Home

Parket bij de Hoge Raad, 26-09-2014, ECLI:NL:PHR:2014:1862, 13/05844, 13/05846 en 13/05848

Parket bij de Hoge Raad, 26-09-2014, ECLI:NL:PHR:2014:1862, 13/05844, 13/05846 en 13/05848

Gegevens

Instantie
Parket bij de Hoge Raad
Datum uitspraak
26 september 2014
Datum publicatie
24 oktober 2014
ECLI
ECLI:NL:PHR:2014:1862
Formele relaties
Zaaknummer
13/05844, 13/05846 en 13/05848

Inhoudsindicatie

Belanghebbenden hebben in de jaren 2007 en 2008 aangiften gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van [apparaten] (hierna ook: de apparaten of de toestellen). [apparaten] zijn toestellen die van de computer afkomstige bestanden, waaronder video-, muziek- en fotobestanden, kunnen opslaan op hun harde schijf en (zonder aangesloten te zijn op een computer) kunnen doen weergeven op een televisie- of videomonitor.

Primair is in geschil de vraag of de [apparaten] moeten worden ingedeeld als geheugeneenheden voor harde schijven als bedoeld in tariefpostonderverdeling 8471 70 50 (0%) van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: de GN), dan wel dat het apparaten zijn waarmee beelden kunnen worden opgenomen en/of weergegeven (tariefpostonderverdeling 8521 90 00 van de GN, 13,9%). Subsidiair is in geschil de vraag of [apparaten] op grond van de Overeenkomst inzake Informatietechnologie (hierna: de ITA) vrij van douanerechten in de Europese Unie (hierna: EU) kunnen worden ingevoerd.

Rechtbank Haarlem (hierna: de Rechtbank) en Hof Amsterdam (hierna: het Hof) zijn van oordeel dat de apparaten voor videoweergave zijn die onder tariefpost 8521 van de GN moeten worden ingedeeld. Voorts zijn de Rechtbank en het Hof van oordeel dat belanghebbenden niet met succes een beroep kunnen doen op de ITA.

A-G Van Hilten bespreekt in deze conclusie de in deze procedure relevante indelingsregels, afdeling, hoofdstukken en tariefpost(onderverdelingen)en van het Geharmoniseerd Systeem (GS) c.q. de GN. De daarbij behorende aantekeningen en toelichtingen komen eveneens aan de orde.

Met betrekking tot de postonderverdeling 8471 70 50 van de GN merkt de A-G allereerst op dat met de in die postonderverdeling gehanteerde term ‘eenheden voor harde schijven’ - na vergelijking met andere taalversies - ‘hardeschijfeenheden’ bedoeld moet zijn. Vervolgens valt volgens de A-G uit aantekening 5C op hoofdstuk 84 af te leiden dat onder tariefpost 8471 van de GN ook schijvengeheugeneenheden kunnen worden gebracht, die niet uitsluitend of hoofdzakelijk worden gebruikt in een automatisch gegevensverwerkend systeem (de computer). Voorwaarde is dan wel dat deze schijvengeheugeneenheden op de centrale verwerkingseenheid kunnen worden aangesloten en in staat zijn om gegevens te ontvangen of te leveren in een vorm die bruikbaar is voor het systeem. Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie (hierna: HvJ) lijkt de A-G op het eerste gezicht de conclusie gerechtvaardigd dat een toestel met een harde schijf zoals de [apparaten], waarvan vaststaat dat zij een harde schijf hebben, onder tariefpost 8471 van de GN valt. Aantekening 5E op hoofdstuk 84, welke aantekening bij de uitlegging van aantekening 5C in acht moet worden genomen, en de daarbij behorende GS-toelichtingen, schrijven echter voor dat apparaten met een automatische gegevensverwerkende machine of die daarmee in samenhang worden gebruikt en die een eigen functie hebben (anders dan automatische gegevensverwerking) buiten het bereik van tariefpost 8471 van de GN vallen. Voorts is het vaste rechtspraak van het HvJ dat aantekening 5E beoogt te verhinderen dat apparaten met een andere functie dan gegevensverwerking, worden ingedeeld in tariefpost 8471, enkel omdat zij in samenhang met een automatische gegevensverwerkende machine worden gebruikt. De A-G geeft aan dat de indeling van de [apparaten] in post 8471 van de GN staat of valt met het antwoord op de vraag of de apparaten - naast gegevensverwerking - een eigen functie hebben. Zij meent dat dit het geval is. Het komt de A-G voor dat de [apparaten] de functie hebben van een apparaat als bedoeld in tariefpost 8521 van de GN.

Ten aanzien van tariefpost 8521 van de GN, merkt de A-G op dat de in deze post bedoelde producten niet alleen apparaten omvat die kunnen opnemen én weergeven, maar dat zowel apparaten die kunnen opnemen als apparaten die kunnen weergeven (als apparaten die beide kunnen) onder deze tariefpost vallen. Voor toepasbaarheid van de post is haars inziens niet vereist dat een apparaat zowel opneemt als weergeeft. Zij leidt dit af uit de jurisprudentie van het HvJ, andere taalversies en de van toepassing zijnde GS-toelichtingen. Aangezien het in de onderhavige gevallen vaststaat dat de [apparaten] de objectieve eigenschappen en kenmerken hebben van een toestel waarmee beelden kunnen worden weergegeven, hebben de toestellen haars inziens buiten twijfel een eigen functie, andere dan gegevensverwerking. Hieruit vloeit volgens de A-G voort dat de [apparaten] - op grond van aantekening 5E bij hoofdstuk 84 - niet onder tariefpost 8471 van de GN (kunnen) vallen. Aan toepassing van aantekening 3 op afdeling XVI komt de A-G - anders dan het Hof - niet toe. Het eerste middel faalt. Het tweede en vierde middel waarin wordt geklaagd over ’s Hofs oordeel omtrent de hoofdfunctie van de [apparaten] behoeven geen behandeling.

Vervolgens bespreekt de A-G de ITA. De ITA behoort tot de overeenkomsten die in het kader van de World Trade Organization (hierna: WTO) door de EU zijn ondertekend. Bij de ITA verbonden de overeenkomstsluitende partijen zich om de douanerechten en andere rechten en heffingen op informatietechnologieproducten tegen het jaar 2000 af te schaffen. Bij de bespreking van de toepasbaarheid van de ITA spelen volgens de A-G twee aspecten een rol: in de eerste plaats is het de vraag of marktdeelnemers als belanghebbenden rechtstreeks een beroep op de ITA kunnen doen, en in de tweede plaats rijst de vraag of de [apparaten] onder het bereik van de ITA vallen en daarom vrij van rechten moeten (kunnen) worden ingevoerd. Het is vaste rechtspraak van het HvJ dat een ‘gemeenschapshandeling’ alleen aan WTO-overeenkomsten - waaronder de ITA - wordt getoetst wanneer de EU uitvoering heeft willen geven aan een in het kader van de WTO aangegane bijzondere verplichting of indien de gemeenschapshandeling uitdrukkelijk naar specifieke bepalingen van WTO-overeenkomsten verwijst. Dat lijkt de A-G het geval waar het gaat om de in de ITA neergelegde afspraken omtrent het tot nihil terugbrengen van douanerechten op de onder de ITA vallende producten. Daarmee is volgens de A-G nog niet gezegd dat een particulier voor een rechterlijke instantie de ongeldigheid van een gemeenschapshandeling wegens strijdigheid met WTO-overeenkomsten kan inroepen. Een rechtstreeks beroep lijkt de A-G namelijk, gezien ook de rechtspraak van het HvJ, niet mogelijk. Dat neemt volgens haar echter niet weg dat het HvJ wel degelijk rekening houdt met WTO-overeenkomsten bij de uitlegging van Europees, afgeleid recht. Het lijkt de A-G dat de op verordeningen gebaseerde Europese regelgeving zoveel mogelijk conform de voorschriften van de ITA moet worden uitgelegd, ook waar het gaat om de onderhavige [apparaten]. Aangezien de [apparaten] volgens de A-G niet zijn in te delen in tariefpost 8471 van de GN betekent dat dat zij in ieder geval niet met (overeenkomstige toepassing van) bijlage A bij de ITA vrij van rechten zijn. Ook vallen de [apparaten] haars inziens niet onder bijlage B van de ITA. Gelet namelijk op de gedingstukken en hetgeen partijen hebben aangevoerd, acht de A-G het niet onbegrijpelijk, - en overigens verweven met vaststellingen van feitelijke aard -, dat het Hof en de Rechtbank hebben geoordeeld dat belanghebbenden niet aannemelijk hebben gemaakt dat de [apparaten] onder bijlage B van de ITA kunnen worden gebracht. Het derde middel en voor zover het daarop betrekking heeft, het vierde middel, falen.

A-G Van Hilten adviseert de beroepen in cassatie van belanghebbenden ongegrond te verklaren.

Conclusie

mr. M.E. van Hilten

Advocaat-Generaal

Conclusie van 26 september 2014 inzake:

HR nrs. 13/05844, 13/05846 en 13/05848

[X2] B.V.

Hof nrs. 12/00115 tot en met 12/00117

Rb nrs. AWB 11/1, 11/3858 en 11/3859

[X3] S.A.

[X1] B.V.

Derde Kamer A

tegen

Douanerechten

1 januari 2007 - 31 december 2008

staatssecretaris van Financiën

1 Inleiding

1.1

[apparaten]. Dat zijn toestellen die van de computer afkomstige bestanden, waaronder video-, muziek- en fotobestanden, kunnen opslaan op hun harde schijf en (zonder aangesloten te zijn op een computer) kunnen doen weergeven op een televisie- of videomonitor. In deze procedures staan deze [apparaten] centraal.

1.2

De vraag is primair of deze toestellen moeten worden ingedeeld als geheugeneenheden voor harde schijven als bedoeld in tariefpostonderverdeling 8471 70 50 van de Gecombineerde Nomenclatuur (hierna: de GN), dan wel dat het apparaten zijn waarmee beelden kunnen worden opgenomen en/of weergegeven (tariefpostonderverdeling 8521 90 00 van de GN).

1.3

Daarnaast is onderwerp van geschil de vraag of de [apparaten] op grond van de Overeenkomst inzake Informatietechnologie (beter bekend als de Information Technology Agreement, hierna: ITA) vrij van douanerechten in de Europese Unie (hierna: EU) kunnen worden ingevoerd.

1.4

Rechtbank Haarlem (hierna: de Rechtbank) en Hof Amsterdam (hierna: het Hof) oordeelden dat de [apparaten] voor videoweergave zijn die onder tariefpost 8521 van de GN moeten worden ingedeeld. Voorts oordeelden de Rechtbank en het Hof dat belanghebbenden niet met succes een beroep kunnen doen op de ITA. In deze conclusie valt te lezen of ik de opvatting van Rechtbank en Hof deel.

1.5

Deze conclusie betreft drie procedures: één die is geïnitieerd namens [X2] B.V. (hierna: [X2]; HR nr. 13/05844), één ten name van [X3] S.A. (hierna: [X3]; HR nr. 13/05846) en één die namens [X1] B.V. (hierna: [X1]; HR nr. 13/05848) wordt gevoerd. Deze conclusie heeft te gelden als de in één geschrift vervatte conclusies in elk van de drie zaken. Ik meen met één geschrift te kunnen volstaan omdat (i) de geschilpunten in de drie procedures gelijk zijn, (ii) de uitnodigingen tot betaling (hierna: utb’s) die aan [X2] en [X1] zijn uitgereikt [apparaten] betreffen die zij in eigen naam en voor eigen rekening voor [X3] hebben ingevoerd, (iii) de tijdvakken van invoer in de drie procedures hetzelfde zijn, te weten 2007-2008, (iv) belanghebbenden vertegenwoordigd worden door dezelfde gemachtigde, waarbij (v) alle gedingstukken nagenoeg identiek zijn, terwijl (vi) de verschillende zaken bij de Rechtbank en bij het Hof gezamenlijk ter zitting zijn behandeld. Waar in het navolgende gewag wordt gemaakt van ‘belanghebbende’, wordt gedoeld op elk van de belanghebbenden in de respectievelijke drie procedures.

2 Feiten en procesverloop

2.1

In de jaren 2007 en 2008 heeft belanghebbende aangiften gedaan1 voor het in het vrije verkeer brengen van [apparaten] (hierna ook: de apparaten of de toestellen). Het gaat – voor zover van belang – om [apparaten] met de volgende specificaties en omschrijvingen:2

Technische specificatie

Omschrijving product

[apparaten] + Multimedia Drive.pdf

HDD 3.5 Desktop [apparaten] Multimedia

[apparaten] HD Multimedia Drive.pdf

HDD 3.5 Desktop [apparaten] HD Multimedia

[apparaten] Pro Multimedia Drive.pdf

HDD 3.5 Desktop [apparaten] PRO Multimedia

[apparaten] Pro HD Multimedia Drive.pdf

HDD 3.5 Drive Desktop [apparaten] PRO HD Multimedia

2.2

Belanghebbende heeft de [apparaten] aangegeven onder tariefpostonderverdeling 8471 70 503 van de GN. Goederen van deze post zijn vrij van rechten (0%).

2.3

De [apparaten] zijn toestellen voor het opslaan op hun harde schijf van bestanden afkomstig van de computer, waaronder video-, muziek- en fotobestanden in diverse gangbare formaten. De opslag op de harde schijf van de apparaten geschiedt met behulp van de op de toestellen aanwezige firewire- of USB-aansluiting. De video-, muziek- en fotobestanden (multimediabestanden) kunnen zonder tussenkomst van een computer door middel van een door de apparaten gegenereerd menu op een televisie- of videomonitor worden weergegeven. Hierbij worden met behulp van in/op de apparaten aanwezige hard- en software de gecodeerde mediabestanden gedecodeerd en geconverteerd naar een (pal/ntsc) signaal, dat via één van de uitgangen van de apparaten, bijvoorbeeld composiet, S-VHS, component of scart, aan de overeenkomstige ingang van de televisie- of videomonitor wordt aangesloten. De [apparaten] zijn voorzien van een HDMI-aansluiting. Bij sommige toestellen behoort een afstandsbediening4.

2.4

Met toepassing van artikel 78, lid 2, van het Communautair douanewetboek (hierna: CDW) is bij [X3] een onderzoek ingesteld naar de aanvaardbaarheid van de in punt 2.1 bedoelde aangiften voor het vrije verkeer van [apparaten]. De bevindingen van de controle zijn opgenomen in een tot de gedingstukken behorend rapport van 21 april 2010 (hierna: het controlerapport)5.

2.5

In bijlage 2 bij het controlerapport wordt de door de controlerend ambtenaar voorgestane indeling van de [apparaten] als volgt gemotiveerd (vetgedrukte tekst conform origineel):

Motivering indeling goederen onder de goederencode 8521 9000 90

(…)

Algemene toelichting:

De technische specificatie van alle 4 de apparaten is nagenoeg gelijk, alle 4 hebben ze een grote harde schijf, video ondersteuning in alle gangbare formaten, zoals MPEG-1, 2 en 4 DivX. Foto bestanden worden ook door alle 4 de apparaten ondersteund in de vorm van BMP, JPG en JPEG. Ook audio wordt ondersteund in diverse formaten zoals, Dolby, MP3 en WAV. Alle apparaten hebben (bij opname van gegevens van de computer) Windows of in 1 geval ook Macintosh) ondersteuning nodig. Alle apparaten hebben diverse video-uitgangen zoals S video, Composiet video-uitgangen, enkele hebben ook een scart aansluiting voor het overbrengen van videosignalen naar monitoren. De types met toevoeging HD hebben HDMI aansluitingen. Zelfs als de harde schijf nog niet ingebouwd is, omdat dit op een later tijdstip plaats zal vinden, ook dan is er al sprake van een niet compleet videoweergave apparaat. (…) In alle gevallen wordt het NTSC/PAL systeem ondersteund, hetgeen wil zeggen dat het video-opname- en weergave apparaten betreft. Dit alles lijdt6 er toe dat deze apparaten ingedeeld moeten worden als toestellen voor het weergeven van video.

(…)”

2.6

Voorts is in het controlerapport onder het kopje ‘motivering indeling onder GS-post 8521 in verslag van bespreking’ de volgende passage uit (de eerste bladzijde van) de handleiding van de [apparaten] opgenomen:

“Met de [X3] Multimedia-drive kunt u uw favoriete multimediabestanden op uw computer weergeven op uw tv. Kopieer gewoon films, foto’s en muziek van een pc of Mac-computer naar de [apparaten] Pro-drive via de USB- of FireWire-aansluiting. Daarna kunt u de films, diapresentaties van de foto’s en uw muziek op elk televisietoestel weergeven.”

(…)”

2.7

De bevindingen van de controle waren voor de Inspecteur7 aanleiding om de apparaten in te delen in tariefpostonderverdeling 8521 90 00 90 van de GN. Voor goederen van deze post geldt een tarief van 13,9%. Met dagtekening 17 februari 2010, 23 maart 2010 en 11 mei 2010 heeft de Inspecteur utb’s8 aan belanghebbende uitgereikt.

2.8

Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt. Bij uitspraken op bezwaar9 heeft de Inspecteur de bezwaren afgewezen en de utb’s gehandhaafd.

3 Geding voor de Rechtbank en het Hof

3.1

De Rechtbank

3.1.1

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de Inspecteur beroep ingesteld bij de Rechtbank.10

3.1.2

Voor de Rechtbank was – voor zover in cassatie van belang – primair de indeling van de [apparaten] in de GN in geschil. Subsidiair was in geschil of de heffing en inning van douanerechten in strijd is met de ITA.

3.1.3

Ten aanzien van de indeling oordeelde de Rechtbank dat de hoofdfunctie van de [apparaten] moet worden gevonden in videoweergave en dat de [apparaten] dienovereenkomstig moeten worden ingedeeld (dat wil zeggen onder tariefpost 8521 van de GN). De Rechtbank overwoog daartoe:

“5.2.1. Gelet op de (…) objectieve kenmerken en eigenschappen van de producten kunnen deze worden aangesloten op een computer en kunnen er bestanden worden opgeslagen op de harde schijf van de producten. In zoverre zijn de producten eenheden voor harde schijven als bedoeld onder de GN-code 8471 70 50. Uit de objectieve kenmerken en eigenschappen blijkt tevens dat de producten video-, muziek- en fotobestanden in een voor een tv bestemd signaal (pal/ntsc) kunnen converteren en via de daarvoor geëigende aansluitingen aan een tv- of videomonitor voor weergave daarop, kunnen aanbieden. Hieruit volgt dat de producten ook videoweergaveapparaten zijn als bedoeld onder post 8521. Nu de producten combinaties van machines van verschillende soorten zijn, die bestemd zijn om gezamenlijk te functioneren en die één geheel vormen, dan wel machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies, moeten de producten gelet op aantekening 3 op afdeling XVI (die de hoofdstukken 84 en 85 omvat), worden ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex. De rechtbank is van oordeel dat de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex de functie van videoweergaveapparaat is. Dit blijkt uit de door eiseres niet bestreden weergave in het controlerapport van het geciteerde uit de handleiding van de producten. Blijkens dit citaat is het ondubbelzinnig de bedoeling van de producten dat deze worden gebruikt om de multimediabestanden op de harde schijf weer te geven op de tv. Naar het oordeel van de rechtbank vormt dit gebruik (als videoweergaveapparaat) de hoofdfunctie.

5.2.2.

De stelling van eiseres dat de producten in wezen “geavanceerde harde schijven” zijn, zowel als het gaat om hun functioneren als het gebruik, dan wel daarmee te vergelijken zijn en dat zij daarom moeten worden ingedeeld onder post 8471 70, volgt de rechtbank dan ook niet. Anders dan gewone losse harde schijven en opslageenheden als bedoeld onder post 8471 70 van de GS, beschikken de producten naast de harde schijf over hardware en software die de multimediabestanden decoderen en converteren naar een tv-signaal en beschikken zij over uitgebreide mogelijkheden voor aansluiting aan een tv- of videomonitor. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar stelling geen productinformatie overgelegd, waaruit zou blijken dat de hoofdfunctie van de producten het gebruik als harde schijf zou zijn.”

3.1.4

De Rechtbank was voorts van oordeel dat een marktdeelnemer als belanghebbende geen beroep kan doen op de ITA, en dat bovendien heffing en inning van douanerechten in casu niet in strijd is met deze overeenkomst. Zij overwoog daartoe het volgende:

“5.4. (…) een marktdeelnemer [kan], gelet op de bijzondere kenmerken van het stelsel voor geschillenbeslechting binnen de WTO, dat een belangrijke plaats inruimt voor onderhandelingen tussen partijen, voor een rechterlijke instantie van een lidstaat niet (…) aanvoeren dat een regeling van de Unie onverenigbaar is met bepaalde WTO-regels (zie arrest van 1 maart 2005, Van Parys, C 377/02, Jurispr. blz. I 1465, punten 39 en 40 en aldaar aangehaalde rechtspraak). De rechtbank is voorts van oordeel dat uitlegging van de GN zoveel mogelijk in overeenstemming met de ITA niet aan de orde is, omdat niet is gebleken dat de producten onder de werking van de ITA vallen. Eiseres heeft dit wel betoogd, maar niet aangetoond.”

3.1.5

Bij uitspraken van 22 december 2011, nr. AWB 11/111, ECLI:NL:RBHAA:2011:BV3711, nr. AWB 11/385812, ECLI:NL:RBHAA:2011:BV37108 en nr. AWB 11/385913, ECLI:NL:RBHAA:2011:BV37105, heeft de Rechtbank de beroepen ongegrond verklaard.

3.2

Het Hof

3.2.1

Belanghebbende heeft tegen de haar betreffende uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. Ook voor het Hof was primair in geschil de indeling van de [apparaten] in de GN, en subsidiair de toepasbaarheid van de ITA.14

3.2.2

Evenals de Rechtbank kwam het Hof tot het oordeel dat de onderhavige apparaten onder tariefpost 8521 van de GN moeten worden ingedeeld. Het Hof overwoog als volgt:

“7.2. Tussen partijen is niet in geschil dat de onderwerpelijke apparaten alle zijn uitgerust met een harde schijf waarop digitale bestanden kunnen worden opgeslagen van externe bronnen. De apparaten kunnen daarom in beginsel als hardeschijfeenheden worden ingedeeld onder GN-onderverdeling 8471 7050. Het Hof merkt daarbij op dat voor “eenheden voor harde schijven” in de Nederlandse taalversie van genoemde postonderverdeling kennelijk dient te worden gelezen “hardeschijfeenheden”, dit gelet op de Engelse, Duitse en Franse taalversie van deze postonderverdeling (Hard disk drives, Festplattenspeichereinheiten, resp. Unités de mémoire à disques durs).

7.3.

Belanghebbende heeft ter zitting betoogd dat zij15 van origine fabrikant is van geheugeneenheden en dat zij, om zich te onderscheiden van andere fabrikanten, bepaalde geheugeneenheden heeft voorzien van de mogelijkheid bestanden te versturen naar, en daarmee zichtbaar te maken op, een extern scherm, ook zonder dat deze apparaten zijn aangesloten op een computer. Deze functie komt ook tot uitdrukking in de handelsbenaming ‘[apparaten]’.

7.4.

Naar ’s Hofs oordeel beschikken de apparaten daarmee over zodanige objectieve kenmerken en eigenschappen dat zij als videoweergaveapparaten vatbaar zijn voor indeling onder GN-post 8521 (Video-opname- en videoweergaveapparaten, ook indien met ingebouwde videotuner). In het midden kan daarom blijven of de apparaten tevens over een opnamefunctie beschikken.

7.5.

Ingevolge aantekening 3 op afdeling XVI worden machines met twee of meer verschillende (afwisselende of aanvullende) functies ingedeeld naar de hoofdfunctie die kenmerkend is voor het complex. Nagegaan moet dus worden of de dataopslag (post 8471) dan wel de videoweergave (post 8521) de hoofdfunctie is.

7.6.

Uit het arrest van het Hof van Justitie van 14 april 2011, C-288/09, British Sky, (r.o. 76 en 77) volgt dat voor het bepalen van de hoofd- en nevenfunctie als bedoeld in aantekening 3 op afdeling XVI acht dient te worden geslagen op de inherente bestemming van de goederen en dat daarbij rekening moet worden gehouden met wat voor de consument hoofd- en bijzaak is. Het Hof overweegt ter zake als volgt.

7.7.

Blijkens de stukken van het geding worden de producten op de markt gebracht als mediaspelers, voor het afspelen van multimediabestanden op een televisie. Dat volgt ook uitdrukkelijk uit de onder de 2 geciteerde handleiding alsmede de door belanghebbende gebruikte handelsbenaming “[apparaten]”. Teneinde multimediabestanden te kunnen afspelen op een televisie, zonder verbinding met een computer, dienen de [apparaten] te beschikken over een geheugeneenheid voor de opslag van deze multimediabestanden. Deze geheugeneenheid kan ook worden gebruikt voor de opslag van andere data dan af te spelen multimediabestanden. Naar evenwel niet voor redelijke twijfel vatbaar is wordt een mediaspeler door de consument primair aangeschaft voor het afspelen van multimediabestanden en niet voor data-opslag. Voor data-opslag kan immers worden volstaan met de aanschaf van een (goedkopere) externe harde schijf.

7.8.

Uit het voorgaande concludeert het Hof dat de weergavefunctie voor de consument de hoofdfunctie is en de dataopslag een bijkomende functie vormt.”

3.2.3

Het Hof beantwoordde de vraag of de [apparaten] op grond van de ITA onbelast moeten blijven - net als de Rechtbank - ontkennend:

“7.9. Met betrekking tot het beroep op de ITA overeenkomst overweegt het Hof dat volgens vaste rechtspraak bepalingen van overeenkomsten als deze voor particulieren geen rechten in het leven roepen waarop zij zich krachtens het Unierecht rechtstreeks kunnen beroepen. Het bestaande Unierecht dient wel voor zover mogelijk overeenkomstig de ITA te worden uitgelegd. Evenals de rechtbank komt het Hof tot het oordeel dat een uitlegging van de GN overeenkomstig de bepalingen van de ITA niet aan de orde is, reeds omdat niet is gebleken dat de [apparaten] onder bijlage B van de ITA vallen.

De inspecteur heeft ter zitting gesteld dat de onderwerpelijke apparaten daar niet onder vallen, omdat zij niet zijn bestemd voor computers. Belanghebbende heeft die stelling niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken en uit de stukken van het geding valt evenmin af te leiden dat sprake is van een bestemming voor computers.”

3.2.4

Bij uitspraken van 24 oktober 2013, nr. 12/0011516, niet gepubliceerd, nr. 12/0011617, ECLI:NL:GHAMS:2013:3905, DR 2014/4, en nr. 12/0011718, niet gepubliceerd, heeft het Hof de hoger beroepen van belanghebbenden ongegrond verklaard en de uitspraken van de Rechtbank bevestigd.

4 Het geding in cassatie

5 De theorie van de indeling(sregels)

6 Afdeling XVI, hoofdstukken 84 en 85 en tariefposten 8471 en 8521 van de GN

7 ITA

8 Recapitulatie van de cassatiemiddelen

9 Conclusie