Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-07-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:5604, AWB-12_6385

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-07-2013, ECLI:NL:RBZWB:2013:5604, AWB-12_6385

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
17 juli 2013
Datum publicatie
5 september 2013
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2013:5605
Zaaknummer
AWB-12_6385

Inhoudsindicatie

Belanghebbende en zijn echtgenote handelen in bromfietsen en in onderdelen daarvoor. Zij hielden in de onderhavige periode slechts een summiere administratie bij. De inspecteur heeft aan belanghebbende een informatiebeschikking afgegeven vanwege het gedeeltelijk niet voldoen aan de informatieverzoeken naar aanleiding van het controleonderzoek betreffende de aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting over de jaren 2007 tot en met 2010. De inspecteur stelt dat belanghebbende in deze jaren ondernemer was en derhalve administratieplichtig was. De rechtbank oordeelt dat vanaf 1 april 2009 sprake was van een onderneming en dat belanghebbende derhalve vanaf dat moment administratieplichtig was. De inspecteur mocht slechts voor de periode van 1 april 2009 tot en met 31 december 2010 een informatiebeschikking afgeven.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummer AWB 12/6385

uitspraak van 17 juli 2013

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor ‘s-Hertogenbosch,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende op 17 februari 2012 een informatiebeschikking als bedoeld in artikel 52a AWR afgegeven vanwege het gedeeltelijk niet voldoen aan informatieverzoeken naar aanleiding van het controleonderzoek bij belanghebbende betreffende de aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting over de jaren 2007 tot en met 2010. Na daartegen gemaakt bezwaar is belanghebbende op 23 april 2012 gehoord. Bij uitspraak van 11 oktober 2012 heeft de inspecteur het bezwaar ongegrond verklaard.

1.2.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 20 november 2012, ontvangen bij de rechtbank op 21 november 2012, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 42. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.3.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.

1.4.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juni 2013 te ‘s-Hertogenbosch.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, de echtgenote van belanghebbende, [echtgenote] en de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Ravenstein, en namens de inspecteur, [gemachtigde].

1.5.

De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een mondelinge uitspraak aangekondigd op 19 juni 2013. Bij brieven van 13 juni 2013 heeft de griffier aan partijen meegedeeld dat de rechtbank op 17 juli 2013 schriftelijk uitspraak zal doen.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is gehuwd met [echtgenote]. Samen handelen ze in bromfietsen en in onderdelen daarvoor. De handel vindt onder meer plaats via internet en via beurzen. Beiden zijn lid van brommervereniging “[vereniging]” te [plaats 1]. Een van de sponsoren van deze vereniging was [A], handelaar in met name klassieke bromfietsen en onderdelen.

2.2.

In de periode van 2006 tot en met 2010 hebben totaal 247 bromfietsen op de namen van belanghebbende, zijn echtgenote en zijn zoon, [zoon] geregistreerd gestaan.

2006

2007

2008

2009

2010

Belanghebbende

1

16

14

22

18

Echtgenote

13

17

25

53

55

Zoon

0

0

0

9

4

Totaal

14

33

39

84

77

Belanghebbende huurde van april 2009 tot en met september 2010, voor een deel van de periode samen met een derde, een bedrijfsruimte in [plaats 2]. Vanaf september 2010 tot september 2011 heeft belanghebbende een andere bedrijfsruimte gehuurd in [plaats 2] en vanaf september 2011 huurt belanghebbende een opslagruimte in [woonplaats]. Mede op instigatie van de inspecteur heeft belanghebbende zich vanaf 7 juli 2010 als eenmanszaak ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

2.3.

Op basis van bovenstaande gegevens heeft de inspecteur aanleiding gevonden om op 1 juli 2010 een onderzoek bij belanghebbende in te stellen naar mogelijke ondernemersactiviteiten. Tijdens dat onderzoek werd geconstateerd dat belanghebbende zich bezig hield met de handel in voornamelijk oude bromfietsen (oldtimers), reparatie daarvan alsmede de handel in onderdelen. Belanghebbende hield vanaf 2009 een summiere administratie bij van zijn activiteiten. Er was geen kasadministratie, wel waren er de gegevens van de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW) en de bankbescheiden.

2.4.

In een brief van 6 juli 2011, van de controlerende ambtenaren aan gemachtigde, naar aanleiding van het onderzoek (bijlage 1 bij het verweerschrift van de inspecteur), wordt ondermeer aangegeven dat de inspecteur van mening is dat ook in de jaren 2007 tot en met 2009 sprake is geweest van deelname aan het economische verkeer en daarmee van ondernemerschap voor de omzetbelasting. De inspecteur heeft in de brief een theoretische omzetberekening gemaakt, uitgaande van een verkoopprijs van € 1.000 per bromfiets en een schatting van de ontvangsten voor de verkoop van onderdelen. Voorts wordt in de brief aangegeven:“Belastingplichtigen worden natuurlijk ook in de gelegenheid gesteld om binnen 4 weken een sluitende administratie over de jaren 2007 tot en met 2010 te overleggen”.

2.5.

Belanghebbende heeft vervolgens lijsten overgelegd met de bromfietsen welke op zijn naam, die van zijn echtgenote en die van zijn zoon hebben gestaan. En voorts heeft belanghebbende gelijk hij ter zitting onbestreden heeft gesteld, alle bankafschriften aan de inspecteur ter beschikking gesteld, alsmede inventarislijsten. Tevens is een alsnog opgestelde (beperkte) winst- en verliesrekening overgelegd over de periode 1 april 2009 tot en met 31 december 2009.

2.6.

De inspecteur heeft aan belanghebbende op 17 februari 2012 een informatiebeschikking afgegeven vanwege het gedeeltelijk niet voldoen aan informatieverzoeken naar aanleiding van het controleonderzoek bij belanghebbende betreffende de aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting over de jaren 2007 tot en met 2010. De informatiebeschikking betreft de volledige kas- bank- en in- en verkoopadministratie over 2007 tot en met 2010 en de inkoopverklaringen, voorraadadministratie en winst en verliesrekening over deze jaren.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de informatiebeschikking terecht is vastgesteld.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen zij daar te zitting aan hebben toegevoegd.

3.3.

Belanghebbende stelt zich, zakelijk weergegeven, op het standpunt dat hij voldaan heeft aan de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 47 van de AWR, door alles dat hij aan administratieve vastleggingen over de in geschil zijnde jaren bezat, aan de inspecteur ter beschikking te stellen. En voorts dat er geen sprake was van administratieplicht als bedoeld in artikel 52 van de AWR.

3.4.

De inspecteur stelt zich, zakelijk weergegeven, op het standpunt dat belanghebbende in de in geschil zijnde jaren ondernemer was en dat er derhalve sprake was van administratieplicht als bedoeld in artikel 52 van de AWR.

3.5.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de informatiebeschikking.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing