Home

Parket bij de Hoge Raad, 23-09-2014, ECLI:NL:PHR:2014:1845, 13/04127

Parket bij de Hoge Raad, 23-09-2014, ECLI:NL:PHR:2014:1845, 13/04127

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
23 september 2014
Datum publicatie
17 oktober 2014
ECLI
ECLI:NL:PHR:2014:1845
Formele relaties
Zaaknummer
13/04127

Inhoudsindicatie

Belanghebbende drijft een Chinees-Indisch restaurant en is administratieplichtig. Hij maakt gebruik van een geautomatiseerd bestellingen- en afrekensysteem (hierna: bestelcomputer). Van de in de bestelcomputer ingebrachte gegevens worden bewaard: datum bestelling, tijdstip verkoop, totaal bedrag bestelling en de betaalwijze. Wel ingebracht maar niet bewaard worden: menunummer, omschrijving menu, aantallen bestelling, prijs per artikel, keukenbonnen, nummer ober, tafelnummer, afrekening per ober en correctieboekingen (hierna: detailgegevens). Naar aanleiding van de resultaten van een bij belanghebbende gehouden boekenonderzoek heeft de Inspecteur het standpunt ingenomen dat in de jaren 2004 tot en met 2006 niet een juiste winstverantwoording heeft plaatsgevonden in de ingediende aangiften IB/PVV. Dat leidde tot omzet- en winstcorrecties en het over deze jaren aan belanghebbende opleggen van de onderhavige navorderingsaanslagen IB/PVV en naheffingsaanslagen OB (met boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente). De Inspecteur heeft in de procedure voor het Hof aangevoerd dat de administratie van belanghebbende moet worden verworpen omdat het door belanghebbende gehanteerde kassasysteem te lang de mogelijkheid biedt wijzigingen door te voeren die niet worden opgeslagen.

Het geschil betreft de vraag of het Hof terecht heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende in de jaren 2003 tot en met 2006 niet zou hebben voldaan aan de administratieplicht en er daarom geen omkering van de bewijslast geldt. Het geding spitst zich toe op het oordeel van het Hof dat geen sprake is van een schending van de bewaarplicht.

Het Hof overwoog dat de Inspecteur – op wie de bewijslast rust – niet aannemelijk heeft gemaakt dat de “tafels” niet “geboekt” of “afgesloten” werden nadat, zoals belanghebbende heeft verklaard, de rekening was betaald, dan wel dat het kassasysteem niet de mogelijkheid biedt om na te gaan of zulks geschiedde, bijvoorbeeld omdat datum en tijdstip van “openen” en “boeken/afsluiten” van een tafel niet werden bewaard. Het Hof hield het er daarom voor dat, zoals belanghebbende heeft verklaard, “tafels” nadat was afgerekend niet meer konden worden gewijzigd zonder dat dit zichtbaar zou zijn in de Z-afslag. Op basis van dit feitelijke oordeel oordeelde het Hof dat voor dat geval niet in geschil is dat het kassasysteem op dit punt voldoet aan de vereisten van artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR).

A-G Niessen overweegt dat ‘s-Hofs – mede op de aan hem als feitenrechter voorbehouden waardering van de bewijsmiddelen berustende – oordeel dat het kassasysteem op dit punt voldoet aan de vereisten van artikel 52 AWR, niet van een onjuiste rechtsopvatting getuigt en voldoende gemotiveerd en niet onbegrijpelijk is. Volgens de A-G volgt uit het oordeel van het Hof dat de met behulp van dat systeem vervaardigde totaaloverzichten per dag alle bestellingen en de daarop gevolgde betalingen omvatten die op de desbetreffende dag in de bestelcomputers waren ingevoerd. Dat betekent dat geen discrepantie bestaat tussen de bestellingen en de daarop gevolgde betalingen en de zogenaamde Z-afslagen. Er zijn dus geen omzetgegevens verdwenen. De A-G overweegt dat hoewel met het wissen van de detailgegevens een mogelijkheid tot controle voor de Inspecteur verloren kan gaan, te weten een op goederenniveau te leggen verband tussen de verkoop en de inkoop, in de onderhavige zaak niet is vastgesteld dat dat gemis daadwerkelijk effectieve controle in de weg heeft gestaan.

Ook voor zover de Staatssecretaris een beroep doet op het arrest van de Hoge Raad van 21 maart 2008, nr. 43966, faalt volgens de A-G de klacht. De A-G overweegt dat hoewel dit arrest raakvlakken heeft met de onderhavige zaak, eveneens een Chinees restaurant/afhaalcentrum dat hetzelfde, althans een vergelijkbaar kassasysteem hanteerde, sprake is van een wezenlijk andere feitelijke constellatie. De Hoge Raad benadrukte immers dat aan zijn arrest als uitgangspunt ten grondslag lag de niet door het Hof verworpen stelling van de Inspecteur dat het gehanteerde systeem niet waarborgde dat de daarmee vervaardigde totaaloverzichten alle bestellingen en daarop gevolgde betalingen omvatten, omdat eenmaal ingevoerde bestellingen gemuteerd of verwijderd konden worden. Daarom moest er in cassatie veronderstellenderwijs van worden uitgegaan dat de (niet gemuteerde en niet verwijderde) detailgegevens van de bestellingen van belang waren voor de belastingheffing, zodat belanghebbende die had moeten bewaren. Het Hof heeft feitelijk vastgesteld dat van die situatie in het onderhavige geval geen sprake is.

Naar het de A-G voorkomt ligt aan het genoemde arrest van de Hoge Raad en in het spoor daarvan de uitspraak van het Hof ten grondslag dat – in overeenstemming met de tekst en strekking van artikel 52 AWR – een evenwicht moet worden gevonden tussen enerzijds aard en omvang van de onderneming en anderzijds de noodzaak om op redelijke wijze controle te kunnen uitoefenen over de wijze waarop de fiscaal relevante gegevens zijn vastgesteld. Zolang aan dat laatste is voldaan hetgeen naar ’s-Hofs feitelijke vaststellingen het geval is, bestaat ruimte om, in het bijzonder voor een kleinere onderneming, souplesse te betrachten ten aanzien van de eisen die aan de administratieve systemen worden gesteld.

De conclusie strekt ertoe dat het beroep in cassatie van de Staatssecretaris ongegrond dient te worden verklaard.

Conclusie

mr. R.E.C.M. Niessen

Advocaat-Generaal

Conclusie van 23 september 2014 inzake:

Nr. Hoge Raad: 13/04127

Staatssecretaris van Financiën

Nr. Gerechtshof: 12/00544 t/m 12/00548

Nr. Rechtbank: AWB 10/1873, 10/1874, 10/1875, 10/1877, 10/1878

Derde Kamer A

tegen

Inkomstenbelasting 2004-2006 en Omzetbelasting 2003-2006

[X]

1 Inleiding

1.1

Aan [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) zijn voor de jaren 2004 tot en met 2006 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) opgelegd. Voorts zijn aan belanghebbende voor deze jaren bij afzonderlijke beschikkingen boetes opgelegd en heffingsrente in rekening gebracht.

Daarnaast zijn aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 en het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006 naheffingsaanslagen omzetbelasting (hierna: OB) opgelegd. Voorts zijn aan belanghebbende voor deze jaren bij afzonderlijke beschikkingen boetes opgelegd en heffingsrente in rekening gebracht.

1.2

De navorderingsaanslagen IB/PVV en de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente en de opgelegde boetes zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak op bezwaar van de Inspecteur1 gehandhaafd. De naheffingsaanslagen OB, en de daarbij in rekening gebrachte heffingsrente en de opgelegde boetes zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak op bezwaar van de Inspecteur verminderd.

1.3

Belanghebbende heeft tegen die uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank te Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en de uitspraken op bezwaar vernietigd. De navorderingsaanslag IB/PVV 2004 en de op deze aanslag betrekking hebbende beschikking heffingsrente en boetebeschikking werden verminderd. De navorderingsaanslagen IB/PVV 2003, 2005 en 2006 en de daarop betrekking hebbende beschikkingen heffingsrente en boetebeschikkingen zijn vernietigd. De naheffingsaanslag OB over het tijdvak 1 januari 2004 tot en met 31 december 2006 en de op deze aanslag betrekking hebbende beschikking heffingsrente werden verminderd. De naheffingsaanslag OB 2003 en de daarop betrekking hebbende heffingsrente alsmede de boetebeschikkingen OB zijn vernietigd.2

1.4

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het Hof). Belanghebbende heeft incidenteel hoger beroep ingesteld. Het Hof heeft het hoger beroep van de Inspecteur ongegrond verklaard.3 Het incidenteel hoger beroep van belanghebbende heeft het Hof gegrond verklaard. Het Hof vernietigde de uitspraken op bezwaar, de uitspraak van de Rechtbank (behoudens de beslissingen inzake de proceskostenveroordeling en het griffierecht) en de onder 1.1. genoemde navorderings- en naheffingsaanslagen alsmede de daarin genoemde boetebeschikkingen en beschikkingen heffingsrente.4

1.5

De staatssecretaris van Financiën (hierna: de Staatssecretaris) heeft tijdig en ook overigens op regelmatige wijze beroep in cassatie ingesteld. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend. De Staatssecretaris heeft een conclusie van repliek ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van dupliek ingediend.

1.6

Het geschil betreft de vraag of het Hof terecht heeft geoordeeld dat niet aannemelijk is geworden dat belanghebbende in de jaren 2003 tot en met 2006 niet zou hebben voldaan aan de administratieplicht en er daarom geen omkering van de bewijslast geldt. Het geding spitst zich toe op het oordeel van het Hof dat geen sprake is van een schending van de bewaarplicht.

2 De feiten en het geding in feitelijke instanties

2.1

De Rechtbank heeft de feiten als volgt vastgesteld van welke feiten in cassatie kan worden uitgegaan:

Eiser is exploitant van het Chinees-Indisch restaurant [A] te [Z] (hierna: het restaurant). Tot en met 31 december [2007; RN] dreef eiser de onderneming in de vorm van een eenmanszaak. Vanaf het jaar 2008 wordt de onderneming gedreven in de vorm van een vennootschap onder firma. De vennoten zijn eiser en zijn echtgenote [X-Y]. Beiden hebben recht op een winstaandeel van 50%. Eiser is de kok in het restaurant. De echtgenote van eiser verzorgt de administratie, beheert de financiën en verzorgt de betalingen. Daarnaast werkt zij mee in de bediening. Het restaurant heeft 40 zitplaatsen en een bijzaal met 26 plaatsen. Er is een apart afhaalgedeelte.

De openingstijden van het restaurant zijn:

- maandag tot en met vrijdag van 15.00 uur tot 22.00 uur;

- zon- en feestdagen van 12.00 uur tot 22.00 uur.

Verweerder heeft op 31 januari 2008 van de Fiod/ECD te [Q] een tip ontvangen dat het restaurant vermoedelijk “zwart” vlees inkoopt van [B] BV. Dit vermoeden is ontstaan omdat in de verkoopadministratie van [B] BV over de periode januari 2004 tot en met april 2004 verschillen zijn geconstateerd tussen de werkelijke verkopen en de feitelijk geboekte verkopen. Voor het restaurant zou het gaan om een bedrag van € 1.525,28. De Officier van Justitie heeft toestemming gegeven de gegevens uit het onderzoek te gebruiken voor (fiscale) heffing en inning.

In 2007 heeft de Arbeidsinspectie te [R] drie controles uitgevoerd in het restaurant. De Arbeidsinspectie heeft bij de eerste controle geconstateerd dat er een onbekende persoon en een illegaal in Nederland verblijvende persoon in de keuken werkzaam waren. Bij de tweede controle was er een onbekende persoon en bij de derde controle was er weer een illegaal in Nederland verblijvende persoon in de keuken werkzaam. Deze personen zijn niet opgenomen in de salarisadministratie.

In september 2008 heeft verweerder een boekenonderzoek ingesteld bij eiser, waarbij onder meer de aanvaardbaarheid van de aangiften IB/PVV over de jaren 2003 tot en met 2007 is onderzocht. Van de bevindingen van de controle is een ongedateerd rapport opgemaakt. Dit rapport behoort tot de gedingstukken.

Uit de jaarstukken voor de jaren 2003 tot en met 2006 volgen de volgende brutowinstpercentages:

2004

2005

2006

2003

Omzet

€ 184.191

€ 192.750

€ 198.178

€ 177.484

Inkopen

€ 59.733

€ 60.765

€ 62.855

€ 51.022

Brutowinst

€ 124.458

€ 131.985

€ 135.323

€ 126.462

Percentage

208%

217%

215%

248%

De percentages zijn als volgt voor de tarieven laag en algemeen tarief:

2004

2005

2006

2003

Omzet hoog

€ 4.729

€ 4.054

€ 3.356

€ 4.188

Inkopen hoog

€ 3.047

€ 1.711

€ 1.614

€ 2.771

Brutowinst

€ 1.682

€ 2.343

€ 1.742

€ 1.417

Percentage

55%

137%

108%

51%

2004

2005

2006

2003

Omzet laag

€ 179.462

€ 188.696

€ 194.822

€ 173.296

Inkopen laag

€ 56.686

€ 59.054

€ 61.241

€ 48.251

Brutowinst

€ 122.776

€ 129.642

€ 133.581

€ 125.045

Percentage

217%

220%

218%

259%

Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft verweerder geconstateerd dat de brutowinstpercentages niet juist kunnen zijn en heeft de aangegeven omzet gecorrigeerd. Verweerder is bij de berekening van de omzetcorrecties uitgegaan van een brutowinstpercentage van 268% en voor inkopen hoog van 200%. Dit op grond van branchegegevens afkomstig van het Kenniscentrum Horeca (Horeca Analyse Systeem). Daarnaast heeft verweerder rekening gehouden met een stelpost van € 7.500 aan niet geboekte inkopen op basis van het Fiod-renseignement. De gecorrigeerde omzetcijfers bedragen:

2004

2005

2006

Omzet

€ 247.417

€ 251.215

€ 258.906

Inkopen

€ 67.233

€ 68.265

€ 70.355

Brutowinst

€ 180.184

€ 182.950

€ 188.551

Percentage

268%

268%

268%

De percentages zijn als volgt voor de tarieven laag en algemeen tarief:

2004

2005

2006

Omzet hoog

€ 9.141

€ 5.133

€ 4.842

Inkopen hoog

€ 3.047

€ 1.711

€ 1.614

Brutowinst

€ 6.094

€ 3.422

€ 3.228

Percentage

200%

200%

200%

2004

2005

2006

Berekende omzet

€ 247.417

€ 251.215

€ 258.906

Aangegeven omzet

€ 184.191

€ 192.750

€ 198.178

Correctie

€ 63.266

€ 58.465

€ 60.728

Inkoopcorrectie

€ 7.500

€ 7.500

€ 7.500

Correctie

€ 55.726

€ 50.965

€ 53.228

Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder zich nader op het standpunt gesteld dat moet worden uitgegaan van een brutowinstpercentage van 248% (zijnde het feitelijke brutowinstpercentage over het jaar 2003).

Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft verweerder het standpunt ingenomen dat in de jaren 2004 tot en met 2006 geen juiste winstverantwoording heeft plaatsgevonden in de aangiften IB/PVV. Verweerder heeft over deze jaren aan eiser navorderingsaanslagen IB/PVV opgelegd met boetes van 50%. Daarnaast heeft verweerder over de verzwegen omzet naheffingsaanslagen omzetbelasting over de tijdvakken 2003 tot en met 2006 opgelegd, eveneens met boetes van 50%.

Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.

Bij de uitspraken op bezwaar heeft verweerder de omzet- en winstcorrecties verminderd. Deze verminderingen hebben echter niet geleid tot een vermindering van de navorderingsaanslagen, omdat verweerder zich heeft beroepen op interne compensatie.

2.2

De volgende aanvullende feiten zijn door het Hof vastgesteld:

2.2. (…)

Belanghebbende maakte voor de administratie gebruik van het kassa-systeem EWS-restaurant, ontwikkeld door Euroware Systems. In een bijlage bij een brief van 7 januari 2012 verklaart [C] (hierna: [C]) van Euroware Systems op (naar het Hof begrijpt, vet afgedrukte) vragen van de gemachtigde van belanghebbende onder andere het volgende (naar het Hof begrijpt, cursief afgedrukt).

2. De stelling van de belastingdienst dat opslag wel mogelijk is omdat in de beschrijving van EWS in bijlage 8 het volgende staat vermeld:

“Nadat een dergelijk overzicht is gemaakt, vraagt het systeem of de mutaties moeten worden opgeschoond. Bij ja verdwijnen de detailgegevens uit het systeem. Zolang er niet wordt opgeschoond blijven de gegevens aanwezig.

Klopt. Mutaties in deze tijdelijke bestanden moeten echter wel worden opgeschoond omdat de maximale capaciteit -destijds- ca. 2000 orders bedroeg. E.e.a. is wel afhankelijk van de pakket instellingen; het is ook mogelijk de opschoon functie automatisch met het afdrukken van de omzetlijsten te laten uitvoeren.

3 Konden deze gegevens extern door de klant worden opgeslagen?

4 Bestanden kasregister; zeer summier aanwezig. Waarom?

3 conclusie

3 Het geding in cassatie

4 Documentatie omtrent het cassatiemiddel

1 Inleiding

5 Behandeling van het cassatiemiddel

6 Conclusie