Home

Rechtbank Haarlem, 29-06-2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:2767 BU3610, 09/2214

Rechtbank Haarlem, 29-06-2010, ECLI:NL:RBHAA:2010:2767 BU3610, 09/2214

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
29 juni 2010
Datum publicatie
23 november 2011
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2010:BU3610
Zaaknummer
09/2214

Inhoudsindicatie

Bezwaar en beroep tegen aanmaningskosten die niet zijn gevorderd. Ontbreken procesbelang. Beroep niet-ontvankelijk. Kennelijk onredelijk gebruik procesrecht.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer

Zaaknummer: AWB 09/2214

Uitspraakdatum: 29 juni 2010

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak in het geding tussen

X B.V., gevestigd te Z, eiseres,

gemachtigde: A,

en

de ontvanger van de Belastingdienst/Utrecht-Gooi kantoor Hilversum, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 27 april 2009 op het bezwaar van eiseres tegen de kosten van de aanmaning inzake de aanslag vennootschapsbelasting 2006 (aanslagnummer 0000.00.000.V.00.0000).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2010. Namens verweerder is verschenen B. Gemachtigde van eiseres is niet verschenen. Bij faxbericht van 20 juni 2010 heeft gemachtigde laten weten dat hij de uitnodiging om op de zitting te verschijnen heeft ontvangen. Een afschrift van het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting is aan deze uitspraak gehecht.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;

- veroordeelt eiseres in de proceskosten van verweerder ten bedrage van € 16.

Gronden

1.1. Met dagtekening 3 januari 2009 wordt aan eiseres een verzuimboete opgelegd voor een bedrag van € 158. De vervaldatum van de betalingstermijn is 3 maart 2009.

1.2. Daar de betaling op 16 maart 2009 nog niet was ontvangen door verweerder wordt de aanslag geselecteerd om een aanmaning te versturen. De dagtekening van de aanmaning is 21 maart 2009. In deze aanmaning is vermeld dat de aanmaningskosten € 6 bedragen, maar dat eiser deze kosten niet hoeft te betalen als hij het volledige bedrag heeft betaald voor de datum van dagtekening van de aanmaning.

1.3. Het op de aanslag verschuldigde bedrag van € 158 wordt door verweerder op 18 maart 2009 ontvangen.

1.4. Op 22 april 2009 maakt eiseres bezwaar tegen de kosten van de aanmaning van € 6. Eiseres verzoekt daarbij tevens om een vergoeding van de in de bezwaarfase gemaakte proceskosten.

1.5. Met dagtekening 27 april 2009 verklaart verweerder het bezwaar kennelijk ongegrond. Het verzoek om de proceskostenvergoeding wordt afgewezen. Eiseres komt in beroep tegen zowel het kennelijk ongegrond verklaren van het bezwaar als tegen het niet toekennen van een proceskostenvergoeding. De rechtbank oordeelt hieromtrent als volgt.

2.1. Ingevolge artikel 7 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen kan tegen de door de ontvanger in rekening gebrachte kosten bezwaar worden gemaakt door degene van wie de kosten worden gevorderd.

2.2. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanslag is betaald vóór de datum van dagtekening van de aanmaning. Verweerder heeft gesteld, en heeft daarbij een voorbeeld van een aanmaning overgelegd, dat op de aanmaning staat vermeld dat wanneer het openstaande bedrag wordt voldaan vóór de datum van dagtekening van de aanmaning, de aanmaningskosten niet betaald hoeven te worden. Eiseres heeft dit niet weersproken. De rechtbank is, gelet op deze gemotiveerde stellingname van verweerder, van oordeel dat aan eiseres geen aanmaningskosten in rekening zijn gebracht. Eiseres heeft derhalve bezwaar gemaakt tegen aanmaningskosten die niet zijn gevorderd. Gelet op de tekst van artikel 7 van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, is er voor eiseres geen mogelijkheid om bezwaar te maken bij de ontvanger. Verweerder had derhalve eiseres niet-ontvankelijk moeten verklaren in haar bezwaar.

2.3. Voorzover eiseres met haar beroep heeft willen opkomen tegen het ten onrechte ontvankelijk verklaren van haar bezwaar, ziet de rechtbank hierin geen procesbelang voor eiseres. Een procesbelang bestaat enkel als een belanghebbende door een beslissing van de rechter in een voordeliger positie kan komen te verkeren. Door het bezwaar niet ongegrond, doch alsnog niet-ontvankelijk te verklaren, komt eiseres in het onderhavige geval met een dergelijke uitspraak niet in een voordeliger positie. In zoverre heeft eiseres geen belang in haar beroep.

3. Naast de grief dat het bezwaar ongegrond is verklaard, heeft eiseres gesteld dat bij de uitspraak op bezwaar ten onrechte geen proceskostenvergoeding is toegekend. Een dergelijk verzoek kan op zichzelf eveneens een procesbelang in beroep impliceren. In dit geval echter kan eiseres door het instellen van het beroep niet in een voordeliger positie geraken. Een vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase kan alleen worden toegekend indien, onder andere, het besluit waartegen bezwaar wordt gemaakt, wordt herroepen. In de onderhavige situatie is er echter geen besluit waartegen bezwaar en beroep kan worden ingesteld en kan het reeds daarom niet worden herroepen. Eiseres kan derhalve nimmer aanspraak maken op een vergoeding van de proceskosten. Ook hier ontbreekt een procesbelang voor eiseres.

4. Gelet op het vorenoverwogene heeft eiseres geen belang bij het instellen van dit beroep. De rechtbank heeft het beroep om die reden niet-ontvankelijk verklaard.

5.1. Verweerder heeft verzocht om eiseres te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank is van oordeel dat in dit geval sprake is van kennelijk onredelijk gebruik van het procesrecht door eiseres. Het handelen van gemachtigde wordt eiseres in dit verband toegerekend. Eiseres heeft namelijk bezwaar gemaakt tegen een niet bestaand (appellabel) besluit hetgeen (gemachtigde van) eiseres wist, althans behoorde te weten en heeft desondanks vervolgens beroep ingesteld. Gelet op dit alles is de rechtbank van oordeel dat eiseres onredelijk gebruik maakt van haar procesrecht en dat eiseres verwijtbaar onnodig procedeert. De rechtbank zal eiseres daarom veroordelen in het vergoeden van de door verweerder gemaakte proceskosten.

5.2. De proceskosten van verweerder worden op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 16, zijnde de door verweerder gemaakte reiskosten per openbaar vervoer tweede klasse om de zitting te kunnen bijwonen. De overige door verweerder gestelde proceskosten, bestaande uit binnenlandse portokosten, komen op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht niet voor vergoeding in aanmerking. Voor zover verweerder een beroep heeft willen doen op een schadevergoeding, kan deze stelling niet slagen. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan enkel een bestuursorgaan veroordeeld worden in het vergoeden van schade van een partij.

Deze uitspraak is gedaan op 29 juni 2010 en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken door mr. A.A. Fase, rechter, in tegenwoordigheid van mr. drs. B.J.E. Lodder, griffier.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van het proces-verbaal in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.