Home

Rechtbank Limburg, 01-05-2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:3767, AWB - 14 _ 2738u

Rechtbank Limburg, 01-05-2015, ECLI:NL:RBLIM:2015:3767, AWB - 14 _ 2738u

Gegevens

Instantie
Rechtbank Limburg
Datum uitspraak
1 mei 2015
Datum publicatie
10 juni 2015
ECLI
ECLI:NL:RBLIM:2015:3767
Zaaknummer
AWB - 14 _ 2738u

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 60,60. Eiseres is van mening dat de naheffingsaanslag haar had moeten worden kwijtgescholden, nu van haar kant geen sprake was van opzet. Eiseres had op dat moment vanwege haar zwangerschap last van bekkeninstabiliteit. Na afloop van de afspraak was eiseres niet meer in staat om te lopen vanwege vocht in haar voeten. De rechtbank is van oordeel dat de vochtproblematiek van eiseres niet zodanig frequent was dat zij hier rekening mee diende te houden. Onder die omstandigheden heeft verweerder in redelijkheid niet kunnen besluiten dat geen sprake is geweest van overmacht, zodat de naheffingsaanslag ten onrechte in stand is gelaten.

Uitspraak

Zittingsplaats Maastricht

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 14 / 2738

en

(gemachtigde: M.W.C. Ploum).

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiseres op 11 juni 2014 (het primaire besluit) een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 60,60. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Bij uitspraak op bezwaar van 25 juli 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 april 2015. Eiseres is verschenen.

Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De auto van eiseres, met kenteken [nummer kenteken], stond op 11 juni 2014 omstreeks 15:01 uur geparkeerd aan de Parallelweg te Maastricht. Omdat de geldigheidsduur van het in de auto aanwezige parkeerkaartje was afgelopen om 14:46 uur en mitsdien sprake was van parkeren zonder geldig parkeerkaartje, heeft de verbalisant aan eiseres een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd.

2. Eiseres heeft onbestreden gelaten dat op grond van de Verordening Parkeerregulering en Parkeerbelastingen 2012 en de daarbij behorende Tarieventabel op de betreffende parkeerplek aan de Parallelweg parkeerbelasting is verschuldigd. Evenmin heeft eiseres bestreden dat ten tijde van de controle het in de auto aanwezige parkeerkaartje niet meer geldig was. Eiseres is echter van mening dat de naheffingsaanslag haar desondanks had moeten worden kwijtgescholden, nu van haar kant geen sprake was van opzet. Eiseres had op dat moment vanwege haar zwangerschap last van bekkeninstabiliteit. Door de lichamelijke ongemakken die dit met zich brengt, was eiseres de geldigheidsduur van haar parkeerkaartje vergeten. Ter zitting heeft eiseres een toelichting gegeven.

Eiseres had op 11 juni 2014 een afspraak die een half uur zou duren, zij heeft echter voor 45 minuten parkeerbelasting betaald. Na afloop van de afspraak was eiseres niet meer in staat om te lopen vanwege vocht in haar voeten.

3. In het onderhavige geval is de rechtbank van oordeel dat de feitelijke omstandigheden van het geval -bestaande uit het zich onverwacht voordoen van de vochtproblematiek- vanwege hun uitzonderlijke en buitengewone karakter tot gevolg moeten hebben dat strikte naleving van de uit de Verordening Parkeerbelasting voortvloeiende verschuldigdheid van parkeerbelasting redelijkerwijs niet van eiseres kan worden gevergd. De rechtbank is tot slot van oordeel dat de vochtproblematiek van eiseres niet zodanig frequent waren dat zij hier rekening mee diende te houden.

4. Onder die omstandigheden heeft verweerder in redelijkheid niet kunnen besluiten dat geen sprake is geweest van overmacht, zodat de naheffingsaanslag ten onrechte in stand is gelaten.

5. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard.

6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat niet is gesteld dat eiseres kosten heeft gemaakt die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen. De rechtbank bepaalt wel dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van € 45,= vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit ;

- herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;

- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 45,- aan eiseres te vergoeden.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Oosterman, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Haddoumi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 1 mei 2015.

w.g. S. Hadoumi,

griffier

w.g. A. Oosterman,

rechter

Voor eensluidend afschrift:

de griffier,

Afschrift verzonden aan partijen op: 1 mei 2015

Rechtsmiddel