Home

Rechtbank Haarlem, 17-08-2011, BU6938, AWB 10/7050

Rechtbank Haarlem, 17-08-2011, BU6938, AWB 10/7050

Gegevens

Instantie
Rechtbank Haarlem
Datum uitspraak
17 augustus 2011
Datum publicatie
6 december 2011
ECLI
ECLI:NL:RBHAA:2011:BU6938
Zaaknummer
AWB 10/7050

Inhoudsindicatie

Bouwleges. De Verordening is niet onverbindend. Verweerder heeft gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, in het bijzonder het beginsel van fair play. Verweerder heeft ten onrechte voor de behandeling van de aanvraag reguliere bouwvergunning voor 3 panden opnieuw een bedrag aan leges in rekening gebracht voor zover die leges reeds in rekening waren gebracht voor de behandeling van de aanvraag bouwvergunning eerste fase. Het beroep is gegrond

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM

Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer

Zaaknummer: AWB 10/7050

Uitspraakdatum: [#1] augustus 2011

Uitspraak in het geding tussen

[X] V.O.F., gevestigd te [Z], eiseres,

gemachtigde: mr. S. Hartog,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Zaanstad, verweerder.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Verweerder heeft aan eiseres in 2009 een aanslag (aanslagnummer [#]) bouwleges opgelegd van € 62.904,35.

1.2. Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 18 november 2010 de aanslag gehandhaafd.

1.3. Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.

1.4. Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd en een verweerschrift ingediend.

1.5. Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juli 2011. Namens eiseres zijn verschenen mr. A. Glijnis namens de gemachtigde en [A]. Namens verweerder zijn verschenen R. Wittenberg en S. Couwenhoven.

2. Tussen partijen vaststaande feiten

2.1. Eiseres is projectontwikkelaar. Zij ontwikkelt onder andere een project in [plaats 1], onderdeel van de gemeente [plaats], waarbij de bestaande vervallen panden aan de [locatie] [#1], [#2] en [#3] worden gesloopt en vervangen door winkels met daarboven appartementen. Hiertoe heeft eiseres de [locatie] [#1], [#2] en [#3] in eigendom verkregen.

2.2. Op 5 juni 2009 heeft eiseres een bouwaanvraag eerste fase voor de onder 2.1 vermelde bouw ingediend. De bouwvergunning is op 1 september 2009 verleend. Voor het in behandeling nemen van deze aanvraag eerste fase is een bedrag van € 24.403,02 aan leges in rekening gebracht.

2.3. Eiseres heeft vervolgens de [locatie] [#4] in eigendom verkregen. Op het adres [locatie] [#4] wordt eveneens een winkel met enkele woningen gerealiseerd.

2.4. Op 28 augustus 2009 hebben [A] en [B] van [C] BV namens eiseres een bespreking gevoerd met wethouder [D] van de gemeente [plaats].

2.5. Op 11 september 2009 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen[F] en [G] namens de gemeente, en [A], [B] en [E] namens eiseres.

2.6. Op 5 oktober 2009 heeft eiseres een reguliere bouwvergunning aangevraagd voor het totale project [locatie] [#4], [#1], [#2] en [#3]. Deze bouwvergunning is op 29 april 2010 verleend. Voor het in behandeling nemen van deze aanvraag is de onderhavige legesaanslag ten bedrage van € 62.904,35 opgelegd.

2.7. In het Kostenmodel legesverordening 2009 is een overzicht gegeven van de geraamde kosten en baten per legesgroep voor het jaar 2009. De geraamde kostendekkendheid voor de bouwvergunningen is 92,6%. De totale geraamde kostendekkendheid voor alle legesgroepen is 73,5%.

2.8. In de Uitkomsten tariefonderzoek 2008 en de tariefvoorstellen 2009 is een vergelijking gemaakt tussen de geraamde kosten en baten voor 2008 en voor 2009. De kostendekkendheid voor de bouwvergunningen in 2008 was 139%.

3. Geschil en standpunten van partijen

3.1. In geschil is of de legesaanslag terecht en tot het juiste bedrag aan eiseres is opgelegd.

3.2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat ten onrechte en voor het onjuiste bedrag leges in rekening zijn gebracht. Hiertoe voert eiseres aan dat:

- er sprake is van een onredelijke en willekeurige belastingheffing, zodat de legesverordening op het punt van de bouwleges onverbindend dient te worden verklaard;

- de gemeente de aanvraag van 5 oktober 2009 als een aanvraag tweede fase had moeten beschouwen, althans in ieder geval voor de [locatie] [#1], [#2} en [#3];

- de zorgplicht dan wel het vertrouwensbeginsel c.q. het zorgvuldigheidsbeginsel aan (volledige) legesheffing in de weg staat.

Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging dan wel vermindering van de legesaanslag.

3.3. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Ingevolge artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet kunnen, behoudens het bepaalde in andere wetten dan deze en in de tweede en derde paragraaf van dat hoofdstuk, de gemeentelijke belastingen worden geheven naar in de belastingverordening te bepalen heffingsmaatstaven, met dien verstande dat het bedrag van een gemeentelijke belasting niet afhankelijk mag worden gesteld van het inkomen, de winst of het vermogen.

4.2. Ingevolge artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kan een gemeente leges heffen ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.

4.3. Ingevolge artikel 229b, eerste lid, van de Gemeentewet worden in verordeningen op grond waarvan rechten als bedoeld in artikel 229, eerste lid, onder a en b, worden geheven, de tarieven zodanig vastgesteld dat de geraamde baten van de rechten niet uitgaan boven de geraamde lasten ter zake.

4.4. Artikel 2 van de Legesverordening 2009 van de gemeente Zaanstad (hierna: de Verordening) bepaalt dat onder de naam leges rechten worden geheven ter zake van het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

4.5. Artikel 3 van de Verordening bepaalt dat belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.

4.6. Artikel 4, eerste lid van de Verordening bepaalt dat de leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij de Verordening behorende tarieventabel (hierna: de Tarieventabel).

Verbindendheid Verordening

4.7. Eiseres stelt zich op het standpunt dat sprake is van een onredelijke en willekeurige belastingheffing omdat:

- het niet redelijk is om de leges te berekenen aan de hand van het aantal vierkante meters zonder hieraan een maximum te verbinden, zodat eiseres meer betaalt dan de kosten die gemoeid zijn met de vergunningverstrekking;

- de gekozen heffingsmaatstaf leidt tot een apert buitensporige situatie. Nu eiseres een professionele architect heeft ingeschakeld die de bouwvergunning kant-en-klaar bij de gemeente heeft aangeleverd, heeft de gemeente niet veel tijd en werk aan de vergunningverlening gehad;

- er gekozen is voor een zaagtandsgewijze verloop van het tarief;

- het bedrag in relatieve zin erg hoog is;

- er geen redelijke verhouding is tussen het aanslagbedrag en de (kosten van de) benodigde werkzaamheden;

- voor andere vergunningen vaste lage bedragen gelden;

- het oordeel dat aan de eis van kostendekkendheid is voldaan niet betekent dat geen sprake kan zijn van willekeurige en onredelijke heffing. Bovendien is het maar de vraag of voldaan wordt aan de kostendekkendheid; en

- de legesverordening voorziet in het heffen van dubbele leges.

4.8. De rechtbank overweegt dat uit het arrest van de Hoge Raad van 14 augustus 2009, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder nummer LJN BI1943, volgt dat gemeenten op grond van artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet, behoudens het verbod op het hanteren van draagkracht als verdelingsmaatstaf en de in de wet gegeven nadere regelen, zelf invulling kunnen geven aan de in de belastingverordeningen op te nemen heffingsmaatstaven voor de gemeentelijke belastingen en rechten. Het staat hen in beginsel vrij die heffingsmaatstaven op te nemen die zich het beste verstaan met het gemeentelijk beleid en de praktijk van de belastingheffing. Dit betekent dat het kiezen voor het aantal vierkante meters als heffingsmaatstaf valt binnen de beleidsvrijheid die de gemeente heeft.

De rechtbank is gelet op voormelde vrijheid van oordeel dat noch de grote verschillen tussen de kostendekkingspercentages behorend bij de verschillende diensten, noch het ontbreken van een tariefplafond ten aanzien van de bouwleges, noch het feit dat gebruik is gemaakt van een zaagtandsgewijs verloop van het tarief, elk afzonderlijk of in onderling verband bezien, kunnen leiden tot de conclusie dat de bij de Verordening behorende Tarieventabel onverbindend is. Het bewijsaanbod van verweerder met betrekking tot de achtergrond van het gekozen zaagtandsgewijze verloop van de tarieven, kan gelet op het vorenstaande worden gepasseerd. Ook de gestelde relatieve hoogte van het legesbedrag van 6,24% van de bouwsom leidt niet tot onverbindendheid. Hierbij merkt de rechtbank op dat eiseres voor de hoogte van het te betalen bedrag ten onrechte het bedrag voor het in behandeling nemen van de aanvraag bouwvergunning eerste fase optelt bij het legesbedrag van de onderhavige aanvraag. De hoogte van de leges van de onderhavige aanslag is 4,49 % van de geraamde bouwkosten. Dat voor andere vergunningen vaste lage bedragen gelden, maakt vorenstaande niet anders. Voor onverbindendverklaring is slechts plaats indien een regeling is getroffen die in strijd is met enig algemeen rechtsbeginsel. De rechtbank is niet gebleken dat het bepaalde in de Verordening en de daarbij behorende Tarieventabel in strijd is met enig algemeen rechtsbeginsel dan wel dat de gemeenteraad van de gemeente [plaats] bij de vaststelling van de onderhavige tarieven is getreden buiten de grenzen van de vrijheid die de wet haar biedt.

4.9. Verder is in voormeld arrest van de Hoge Raad van 14 augustus 2009, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 24 december 1997, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder nummer LJN AA3345, herhaald dat tussen de hoogte van de geheven leges enerzijds en de omvang van de ter zake van gemeentewege verstrekte diensten dan wel de door de gemeente gemaakte kosten anderzijds geen rechtstreeks verband is vereist. De stelling van eiseres dat zij meer betaalt dan de kosten die gemoeid zijn met het in behandeling nemen van haar aanvraag kan daarom niet leiden tot onverbindendheid van de Verordening. De stelling van eiseres dat zij door het inschakelen van een architect de werkzaamheden van de gemeente heeft beperkt, doet hieraan niet af.

Het verzoek van eiseres om inzicht in de daadwerkelijke kosten die de gemeente heeft gemaakt voor het in behandeling nemen van de aanvraag voor een bouwvergunning behoeft, gelet op het vorenstaande, geen bespreking meer.

Anders dan eiseres bepleit voorziet de legesverordening niet in het dubbel heffen van leges. De legesverordening ziet in een heffing per dienst en niet in meerdere heffingen per dienst.

4.10.1. In voormeld arrest van de Hoge Raad van 14 augustus 2009 is voorts bevestigd dat het bij de toetsing aan de opbrengstlimiet van artikel 229b van de Gemeentewet niet gaat om het kostendekkingspercentage per dienst of groep van diensten, maar om de kostendekking van alle in de Legesverordening opgenomen diensten.

4.10.2. Verweerder heeft ter onderbouwing van de geraamde kosten en baten die zien op de Verordening de onder 2.7 en 2.8 genoemde stukken aan eiseres en de rechtbank toegestuurd. Hiermee heeft verweerder eiseres inzicht verschaft in de lasten en baten waarvan de gemeente is uitgegaan voor het vaststellen van de Tarieventabel voor 2009.

4.10.3. Eiseres heeft naar aanleiding hiervan niet gesteld dat de gebruikte gegevens onjuist zijn en dat deze zouden leiden tot een irreëel beeld van de door verweerder gestelde lasten en/of baten. Eiseres heeft er slechts ter zitting op gewezen dat de overgelegde overzichten vragen oproepen. Eiseres heeft naar aanleiding van de stukken de volgende vragen gesteld:

- het verschil in kostendekkendheid tussen de legesgroepen is niet gemotiveerd;

- niet is gemotiveerd waarom de kosten voor bouwvergunningen ten opzichte van 2008 met 20% stijgen;

- de stijging van de personeelskosten met 0,6 miljoen euro is voor 0,3 miljoen euro niet verklaard;

- waarom zijn de kosten van facilitaire aandelen te laag begroot;

- de baten worden met meer dan 20% naar beneden bijgesteld terwijl er € 300.000 meer inkomsten verwacht wordt door de tariefverhoging;

- waarom heeft een daling in legesopbrengsten niet een daling in personeelskosten en overige kosten tot gevolg?

4.10.4. Verweerder heeft ter zitting op de door eiseres opgeroepen vragen als volgt gereageerd. Dat er een verschil is in kostendekkendheid van de verschillende legesgroepen, komt doordat het de bevoegdheid van de gemeenteraad is om tarieven vast te stellen. Er mag een verschil in kostendekking zitten tussen verschillende groepen zoals die in verordening zijn opgenomen. Dat de kostendekkendheid van de bouwvergunningen in 2008 139% bedroeg heeft te maken het feit dat het gaat om een raming van de opbrengst. De daadwerkelijke opbrengst kan tegenvallen. Omdat het aantal bouwaanvragen in 2008 sterk was teruggelopen, is in 2009 het aantal geraamde vergunningaanvragen teruggebracht. Daardoor is de geraamde opbrengst ook lager, hetgeen gevolgen heeft voor de kostendekkendheid, die daardoor ook lager is. De kosten zijn gestegen omdat er meer gecontroleerd zal worden als de bouwwerken klaar zijn. Dit brengt meer kosten met zich mee.

4.10.5. De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op deze toelichting van verweerder, uit de door verweerder overgelegde stukken niet blijkt dat de geraamde baten van het geheel van leges de geraamde lasten ter zake overtreffen. Dit geldt zowel op het niveau van de bouwleges als op het niveau van alle in de Verordening begrepen diensten gezamenlijk. Enkel ten aanzien van de facilitaire aandelen heeft verweerder ter zitting niet gereageerd, maar gezien het feit dat de twijfels van eiseres over deze post een bedrag van 0,5 miljoen euro betreffen, kan deze post, zelfs indien die ten onrechte zou zijn toegevoegd, niet leiden tot meer dan kostendekkendheid van de groep bouwleges of van de leges als geheel. Derhalve luidt het oordeel van de rechtbank dat de Verordening niet onverbindend is.

Algemene beginselen van behoorlijk bestuur

4.11.1. Eiseres stelt zich voorts op het standpunt dat de gemeente voor het berekenen van de leges de aanvraag van 5 oktober 2009 als een aanvraag tweede fase had moeten beschouwen, althans in ieder geval voor de nummers [#1] tot en met [#3]. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres het volgende aangevoerd.

Aan het bouwplan is in een later stadium alleen nummer [#4] toegevoegd. Eiseres heeft hierover overleg gehad met de gemeente, waaronder wethouder[[D], op 28 augustus 2009. Het bouwplan voor nummer [#4] kan los worden gezien van het bouwplan voor de nummers [#1], [#2] en [#3], zodat hiervoor een losse aanvraag voor een bouwvergunning ingediend kon worden. Dit alles is met de gemeente besproken. In overleg is vervolgens overeengekomen dat het voor alle partijen het eenvoudigst was en het goedkoopst zou zijn om voor het project een complete vergunningsaanvraag in te dienen voor het gehele bouwplan. Hierbij is besproken dat het (alsnog) indienen van één bouwvergunningaanvraag voor het gehele bouwplan niet zal leiden tot hogere legeskosten dan het afzonderlijk indienen van een regulier bouwplan voor nummer [#4] enerzijds en een tweede fase aanvraag voor het bouwplan voor de nummers [#1], [#2] en [#3] anderzijds. Voor zover er al wijzigingen van het bouwplan hebben plaatsgevonden voor de nummers [#1], [#2] en [#3] betroffen dit wijzigingen op verzoek dan wel wijzigingen van ondergeschikte aard, aldus eiseres.

4.11.2. Verweerder betwist niet dat er gesprekken tussen eiseres en de gemeente hebben plaatsgevonden over de voortgang van het project en de wijze waarop de bouwvergunning zou worden ingestoken nu ook [locatie] [#4] ontwikkeld zou gaan worden, maar betwist wel dat hierbij gesproken is over de legeskosten. Bovendien is verweerder van mening dat het ingediende bouwplan voor de reguliere aanvraag te veel wijzigingen bevat, waaronder wijzigingen die niet van ondergeschikte aard zijn, zodat de aanvraag moet worden gezien als een nieuwe aanvraag voor een reguliere bouwvergunning.

4.12.1. Naar het oordeel van de rechtbank kan in het midden blijven of tijdens de besprekingen met de gemeente een toezegging is gedaan over de legeskosten. Verweerder heeft niet weersproken dat het conform de wens van verweerder was dat eiseres, in plaats van voort te borduren op de eerste fase bouwaanvraag die er al lag, is overgegaan tot het indienen van een reguliere bouwaanvraag voor het gehele project. Het was de gemeente die van het project graag een pilotproject wilde maken en in dat verband was het de wens van de gemeente om het geheel als één aanvraag te behandelen.

Het is in een dergelijke situatie aan de gemeente om, nu zij degene is die een andere wijze van indienen van de bouwvergunningaanvraag wenste, eiseres die informatie te verschaffen die zij nodig had om haar rechten en plichten naar behoren in te schatten. Door eiseres niet over de totale hoogte van de leges voor te lichten alvorens zij de door de gemeente gewenste reguliere bouwaanvraag indiende, heeft de gemeente eiseres effectief de mogelijkheid ontnomen om niet de door de gemeente voorgestane wijze van aanvragen te volgen, maar haar eigen al ingeslagen weg te vervolgen. Verweerder had eiseres gelet op het vorenstaande behoren voor te lichten over de voor eiseres nadelige financiële consequenties van de door de gemeente verzochte wijze van aanvragen. Voorzover geen uitdrukkelijke toezegging door de gemeente is gedaan omtrent de maximale hoogte van de verschuldigde leges, heeft de gemeente, door na te laten eiseres voor te lichten over de leges, haar effectief de mogelijkheid ontnomen om niet de door de gemeente voorgestane wijze van aanvragen te volgen en daarmee heeft de gemeente gehandeld in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel, in het bijzonder het beginsel van fair play. Daarmee is voor verweerder zijn mogelijkheid om opnieuw het volle bedrag aan leges te heffen, verspeeld.

4.12.2. Gelet op het vorenstaande kan het door eiseres aangeboden getuigenbewijs ten aanzien van voormelde gesprekken tussen eiseres en de gemeente worden gepasseerd.

4.13. Voorts is de rechtbank van oordeel dat de door eiseres aangebrachte wijzigingen in de vergunningaanvraag niet zodanig zijn dat geoordeeld moet worden dat sprake is van een nieuwe aanvraag voor de nummers [#1], [#2] en [#3] waarvoor opnieuw leges in rekening konden worden gebracht. Hierbij neemt de rechtbank het volgende in overweging.

Na de indiening van de reguliere aanvraag door eiseres is in dat kader wederom een welstandstoets uitgevoerd. Indien eiseres een tweede fase aanvraag had ingediend voor de nummers [#1], [#2] en [#3] was een welstandstoets voor dat bouwplan niet meer aan de orde geweest. Tijdens eerste fase heeft de welstandscommissie een aantal voorstellen gedaan voor de bouwplannen voor de nummers [#1], [#2] en [#3]. Eiseres heeft hieraan gehoor gegeven en op de aangegeven punten de bouwtekeningen aangepast en aldus ingediend voor de reguliere aanvraag. Wijzigingen die hierdoor zijn ontstaan kunnen niet als door eiseres ingediende wijzigingen worden beschouwd op grond waarvan opnieuw leges voor de eerste fase zouden zijn verschuldigd.

Daarnaast heeft eiseres na de aanvraag eerste fase de bouwtekeningen aangepast, in die zin dat er wijzigingen intern in het gebouw zijn aangebracht en wijzigingen vanwege brandveiligheid en politievoorschriften. Beide partijen hebben tijdens de zitting aangegeven dat de beoordeling van dergelijke punten in de tweede fase thuishoort. Van deze wijzigingen kan derhalve evenmin worden gezegd dat deze tot een nieuwe aanvraag hebben geleid.

Voor wijzigingen die betrekking hebben op het toevoegen van nummer [#4] (waaronder ook het verlengen van nummer [#1] gelijk met nummer [#4], het gelijkschakelen van het aantal en de grootte van de balkons) geldt hetzelfde. De gemeente wenste het bouwplan als een geheel ingediend te hebben, met als gevolg dat alles ook als een geheel bekeken werd door de welstandcommissie en nummer [#4] en de nummers [#1], [#2] en [#3] op elkaar afgestemd dienden te worden. Ook deze wijzigingen zijn dus veroorzaakt door de werkwijze van de gemeente en kunnen niet eiseres worden tegengeworpen.

Tot slot is een klein deel van de wijzigingen op initiatief van eiseres zelf aangebracht. Hiervan is niet aannemelijk geworden dat dit wijzigingen van meer dan ondergeschikte betekenis zijn. De door verweerder in dit kader aangehaalde voorbeelden behoorden niet tot de door eiseres zelfstandig doorgevoerde wijzigingen.

4.14. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder ten onrechte voor de nummers [#1], [#2] en [#3] voor de behandeling van de aanvraag reguliere bouwvergunning opnieuw een bedrag aan leges in rekening gebracht voor zover die leges reeds in rekening waren gebracht voor de behandeling van de aanvraag bouwvergunning eerste fase. De rechtbank berekent het bedrag aan leges dat verweerder kan heffen op € 38.832,59, namelijk € 63.235,61 (totale leges die verschuldigd zouden zijn geweest indien eiseres voor de nummers [#1], [#2] en [#3] een eerste en tweede fase aanvraag had ingediend en voor nummer [#4] een reguliere aanvraag) minus € 24.403,02 (leges eerste fase aanvraag).

4.15. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard. De overige standpunten van eiseres behoeven geen bespreking meer.

5. Proceskosten

De rechtbank vindt aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op de voet van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 874 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 437 en een wegingsfactor 1).

6. Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar;

- vermindert de aanslag leges tot € 38.832,59 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres van € 874;

- gelast dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 298 vergoedt.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E. Keulemans, voorzitter, mr. M. Koole en mr. M.C. van As, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.P. van der Zalm, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2011.

De griffier en de voorzitter zijn buiten staat deze uitspraak te ondertekenen.

De uitspraak is ondertekend door de oudste rechter.

Afschrift verzonden aan partijen op:

De rechtbank heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van de uitspraak in geanonimiseerde vorm.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.