email enige documenten betreffende de onder 2.3 vermelde leveringen aan de Inspecteur verstrekt.

2.6.

Bij zijn brief van 10 maart 2015 heeft de Inspecteur wederom de naheffingsaanslag en de boete aangekondigd. Hierbij is medegedeeld dat deze brief wordt verzonden naar het bij de Belastingdienst bekende bedrijfsadres [adres 1] 52 te [woonplaats] , naar het Duitse woonadres van belanghebbende en per email aan [F] .

2.7.

Het aanslagbiljet van de naheffingsaanslag heeft de Inspecteur niet overgelegd. Wel is een uitdraai uit het computersysteem van de Belastingdienst overgelegd, maar daar staat geen adres op vermeld. Tot de gedingstukken behoort een rapport van 22 december 2015 van de Belastingdienst Centrale Administratie te Apeldoorn, inzake een onderzoek naar de verzending van het zogenoemde document van de naheffingsaanslag (hierna: het rapport). Hierin is vermeld dat ten aanzien van belanghebbende als adres [adres 2] 140, [postcode 2] [plaats] (Duitsland) is geregistreerd en dat de partij documenten, waarin de naheffingsaanslag is opgenomen, op 27 maart 2015, tijdig en zonder problemen ter postverzending is aangeboden aan PostNL.

2.8.

In het computersysteem van de ontvanger van de Belastingdienst is geregistreerd, dat belanghebbende op 21 april 2015 is aangemaand tot betaling van de naheffingsaanslag, alsmede de beschikkingen en dat op 20 mei 2015 een dwangbevel is betekend. Tot de stukken behoort een dwangbevel met dagtekening 23 juni 2015 betreffende vier aanslagen, waaronder de naheffingsaanslag, waarop belanghebbendes woonadres te Duitsland is vermeld (hierna: het dwangbevel van 23 juni 2015). Het dwangbevel van 23 juni 2015 is op het adres [adres 1] 52 te [woonplaats] achtergelaten bij belanghebbende in persoon.

2.9.

Belanghebbende heeft bij, digitaal door [F] ingezonden, formulier op 4 augustus 2015 bezwaar tegen de naheffingsaanslag gemaakt.

2.10.

In zijn brief van 16 december 2015 betreffende de beslissing op het bezwaarschrift heeft de Inspecteur in verband met de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar vermeld:

“U geeft aan dat de heer [belanghebbende] de aanslag niet heeft ontvangen. Na raadpleging van onze gegevens heb ik vastgesteld dat de niet ontvangst van de aanslag niet voor de hand ligt; de naheffingsaanslag werd aan het juiste economisch adres gezonden en er is niet gebleken dat andere omstandigheden ertoe kunnen leiden dat sprake is van verschoonbare termijnoverschrijding.”

3 Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of het bezwaarschrift van belanghebbende ontvankelijk dient te worden verklaard.

Belanghebbende is van mening, dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. De Inspecteur is de tegenovergestelde opvatting toegedaan.

3.2.

Partijen doen hun standpunten in hoger beroep steunen op de gronden, die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, van al welke stukken de inhoud als hier ingevoegd moet worden aangemerkt. Tijdens het onderzoek ter zitting hebben partijen hun standpunten toegelicht en daaraan in toegevoegd door:

De Inspecteur:

- Belanghebbende heeft aan de belastingdienst geen opgaaf gedaan van een toezendadres afwijkend van zijn woonadres.

- De naheffingsaanslag is in het geautomatiseerde systeem aangemaakt en daarbij wordt voor de adressering het van belanghebbende geregistreerde woonadres gehanteerd. Ook bij de verzending van de formele beschikking van de uitspraak op bezwaar hanteert het systeem het woonadres. De motivering van die uitspraak wordt aan de gemachtigde verzonden.

De brieven voorafgaand aan de naheffingsaanslag zijn aan meerdere adressen verzonden, omdat de behandelend ambtenaar daarvoor handmatig andere adressen kan gebruiken.

De gemachtigde:

- Belanghebbende heeft het aanslagbiljet nimmer ontvangen.

- Ik heb bij belanghebbende navraag gedaan waarom [F] pas op 4 augustus 2015 bezwaar heeft gemaakt, maar daarop heb ik geen antwoord gekregen.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak van de Inspecteur, terugwijzing naar de Inspecteur voor een behandeling van het bezwaar en vergoeding van de proceskosten en de betaalde griffierechten.

De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing