Home

Rechtbank Breda, 14-10-2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:4503 ECLI:NL:RBBRE:2011:4506 BU4987, 11/2129

Rechtbank Breda, 14-10-2011, ECLI:NL:RBBRE:2011:4503 ECLI:NL:RBBRE:2011:4506 BU4987, 11/2129

Gegevens

Instantie
Rechtbank Breda
Datum uitspraak
14 oktober 2011
Datum publicatie
18 november 2011
ECLI
ECLI:NL:RBBRE:2011:BU4987
Zaaknummer
11/2129

Inhoudsindicatie

Belanghebbende bezit een aantal bij elkaar behorende gebouwen en verhuurt gemeubileerde kamers aan buitenlandse arbeidskrachten. De gemeente legt een aanslag toeristenbelasting op. Belanghebbende stelt dat de huurders zijn aan te merken als 'slaapforensen'. Forensen dienen volgens belanghebbende via de forensenbelasting te worden belast. De verordening forensenbelasting van de gemeente is beperkt tot de zogeheten 'woonforensen'. De rechtbank constateert dat noch de tekst noch de geschiedenis van de totstandkoming van de artikelen 223 en 224 van de Gemeentewet steun biedt voor de stelling dat de Gemeentewet niet toelaat slaapforensen onder het bereik te brengen van de toeristenbelasting. Het beroep van belanghebbende is ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 11/2129

Uitspraakdatum: 14 oktober 2011

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] BV, gevestigd te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Woensdrecht,

de heffingsambtenaar.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.Met dagtekening 30 november 2010 is aan belanghebbende een aanslag toeristenbelasting over het jaar 2009 (hierna: de aanslag) opgelegd van € 28.293,30

(31.437 overnachtingen x € 0,90).

1.2.Belanghebbende heeft tegen de aanslag bij brief van 7 januari 2011 bezwaar gemaakt.

1.3.De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 3 maart 2011 de aanslag gehandhaafd.

1.4.Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 13 april 2011, ontvangen bij de rechtbank op 14 april 2011, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 302.

1.5.De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.6.Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 september 2011 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende [gemachtigde], vergezeld van de gemachtigde [gemachtigde], verbonden aan Leeman Verheijden Huntjens advocaten te Rotterdam, alsmede namens de heffingsambtenaar, [gemachtigde].

1.7.Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de heffingsambtenaar.

1.8.De heffingsambtenaar heeft ter zitting, met instemming van belanghebbende, de verordening betreffende de forensenbelasting overgelegd aan de rechtbank.

1.9.Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

2.Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.Belanghebbende exploiteert sinds 2004 een aantal bij elkaar behorende gebouwen aan [de accommodatie] (hierna: de accommodatie). In de accommodatie bevinden zich gemeubileerde kamers die worden verhuurd aan buitenlandse arbeidskrachten (hierna: de huurders). De huurders zijn werkzaam bij tuinbouwbedrijven in de omgeving. Belanghebbende verzorgt géén schoonmaak, maaltijden, beddengoed of andere huishoudelijke diensten. De huurders zijn niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven.

2.2.Tijdens de openbare vergadering van de raad van de gemeente Woensdrecht van 18 december 2008 zijn de Verordening toeristenbelasting 2009 en de Verordening forensenbelasting 2009 vastgesteld. Deze vaststelling is op 24 december 2008 in de Woensdrechtse bode door het college van burgemeester en wethouders bekend gemaakt.

2.3.De omschrijving van het belastbaar feit van de Verordening toeristenbelasting 2009 luidt als volgt:

“Artikel 2 Belastbaar feit

Ter zake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente tegen vergoeding

in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke

basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn opgenomen, wordt onder de

naam ‘toeristenbelasting’ een directe belasting geheven.”

2.4.De omschrijving van het belastbaar feit van voormelde Verordening forensenbelasting 2009 luidt als volgt:

“Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

1. Onder de naam ‘forensenbelasting’ wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden.”

2.5.Aan belanghebbende is over het jaar 2009 een aanslag toeristenbelasting opgelegd. Voor het verblijf in de accommodatie zijn belanghebbende noch de huurders in de forensenbelasting betrokken.

3.Geschil

3.1.In geschil is het antwoord op de vraag of de aanslag toeristenbelasting 2009 terecht is opgelegd.

3.2.Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de heffingsambtenaar bevestigend. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen daaraan ter zitting is toegevoegd.

3.3.Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de aanslag toeristenbelasting 2009.

3.4.De heffingsambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.Op grond van artikel 223 van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er gedurende het belastingjaar meer dan negentig malen nachtverblijf houden, anders dan als verpleegde of verzorgde in een inrichting tot verpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of bejaarden, of er op meer dan negentig dagen van dat jaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. Op grond van artikel 224 van de Gemeentewet kan ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens zijn ingeschreven, een toeristenbelasting worden geheven.

4.2. Tussen partijen is niet in geschil, en de rechtbank acht dit juist, dat belanghebbende het in 2.3 vermelde belastbare feit in de zin van artikel 2 van de in Verordening toeristenbelasting 2009 heeft verricht. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de gemeente Woensdrecht slaapforensen in de heffing van de toeristenbelasting mag betrekken.

4.3.Belanghebbende stelt dat de huurders zijn aan te merken als ‘slaapforensen’. Forensen dienen volgens belanghebbende niet via de toeristenbelasting maar via de forensenbelasting te worden belast. Doordat de gemeente ervoor heeft gekozen de forensenbelasting te beperken tot woonforensen is voor slaapforensen geen belasting verschuldigd, aldus belanghebbende. Voorts acht belanghebbende de gemeente ook voor het jaar 2009 gehouden aan de keuze die is gemaakt in de verordeningen voor de jaren 2004, 2005 en 2006 om slechts verblijf in bepaalde onderkomens met toeristenbelasting te treffen.

4.4.Naar het oordeel van de rechtbank is de raad van de gemeente Woensdrecht met de omschrijving van het belastbaar feit in de Verordening toeristenbelasting 2009 binnen de door de formele wetgever in artikel 224 van de Gemeentewet getrokken grenzen gebleven. Noch de tekst noch de geschiedenis van de totstandkoming van de artikelen 223 en 224 van de Gemeentewet biedt steun voor de stelling dat de Gemeentewet niet toelaat slaapforensen onder het bereik te brengen van de toeristenbelasting. Ook faalt het standpunt van belanghebbende dat de verordening voor het jaar 2009 de beperking in het belastbaar feit dient te bevatten die de gemeente in eerdere verordeningen had opgenomen. Dat standpunt vindt geen steun in enige rechtsregel. Voor dat geval is niet in geschil dat de aanslag tot het juiste bedrag is vastgesteld.

4.5.Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.

5.Proceskosten

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door mr. W.A.P. van Roij, rechter, en door deze en mr. M.C.W. Hermus, griffier, ondertekend.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 18 oktober 2011.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.