Home

Rechtbank Haarlem, 26-01-2007, BA1979, 06/6636, 06/6637, 06/6638 en 06/6639

Rechtbank Haarlem, 26-01-2007, BA1979, 06/6636, 06/6637, 06/6638 en 06/6639

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
26 januari 2007
Datum publicatie
4 april 2007
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2007:BA1979
Formele relaties
Zaaknummer
06/6636, 06/6637, 06/6638 en 06/6639

Inhoudsindicatie

Inbouw kilometertelleronderbreker niet bewezen. Verwerping van de administratie niet aan de orde. Eiser heeft aannemelijk gemaakt dat de auto voor ten minste 90 procent voor het verrichten van taxivervoer is gebruikt en dat de naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting ten onrechte zijn opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Procedurenummer: AWB 06/6636, 06/6637, 06/6638 en 06/6639

Uitspraakdatum: 26 januari 2007

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

X, wonende te Z, eiser,

gemachtigde: A,

en

de inspecteur van de Belastingdienst P, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft op 15 oktober 2003 aan eiser over het tijdvak 6 mei 1998 tot en met 5 mei 1999 een naheffingsaanslag (aanslagnummer 000) motorrijtuigenbelasting opgelegd, ten bedrage van € 1.088, alsmede bij beschikking een boete van € 1.088 (100% van het nageheven bedrag).

1.2. Verweerder heeft op 15 oktober 2003 aan eiser over het tijdvak 6 mei 1999 tot en met 5 mei 2000 een naheffingsaanslag (aanslagnummer 000) motorrijtuigenbelasting opgelegd, ten bedrage van € 1.088, alsmede bij beschikking een boete van € 1.088 (100% van het nageheven bedrag).

1.3. Verweerder heeft op 15 oktober 2003 aan eiser over het tijdvak 6 mei 2000 tot en met 5 mei 2001 een naheffingsaanslag (aanslagnummer 000) motorrijtuigenbelasting opgelegd, ten bedrage van € 1.094, alsmede bij beschikking een boete van € 1.094 (100% van het nageheven bedrag).

1.4. Verweerder heeft op 15 oktober 2003 aan eiser over het tijdvak 6 mei 2001 tot en met 14 mei 2001 een naheffingsaanslag (aanslagnummer 000) motorrijtuigenbelasting opgelegd, ten bedrage van € 23.

1.5. Eiser heeft tegen deze naheffingsaanslagen een bezwaarschrift ingediend. Verweerder heeft bij de bestreden uitspraak op bezwaar de naheffingsaanslagen gehandhaafd en de boete verminderd tot 50% van het nageheven bedrag.

1.6. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.

1.7. Verweerder heeft de onder 1.4. vermelde naheffingsaanslag ambtshalve vernietigd. Eiser is daarvan op 28 juli 2006 in kennis gesteld.

1.8. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 januari 2007 te Haarlem. Namens eiser is zijn gemachtigde A verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door B, C en D.

Gemachtigde heeft een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en wederpartij. De inhoud van deze pleitnota moet als hier ingelast worden aangemerkt.

2. Feiten

2.1. Eiser is taxichauffeur te Amsterdam. Voor zijn onderneming beschikt eiser in de periode 6 mei 1998 tot en met 14 mei 2001 over een Mercedes personenauto met kenteken NN-NN-00 (hierna: de auto). In het kader van de werkzaamheden als taxichauffeur is aan eiser het taxinummer 000 toegekend.

2.2. De onderneming van eiser werd gedurende onderhavige periode gedreven in de vorm van een vennootschap onder firma met de naam V.O.F. Taxi 000. Medevennoot was de heer Y. De onderneming is opgeheven met ingang van 14 mei 2001.

2.3. Voor de auto is op 6 mei 1998 deel 1 van het kentekenbewijs afgegeven. Eiser is sindsdien kentekenhouder van de auto.

2.4. Na aankoop heeft eiser bij E Taxi Installateur te Q (hierna: E) een taxameter, een mobiele antenne, een inbouw-mobilofoon, een carkit, een inbouw-handsfree en een extra antennekabel laten inbouwen.

2.5. Op verzoek van eiser is met toepassing van artikel 72, eerste lid, onderdeel n, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB) per 7 september 1998 voor de auto vrijstelling van motorrijtuigenbelasting verleend.

2.6. Bij eiser is in 2003 een boekenonderzoek ingesteld. In het naar aanleiding van dit onderzoek uitgebrachte rapport van 16 juni 2003 is, voor zover van belang, onder punt 3.2. vermeld:

Uit de aan de Belastingdienst ter beschikking staande gegevens is gebleken dat in de auto met het kenteken NN-NN-00 een kilometertelleronderbreker is ingebouwd. Als de kilometertelleronderbreker tijdens het rijden is ingeschakeld blijven de kilometerteller, de snelheidsmeter en de dagteller normaal doorlopen. Pas na afloop van het gebruik van de onderbreker springt de kilometertellerstand terug naar de beginstand bij het inschakelen van de onderbreker. (...)

Op basis van de bevindingen tijdens het boekenonderzoek heeft verweerder de onderhavige naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen opgelegd.

2.7. In diverse door verweerder overgelegde processen-verbaal van de Rijksverkeersinspectie wordt door taxichauffeurs verklaard dat een kilometertelleronderbreker (hierna: kto) in hun taxi is ingebouwd en dat dit bij 90% van de Amsterdamse taxi’s het geval is.

2.8. Tot de gedingstukken behoort een kopie van een bladzijde uit de bedrijfsagenda van E. Op een bladzijde met de datum 7 mei 1998 is vermeld:

“000 Merc. 220 inbouw telefoon div. taxameter 000-0000000”

2.9. In als bijlage 28 bij het verweerschrift overgelegde processen-verbaal van Fiod Vestiging Q en regiopolitie Q in verband met onderzoek naar mogelijke fraude binnen de taxibranche is door de eigenaar en medewerkers van het bedrijf dat zich bezighield met het inbouwen van taxameters onder meer verklaard:

“De omzet van de kilometertelleronderbrekers staat vaak geboekt onder balieverkoop of

diversen of handzenders, dit omdat degene die de kilometertelleronderbrekers kochten zich

niet bekend wilde maken of wilde worden...

(...)

Door (...) werden er in de jaren 1997, 1998 en 1999 gemiddeld zo’n zeven kilometeronderbrekers per week ingebouwd. Zeker weten doe ik dit niet. Het kunnen er ook meer geweest zijn. In ieder geval minder dan zeven zullen het er in ieder geval niet geweest zijn.”

2.10. Tot de gedingstukken behoort een kopie van een bij een werknemer van E in beslag genomen schrift met aantekeningen. Deze werknemer heeft verklaard kto’s te hebben ingebouwd.

2.11. Eveneens tot de gedingstukken behoort een verklaring van autobedrijf F te R waarin, voor zover van belang, staat vermeld:

“Van beide Mercedessen met kenteken (...) en NN-NN-00 kan ik aan de kilometerstanden en het slijtage patroon van diverse onderdelen die in het archief bekend zijn en logisch verlopen niet concluderen dat er een km teller onderbreking aanwezig zou kunnen zijn.

Mocht dit het geval zijn dan vervalt bij Mercedes Benz ook de garantie en dit kan ik ook niet in het archief bij Mercedes Benz concluderen.”

3. Geschil

3.1. In geschil is of de naheffingsaanslagen en de boetes terecht zijn opgelegd, meer in het bijzonder of eiser aannemelijk heeft gemaakt dat de auto voor ten minste 90 procent voor het verrichten van taxivervoer is gebruikt.

3.2. Voor de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de stukken van het geding alsmede naar hetgeen ter zitting door partijen naar voren is gebracht.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. In artikel 1, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: Wet MRB) is bepaald dat onder de naam ‘motorrijtuigenbelasting’ een belasting wordt geheven ter zake van het houden van - onder meer - een personenauto.

Artikel 6 van de Wet MRB houdt in dat de belasting voor een personenauto wordt geheven van degene die bij de aanvang van een tijdvak het motorrijtuig houd. Blijkens artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet MRB wordt een motorrijtuig gehouden door degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken is gesteld in het kentekenregister als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel i, van de Wegenverkeerswet.

4.2. Artikel 72, eerste lid, aanhef en onderdeel n, van de Wet MRB bepaalt dat vrijstelling van belasting, onder bij algemene maatregel van bestuur te stellen voorwaarden en beperkingen, wordt verleend voor motorrijtuigen die blijkens een ingevolge de Wet personenvervoer (vanaf 1 januari 2001: Wet personenvervoer 2000) afgegeven vergunning, dan wel voor zover afgegeven een vergunningbewijs, zijn bestemd om daarmee als personenauto openbaar vervoer of taxivervoer te verrichten en daarvoor geheel of nagenoeg geheel worden gebruikt.

De hiervoor genoemde voorwaarden en beperkingen zijn gesteld in het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: het Besluit).

In artikel 23, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van het Besluit is bepaald dat vrijstelling van belasting wordt verleend voor motorrijtuigen die blijkens een ingevolge de Wet personenvervoer (vanaf 1 januari 2001: Wet personenvervoer 2000) afgegeven vergunning, dan wel voor zover afgegeven een vergunningbewijs, zijn bestemd om daarmee als personenauto openbaar vervoer of taxivervoer te verrichten en daarvoor geheel of nagenoeg geheel worden gebruikt, indien een verklaring wordt overgelegd van de exploitant van het motorrijtuig dat het motorrijtuig geheel of nagenoeg geheel wordt gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer in de zin van de Wet personenvervoer (vanaf 1 januari 2001: Wet personenvervoer 2000).

4.3. Eiser, die zich op het standpunt stelt dat de auto niet in privé is gebruikt, dient aannemelijk te maken dat de auto geheel of nagenoeg geheel, dat wil zeggen voor ten minste 90 procent, voor het verrichten van taxivervoer is gebruikt. Eiser ontkent dat een kto is ingebouwd. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser de klacht geuit dat de Belastingdienst in het taxiproject een projectmatige benadering hanteert waardoor de individuele benadering van de belastingplichtige onder druk staat. Het is de rechtbank opgevallen dat de door verweerder ingediende stukken zijn gekopieerd van andere zaken zonder dat de gegevens zijn aangepast aan de onderhavige zaak, dat er stukken zijn welke in het geheel niet op de onderhavige zaak betrekking hebben of zodanig zijn geanonimiseerd dat daarin niet de door verweerder daaraan toegekende waarde kan worden toegekend.

4.4. Verweerder heeft de kilometeradministratie van eiser verworpen, er van uitgaande dat in de auto een kto is aangebracht. De bewijslast van de aanwezigheid van een kto in de auto rust, tegenover de ontkenning door eiser, op verweerder.

De kilometertelleronderbreker

4.5.1. Na afweging van de verklaring van eiser tegen de door verweerder ingebrachte bewijsstukken is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat aan de stukken en hetgeen verweerder ter zitting heeft aangevoerd niet ontleend kan worden dat een kto is ingebouwd.

De omstandigheden die tot deze conclusie hebben geleid zijn de volgende.

4.5.2. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat hij de aanwezigheid van een kto afleidt en dat dat gebaseerd is op een combinatie van gegevens. De auto is op 6 mei 1998 op naam gesteld, vervolgens is op 7 mei 1998 een Mercedes bij E geweest. Verweerder heeft verklaard dat het gebruikelijk is een auto na aankoop direct taxiklaar te laten maken om het bedrijf te kunnen uitoefenen. In combinatie met de factuur acht verweerder een kto aanwezig en stelt dat diversen niet anders kan zijn dan een kto.

Uit het onder 2.6. vermelde agendablad blijkt dat er op 7 mei 1998 diverse werkzaamheden hebben plaatsgevonden. Op de factuur zijn naast de telefoon en de taxameter meerdere werkzaamheden gespecificeerd. De opmerking diversen in de agenda kan naar het oordeel van de rechtbank aan deze meerdere werkzaamheden worden toegeschreven.

4.5.3. In het onder 2.8. vermelde schrift is geen verwijzing naar de onderhavige auto aangetroffen. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat het schrift aangeeft hoe de systematiek tot stand is gekomen, dat de onderhavige auto niet wordt aangetroffen omdat die werknemer in die periode geen Mercedessen van een kto voorzag en dat het schrift een algemeen deel van de bewijsvoering is.

4.5.4. Autobedrijf F heeft, blijkens de onder 2.9. vermelde verklaring, de aanwezigheid van een kto niet kunnen bevestigen.

4.5.5. De rechtbank acht de inbouw van een kto niet bewezen. Zij heeft dit oordeel uitsluitend gebaseerd op de stukken en de informatie die op de individuele zaak van eiser betrekking hebben. De stukken en informatie die, naar verweerder ter zitting heeft toegegeven, niet concreet betrekking op deze zaak hebben, zijn buiten beschouwing gelaten. Tegenover de gemotiveerde betwisting door eiser heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat een kto in de betreffende auto met het kenteken NN-NN-00 is ingebouwd.

De administratie

4.6.1. Verweerder heeft gesteld dat de administratie van eiser niet conform artikel 52, lid 1, van de AWR naar de eisen van het bedrijf zijn gevoerd en dat boeken, bescheiden en andere gegevens niet zodanig zijn bewaard dat te allen tijde de rechten en verplichtingen alsmede de overige voor de heffing van belastingen van belang zijnde gegevens hieruit duidelijk blijken. Verweerder heeft de kilometeradministratie gereconstrueerd en een aantal omissies geconstateerd. Ter zitting zijn deze punten als volgt besproken.

4.6.2. Verweerder heeft de administratie van eiser verworpen. Eiser heeft aangevoerd dat de heer G, controlemedewerker van verweerder, heeft gezegd dat de administratie er verzorgd uitziet. Verweerder heeft gesteld dat de administratie onvolledig is en heeft een gereconstrueerde kilometeradministratie samengesteld. Eiser heeft zich ter zitting beklaagd over de langdurige weigering van verweerder om deze gereconstrueerde administratie ter inzage te geven. Ter zitting heeft eiser de juistheid van deze reconstructie gemotiveerd betwist. Verweerder heeft 220 kilometer vermeld op een rittenkaart van 13 april 1999 niet in de reconstructie meegenomen waardoor er na deze datum een terugkerend verschil blijft. De overige verschillen heeft eiser verklaard aan de hand van de pleitnota, en laten zich, kort weergegeven, verklaren door niet meegenomen retourkilometers van garagebezoeken naar huis en verschillen tussen de opnamemomenten van het garagebedrijf en het opnamemoment in de administratie.

4.6.3. Met betrekking tot het verschil in de kilometerstand op 12 april 1999 tussen de door garage F opgenomen stand van 47.219 en de stand volgens de rittenkaartenadministratie van 46.976 acht de rechtbank het mogelijk dat de kilometerstand door het garagebedrijf onjuist overgeschreven is.

4.6.4. Aan de op 9 september 2000 tijdens een verkeerscontrole opgenomen meterstand van 124.284 hecht de rechtbank niet de waarde die verweerder daaraan toekent nu het procesverbaal van deze controle gedateerd is op 13 juni 2003 en kennelijk bijna drie jaar na dato is opgemaakt. Een vergissing ten aanzien van de in dit procesverbaal opgenomen informatie is door dit tijdverloop niet uit te sluiten.

4.6.5. Door de Belastingdienst is tweemaal geconstateerd dat er een passagier in onderhavige auto instapte terwijl het tijdstip van instappen niet geregistreerd staat in de administratie van eiser. De rechtbank trekt daaruit niet de conclusie dat er bij deze gelegenheden sprake is van privé-gebruik.

4.7. De rechtbank is van oordeel dat de administratie van eiser hiaten vertoont maar dat deze voldoende aannemelijk door eiser zijn verklaard. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verwerping van de administratie niet aan de orde is.

4.8. Het vorenoverwogene leidt tot de conclusie dat eiser aannemelijk heeft gemaakt dat de auto voor ten minste 90 procent voor het verrichten van taxivervoer is gebruikt en dat de naheffingsaanslagen ten onrechte zijn opgelegd. Hetgeen overigens nog door verweerder is aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden. Het gelijk is derhalve aan eiser. Het beroep zal gegrond worden verklaard.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kostenvergoeding is aan eiser reeds toegewezen in de procedure met nummer AWB 06/4363 en volgende.

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraken op bezwaar alsmede de navorderingsaanslagen en de boetebeschikkingen.

Deze uitspraak is gedaan op 26 januari 2007 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A. van Dongen, in tegenwoordigheid van mr. J.P. Wismeijer, griffier.

Afschrift

verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum:

- hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam, dan wel

- beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt.

N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd.

Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie.

Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.