Home

Hoge Raad, 11-12-2015, ECLI:NL:HR:2015:3491, 14/04115

Hoge Raad, 11-12-2015, ECLI:NL:HR:2015:3491, 14/04115

Gegevens

Instantie
Hoge Raad
Datum uitspraak
11 december 2015
Datum publicatie
11 december 2015
ECLI
ECLI:NL:HR:2015:3491
Formele relaties
Zaaknummer
14/04115

Inhoudsindicatie

Art. 21, lid 5, Successiewet 1956 (tekst 2010). Voor de toepassing van de erfbelasting dient bij de waardering van een legaat voor zover deze afhankelijk is van de waarde van een woning te worden uitgegaan van de WOZ-waarde.

Uitspraak

11 december 2015

nr. 14/04115

Arrest

gewezen op het beroep in cassatie van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam van 24 juli 2014, nr. 13/00006, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Haarlem (nr. AWB 12/2555) betreffende een aanslag in de erfbelasting. De uitspraak van het Hof is aan dit arrest gehecht.

1 Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld. Het beroepschrift in cassatie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

De Advocaat-Generaal R.L.H. IJzerman heeft op 10 september 2015 geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep in cassatie.

2 Beoordeling van de klachten

2.1.

In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.

2.1.1.

Op 29 oktober 2010 is de moeder van belanghebbende (hierna: erflaatster) overleden. Zij heeft vijf kinderen als afstammelingen achtergelaten, onder wie belanghebbende.

2.1.2.

Tot de nalatenschap behoort onder meer de woning van erflaatster (hierna: de woning). De woning is in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) voor het jaar 2010 naar de waardepeildatum 1 januari 2009 gewaardeerd op € 576.000 (hierna: de WOZ-waarde). Bij uitspraak op bezwaar is de WOZ-waarde verlaagd tot € 457.000. Tegen die uitspraak is geen beroep ingesteld.

2.1.3.

Bij testament van 21 juli 2008 heeft erflaatster over haar nalatenschap beschikt. Hierbij heeft zij belanghebbende onterfd en haar overige kinderen tot haar erfgenamen benoemd. Aan belanghebbende heeft zij twee legaten toegekend. Artikel 4 van het testament luidt:

Ik legateer, af te geven binnen acht maanden na mijn overlijden, aan mijn zoon, [X] (…):

a. (…)

b. Een bedrag in contanten ter grootte van tien procent (10%) van het saldo van mijn nalatenschap onder aftrek van een bedrag ter grootte van de sub a gemelde goederen.

Onder saldo van de nalatenschap wordt verstaan de waarde van de bezittingen, na aftrek van de schulden ten tijde van mijn overlijden alsmede de begrafeniskosten en de kosten van de boedelafwikkelingen (…).

2.1.4.

Belanghebbende heeft op 28 december 2011 krachtens legaat een bedrag van € 45.697,84 ontvangen op zijn bankrekening.

2.1.5.

De Inspecteur heeft met dagtekening 17 januari 2012 aan belanghebbende een aanslag erfbelasting opgelegd waarbij de waarde van hetgeen aan belanghebbende is gelegateerd overeenkomstig de door de notaris gemaakte berekening is vastgesteld op € 62.430. Bij die berekening is met toepassing van artikel 21, lid 5, van de Successiewet 1956 (tekst 2010; hierna: de SW) uitgegaan van de WOZ-waarde van de woning voor het kalenderjaar 2010, te weten € 457.000.

2.2.1.

Voor het Hof was in geschil naar welke waarde de legaten aan belanghebbende voor de heffing van erfbelasting in aanmerking moeten worden genomen.

2.2.2.

Belanghebbende verdedigde dat de waarde van de legaten voor de SW gelijk is aan het bedrag dat hij daadwerkelijk heeft ontvangen, dan wel dat moet worden uitgegaan van de waarde in het economische verkeer van de woning ten tijde van het overlijden van erflaatster. Die waarde moet zijns inziens worden gesteld op € 325.000 dan wel op € 375.000.

2.2.3.

Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende ten onrechte ervan uitgaat dat voor de heffing van erfbelasting mag worden aangesloten bij de verkrijging zoals deze is uitbetaald door de notaris. Voor de heffing van erfbelasting moet worden aangesloten bij de waarderingsregels zoals deze zijn neergelegd in de SW, aldus het Hof. Daarom is bij de bepaling van de waarde van het legaat ingevolge artikel 21, lid 5, van de SW terecht uitgegaan van de WOZ-waarde van de woning voor het jaar 2010. Die bepaling is volgens het Hof niet in strijd met internationale Nederland bindende verdragen. De onherroepelijk vastgestelde WOZ-waarde van € 457.000 kan ook niet door de belastingrechter in de onderhavige procedure worden verlaagd, aldus nog steeds het Hof.

2.3.

De omvang van de door belanghebbende verkregen legaten was, voor zover hier van belang, bepaald op tien percent van het saldo van de nalatenschap. Het Hof is terecht ervan uitgegaan dat bij de waardering van die nalatenschap voor de heffing van erfbelasting de daartoe behorende woning moet worden gewaardeerd met toepassing van de in de SW neergelegde regels, waaronder artikel 21, lid 5, van de SW (vgl. HR 21 februari 2014, nr. 13/00455, ECLI:NL:HR:2014:339, BNB 2014/126). Die waarderingsmaatstaf moet ook worden toegepast voor zover de omvang van de legaten afhankelijk is van de waarde van die woning (vgl. HR 13 december 1995, nr. 29716, ECLI:NL:HR:1995:AA3167, BNB 1996/70). De tegen ’s Hofs oordelen gerichte klachten falen derhalve.

3 Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4 Beslissing