Home

Rechtbank Breda, 07-09-2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:BW1367 ECLI:NL:RBBRE:2011:4223 ECLI:NL:RBBRE:2011:4303 BU4714, 10/4138

Rechtbank Breda, 07-09-2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:BW1367 ECLI:NL:RBBRE:2011:4223 ECLI:NL:RBBRE:2011:4303 BU4714, 10/4138

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
7 september 2011
Datum publicatie
16 november 2011
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2011:BU4714
Zaaknummer
10/4138

Inhoudsindicatie

Dit is één van de 20 zaken (nrs. 10/4138 t/m 10/4151 en 10/4154 t/m 10/4159)

De klikbrief vormt een op de zaak betrekking hebbend stuk nu deze zich in het dossier bevindt en enkele passages over belanghebbende en zijn werkzaamheden bevat. Alsdan zou de brief voor de besluitvorming in de zaken van belanghebbende relevant kunnen zijn.

Wel wegen de belangen van de inspecteur bij geheimhouding van de persoonlijke gegevens van derden en de identiteit van de schrijver van de brief aanzienlijk zwaarder dan de belangen van belanghebbende bij bekendmaking ervan. De geheimhoudingskamer zal dan ook beslissen dat zowel passages waaruit eventueel de identiteit van de schrijver van de brief zou zijn af te leiden (dat zijn de passages die in de geschoonde versie reeds door de inspecteur zijn verwijderd), als de persoonlijke gegevens van derden geheim moeten blijven. De inspecteur heeft zich voor de geheimhouding van de brief beroepen op de privacy en bescherming van derden. Nu de privacy en bescherming door verwijdering van de gedeeltes voldoende zijn gewaarborgd, ziet de geheimhoudingskamer geen reden om de rest van de brief niet openbaar te maken.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummers: AWB 10/4138 t/m 10/4151 en 10/4154 t/m 10/4159

Uitspraakdatum: 7 september 2011

Beslissing als bedoeld in artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor Helmond,

de inspecteur.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. De inspecteur heeft aan belanghebbende voor verschillende jaren (navorderings-) aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, alsmede naheffingsaanslagen omzetbelasting, navorderingsaanslag premie arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en (navorderings-)aanslagen ziekenfondswet. Daarnaast heeft de inspecteur bij afzonderlijke beschikkingen heffingsrente en boetes opgelegd.

1.2. De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 16 en 27 augustus 2010,

3 en 30 september 2010, 29 oktober 2010, 4 en 5 november 2010 de (navorderings- en naheffings-)aanslagen, beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikkingen gehandhaafd dan wel vernietigd of verminderd.

1.3. Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 20 september 2010, ontvangen bij de rechtbank op 21 september 2010, beroep ingesteld.

1.4. Belanghebbende heeft in de motivering van zijn beroepschrift de inspecteur verzocht om toezending aan de rechtbank van alle op de zaak betrekking hebbende stukken. Hij verzoekt daarbij in het bijzonder om overlegging van de navolgende stukken:

- een verklaring van derden, ontvangen door de inspecteur op 30 januari 2007;

- een verklaring van derden, ontvangen door de inspecteur op 5 maart 2007 (hierna: de klikbrief).

- stukken met betrekking tot het project “[project X]”.

1.5. De inspecteur heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat de verklaring van derden van 30 januari 2007 aan belanghebbende is verstrekt. De stukken welke betrekking hebben op het project “[project X]” zijn volgens de inspecteur na evaluatie van het project en déchargeverlening door of namens de gemeente [woonplaats] vernietigd.

Tevens heeft de inspecteur in zijn verweerschrift een verzoek gedaan om ingevolge artikel 8:29, eerste lid, van de Awb een (beperkte) inzage te weigeren in de klikbrief. De inspecteur heeft ter zake van de klikbrief een gesloten enveloppe aan de rechtbank overgelegd. De rechtbank heeft geen kennis genomen van de inhoud van de enveloppe en de zaak verwezen naar de geheimhoudingskamer.

1.6. Het onderzoek ter zitting in de geheimhoudingskamer heeft plaats gevonden op

25 augustus 2011 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornnaam gemachtigde] te [plaats] en [plaats], alsmede namens de inspecteur, [gemachtigden]. De zaken die bij de rechtbank zijn geregistreerd onder de nummers 10/4138 tot en met 10/4151 en 10/4154 tot en met 10/4159 zijn door de geheimhoudingskamer, met toestemming van partijen, gezamenlijk behandeld. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op dezelfde datum als deze uitspraak is verzonden.

2. Beoordeling

2.1. Belanghebbende heeft ter zitting gesteld dat, de verklaring van derden die op

30 januari 2007 door de inspecteur is ontvangen, geen rol meer speelt in de geheimhoudingskwestie, nu die verklaring reeds door de inspecteur aan de gemachtigde van belanghebbende is verzonden. Die verklaring staat dan niet meer ter beoordeling van de geheimhoudingskamer.

2.2. Ter zitting heeft belanghebbende gesteld dat hij de problematiek met betrekking tot de vernietigde stukken van het project “[project X]” niet in de geheimhoudingskamer maar in het hoofdgeding aan de orde wenst te stellen. Die stukken staan dan niet meer ter beoordeling aan de geheimhoudingskamer. De geheimhoudingskamer voegt daaraan toe dat zij, vanwege het ontbreken van die stukken, ook geen oordeel kan vellen over het karakter van die stukken.

2.3. De geheimhoudingskamer begrijpt dat de inspecteur met betrekking tot de klikbrief primair heeft bedoeld te stellen dat deze brief niet een stuk is als bedoeld in artikel 8:42 van de Awb.

2.4. Uit artikel 8:42, eerste lid, van de Awb volgt dat de inspecteur gehouden is ‘de op de zaak betrekking hebbende stukken’ aan de rechtbank te zenden. De geheimhoudingskamer merkt op dat dit begrip ruim moet worden uitgelegd en dat in zijn algemeenheid aan een verzoek van een belastingplichtige om een bepaald stuk te overleggen dient te worden tegemoet gekomen indien het stuk van enig belang kan zijn geweest voor de besluitvorming in zijn zaak (vergelijk Hoge Raad 25 april 2008, nr. 43 448, gepubliceerd in onder meer BNB 2008/161). Het gaat bij artikel 8:42 van de Awb met name om stukken die de inspecteur bij het voorbereiden of het nemen van een besluit heeft geraadpleegd of die zich op dat moment in het dossier bevonden en betrekking hebben op belanghebbende. Anders dan de inspecteur kennelijk bedoelt te stellen betekent dit niet dat elk stuk in de zin van artikel 8:42 Awb aanleiding moet vormen voor het instellen van een boekenonderzoek dan wel relevant dient te zijn voor het opleggen van aanslagen aan een belanghebbende. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer vormt de klikbrief een op de zaak betrekking hebbend stuk nu deze zich in het dossier bevindt en enkele passages over belanghebbende en zijn werkzaamheden bevat. Alsdan zou de brief voor de besluitvorming in de zaken van belanghebbende relevant kunnen zijn. De omstandigheid dat een aanzienlijk deel van de brief ziet op andere personen, doet aan dit oordeel niet af. De geheimhoudingskamer ziet geen reden, los van eventuele geheimhoudingsaspecten, waarom in dit geval zou moeten worden afgezien van het overleggen van de klikbrief.

2.5. De inspecteur heeft met betrekking tot de klikbrief zowel een ongeschoonde versie als een geschoonde versie aan de geheimhoudingskamer overgelegd. De inspecteur heeft zich daarbij beroepen op het bepaalde in artikel 8:29 Awb. Hij is primair van mening dat er gewichtige redenen van veiligheid en privacy zijn om te weigeren de klikbrief te overleggen. Subsidiair stelt hij zich op het standpunt dat slechts een geschoonde versie dient te worden overgelegd, zodat de identiteit van de schrijver van de brief niet bekend zal worden. De inspecteur acht het om redenen van veiligheid niet verantwoord deze informatie te verstrekken. Ter zitting heeft hij daaraan toegevoegd dat omwille van de privacy ook de gegevens met betrekking tot andere in de brief genoemde personen geheim dienen te blijven.

2.6. Artikel 8:29 van de Awb luidt, voor zover van belang, als volgt:

“1. Partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, kunnen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de geheimhoudingskamer mededelen dat uitsluitend zij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken.

2. Gewichtige redenen zijn voor een bestuursorgaan in ieder geval niet aanwezig, voor zover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting zou bestaan een verzoek om informatie, vervat in de over te leggen stukken, in te willigen.

3. De geheimhoudingskamer beslist of de in het eerste lid bedoelde weigering onderscheidenlijk de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.

(…)’.

2.7. De geheimhoudingskamer heeft met toepassing van artikel 8:29 Awb kennis genomen van (zowel de ongeschoonde als de geschoonde versie van) de klikbrief en heeft deze onderworpen aan een afweging van het belang van belanghebbende bij (on)beperkte kennisneming tegenover (mogelijk) zwaarwichtige redenen van de inspecteur om aan die kennisneming beperkingen te stellen. Slechts indien naar het oordeel van de geheimhoudingskamer de door de inspecteur aangevoerde redenen aanzienlijk zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende, is sprake van een gerechtvaardigd belang van de inspecteur bij geheimhouding.

2.8. Naar het oordeel van de geheimhoudingskamer wegen de belangen van de inspecteur bij geheimhouding van de persoonlijke gegevens van derden en de identiteit van de schrijver van de brief aanzienlijk zwaarder dan de belangen van belanghebbende bij bekendmaking ervan. De geheimhoudingskamer neemt daarbij in overweging dat deze gegevens voor de zaken van belanghebbende nauwelijks of geen toegevoegde waarde hebben en dat de privacy van personen een zwaarwegend goed is. De geheimhoudingskamer zal dan ook beslissen dat zowel passages waaruit eventueel de identiteit van de schrijver van de brief zou zijn af leiden (dat zijn de passages die in de geschoonde versie reeds door de inspecteur zijn verwijderd), als de persoonlijke gegevens van derden geheim moeten blijven. Bij deze laatste gegevens betreft het de in de brief genoemde namen, adressen en kentekennummers van (auto’s van) derden.

2.9. De inspecteur heeft zich voor de geheimhouding van de brief beroepen op de privacy en bescherming van derden. Nu de privacy en bescherming door verwijdering van de gedeeltes, als beschreven in 2.8 voldoende zijn gewaarborgd, ziet de geheimhoudingskamer geen reden om de rest van de brief niet openbaar te maken. Gelet op hetgeen de geheimhoudingskamer in 2.4 heeft overwogen kan belanghebbende belang hebben bij kennisneming van die brief zodat de geheimhoudingskamer de inspecteur opdraagt om de resterende gedeeltes openbaar te maken.

3. Beslissing

De geheimhoudingskamer:

- wijst het verzoek om geheimhouding van de volledige klikbrief af;

- bepaalt dat de beperking van de kennisneming van de klikbrief gerechtvaardigd is, zodat in zoverre het beroep van de inspecteur op artikel 8.29, eerste lid, van de Awb slaagt;

- bepaalt dat de inspecteur een kopie van de reeds door hem geschoonde klikbrief toezendt aan belanghebbende waarbij, naast de geschoonde passages, de namen, adressen en kentekennummers (van auto’s) van derden geheim dienen te blijven;

- gelast de inspecteur de rechtbank over deze toezending te informeren door binnen vier weken na dagtekening van deze uitspraak een kopie van het aan belanghebbende toegezonden stuk te overleggen.

Deze beslissing is genomen op 7 september 2011 door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en door deze en mr. M.D.E. Copra-Carolie, griffier, ondertekend.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 21 september 2011

Tegen deze tussenbeslissing kan niet eerder beroep worden ingesteld dan tegelijk met het hoger beroep tegen de einduitspraak.