Rechtbank Overijssel, 08-10-2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:4583, ak_15_521
Rechtbank Overijssel, 08-10-2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:4583, ak_15_521
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Overijssel
- Datum uitspraak
- 8 oktober 2015
- Datum publicatie
- 9 oktober 2015
- ECLI
- ECLI:NL:RBOVE:2015:4583
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHARL:2016:9612, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- ak_15_521
Inhoudsindicatie
Besluit dat tan aanzien van de lozing van afvalwater deze dient plaats te vinden via meetbeschikking; permanent meten; variatiecoëfficiënt; beroep ongegrond.
Uitspraak
Zittingsplaats Zwolle
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/521
gemachtigde: R.J. ten Lande,
en
de heffingsambtenaar van het gemeenschappelijk belastingkantoor Lococensus-Tricijn (GBLT), verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 30 april 2014 heeft verweerder onder meer besloten dat ten aanzien van de lozing van afvalwater door eiseres via het meet- en bemonsteringspunt meting en bemonstering gedurende alle etmalen dient plaats te vinden (de meetbeschikking). Deze beschikking is van toepassing voor de periode van 1 mei 2014 tot en met 31 december 2014.
Bij besluit van 30 januari 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2015.
Eiseres is verschenen bij haar gemachtigde, vergezeld door [naam 2]
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Vliegenthart, vergezeld door ing. H.J. Vossebeld.
Feiten
Eiseres is een soesjesbakkerij. In het kader van de zuiveringsheffing heeft eiseres tot medio 2012 mogen volstaan met het uitvoeren van meetweken. Op 4 januari 2012 heeft eiseres verzocht om conform artikel 9 van de Verordening zuiveringsheffing Waterschap Vallei en Veluwe ook in 2012 te mogen volstaan met gegevens welke met behulp van meting, bemonstering en analyse in een aantal etmalen zijn verkregen.
Bij besluit van 6 februari 2012 heeft verweerder dit verzoek afgewezen, omdat er geen of onvoldoende constante relatie bestaat tussen het aantal geloosde vervuilingseenheden (vastgesteld op grond van meetweken) en de hoeveelheid ingenomen/geloosd water (de variatiecoëfficiënt). Hierbij is tevens - kort gezegd - besloten dat eiseres voor 1 juli 2012 een ‘permanente meet- en bemonsteringsopstelling’ dient te plaatsen en dat vanaf die datum meting en bemonstering gedurende alle etmalen dient plaats te vinden. Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is op 1 mei 2012 ongegrond verklaard. Hiertegen is geen beroep ingesteld.
Op 1 juni 2012 heeft eiseres verweerder verzocht om voor de tweede helft van 2012 te mogen volstaan met gegevens die met behulp van meting en bemonstering en analyse in een beperkt aantal alternerende etmalen zijn verkregen. Bij besluit van 19 juni 2012 is verweerder aan dit verzoek tegemoet gekomen.
Op 28 november 2012 heeft tussen partijen een gesprek plaatsgevonden op het bedrijf van eiseres waarin afgesproken is dat eiseres, naast de permanente meting en bemonstering,
in een aantal meetweken mag aantonen dat de variatiecoëfficiënt beneden de 25% was gekomen.
Bij besluit van 11 januari 2013 heeft verweerder voor de periode tot 1 juli 2013 een meetbeschikking afgegeven voor meting, bemonstering en analyse in een beperkt aantal alternerende etmalen, en in twee meetweken in februari/maart en mei/juni 2013.
Verweerder heeft zelf in het eerste halfjaar van 2013 ook gedurende een week metingen uitgevoerd.
Bij besluit van 24 september 2013 heeft verweerder voor de periode van 1 juli tot en met 31 december 2013 het verzoek van eiseres om de vervuilingswaarde van het afvalwater te mogen berekenen met gegevens, welke met behulp van meting en bemonstering in een beperkt aantal alternerende etmalen zouden worden verkregen, ingewilligd. Bij dit verzoek is niet gevraagd om in meetweken te mogen meten, bemonsteren en analyseren.
Bij brief van 30 december 2014 heeft eiseres verweerder verzocht het aantal vervuilingseenheden met betrekking tot het zuurstofverbruik vanaf 2014 te mogen vaststellen aan de hand van de tabel afvalwatercoëfficiënten. Subsidiair is hierbij verzocht om te mogen volstaan met vier meetweken om de vervuilingswaarde te mogen vaststellen voor het heffingsjaar 2014.
Bij brief van 7 februari 2014 heeft verweerder het verzoek van eiseres om met ingang van het belastingjaar 2014 gebruik te mogen maken van de tabel afvalwatercoëfficiënten afgewezen.
Vervolgens is er correspondentie ontstaan tussen partijen met betrekking tot het subsidiaire verzoek van eiseres.
Bij het primaire besluit van 30 april 2014 heeft verweerder besloten dat
niet kan worden ingestemd met de voorgestelde wijze van meten omdat er géén of onvoldoende constante relatie bestaat tussen het aantal geloosde vervuilingseenheden vastgesteld op grond van meetweken) en de hoeveelheid ingenomen/geloosd water.
De vervuilingswaarde van het bedrijfsafvalwater dient te worden vastgesteld met behulp
van een ‘permanente meet- en bemonsteringsopstelling’ en de meting en bemonstering dient gedurende alle etmalen plaats te vinden.
Het tegen dit besluit gemaakte bezwaar is bij de thans bestreden uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
Het geschil
In geschil is de vraag of verweerder op juiste gronden besloten heeft dat eiseres in 2014 permanent moet meten en bemonsteren en analyseren in een beperkt aantal alternerende etmalen.
Eiseres heeft aangevoerd dat de “Richtlijnen voor meting, bemonstering, analyse en berekening GBLT 2014”, waarin beleidsregels zijn opgenomen inzake de uitvoering van afvalwateronderzoek, onverbindend moeten worden verklaard, omdat deze richtlijnen alleen van toepassing zijn verklaard op de gebieden van Waterschap Vallei en Veluwe en Waterschap Zuiderzeeland, terwijl het GBLT optreedt namens zeven waterschappen. Derhalve is sprake van substantieel ongelijke behandeling van belastingplichtigen door verweerder.
Daarnaast heeft eiseres gesteld dat het voor de hoogte van de vervuilingswaarden amper verschil maakt of deze wordt vastgesteld door middel van meetweken of door middel van permanente meting en bemonstering. Daarom kan van eiseres niet worden verwacht dat zij investeert in een eigen meet- en bemonsteringsvoorziening en de exploitatiekosten daarvan moet dragen. Eiseres is van mening dat sprake is van strijd met het evenredigheidsbeginsel.
Tevens is eiseres van mening dat zij door verweerder in bewijsnood is gebracht, nu zij tijdens de door verweerder ambtshalve uitgevoerde metingen in april 2013 niet in de gelegenheid gesteld is een contra-analyse uit te voeren. Doordat verweerder eiseres niet in kennis heeft gesteld van het feit dat hij ambtshalve metingen verrichtte, kon eiseres geen contramonsters nemen. Verweerder heeft daarnaast niet aannemelijk gemaakt dat het ambtshalve onderzoek volgens de voorschriften is uitgevoerd.
Tot slot heeft eiseres gesteld dat verweerder vooringenomen is ten aanzien van eiseres en dat verweerder nooit van plan is geweest om de aanvraag om de vervuilingswaarde van het af te voeren afvalwater door middel van meetweken toe te staan noch het bezwaar tegen de daartoe afgegeven beschikking te honoreren.
Verweerder is in zijn verweerschrift uitgebreid ingegaan op hetgeen door eiseres is aangevoerd en heeft geconcludeerd dat op juist gronden is besloten dat eiseres in 2014 permanent moet meten en bemonsteren en analyseren in een beperkt aantal alternerende etmalen.
Voor een meer uitvoerige weergave van de standpunten van partijen verwijst de rechtbank naar de stukken.