Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-06-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:3998, AWB-13_2685 en AWB 13_2686

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-06-2014, ECLI:NL:RBZWB:2014:3998, AWB-13_2685 en AWB 13_2686

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
5 juni 2014
Datum publicatie
30 juli 2014
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2014:3998
Formele relaties
Zaaknummer
AWB-13_2685 en AWB 13_2686
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024]

Inhoudsindicatie

AWB 13/2685 en 13/2686)

Inkomstenbelasting. Belanghebbendes activiteiten met betrekking tot een onroerende zaak zijn naar het oordeel van de rechtbank meer dan het normaal actief beheren van vastgoed. Dus een werkzaamheid in de zin van artikel 3.91, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet IB 2001. In verband met een eigenwoningschuld is het beroep gegrond verklaard.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Procedurenummers AWB 13/2685 en 13/2686

uitspraak van 5 juni 2014

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [plaats A],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 31 december 2010 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (hierna: IB/PVV) over het jaar 2006 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 197.831 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 183.121 (aanslagnummer: [aanslagnummer].H.66) en met dagtekening 21 december 2012 een aanslag IB/PVV over het jaar 2008 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 47.732 (aanslagnummer: [aanslagnummer].H.86).

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 10 april 2013 de aanslag IB/PVV over het jaar 2006 verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 69.522 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil. Bij uitspraak op bezwaar met dagtekening 10 april 2013 heeft de inspecteur de aanslag IB/PVV over het jaar 2008 gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brieven van 16 mei 2013, ontvangen bij de rechtbank op 17 mei 2013, beroep ingesteld. De beroepen betreffende de IB/PVV over 2006 en 2008 zijn respectievelijk geregistreerd onder de procedurenummers 13/2685 en 13/2686. Ter zake van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende tweemaal een griffierecht geheven van € 44.

1.4.

De inspecteur heeft twee verweerschriften ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 maart 2014 te Breda. De zaken met procedurenummers AWB 13/2685 en 13/2686 zijn gelijktijdig ter zitting behandeld. Ter zitting zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde, [gemachtigden], verbonden aan [kantoornaam gemachtigden] te [plaats X] (hierna: de gemachtigde van belanghebbende), en namens de inspecteur, [verweerder].

1.6.

De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. De inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de wederpartij. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift tegelijkertijd met deze uitspraak aan partijen zal worden verzonden. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak aangekondigd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is enig aandeelhouder en bestuurder van [A BV] te [plaats A] (hierna: [A BV]) en is eigenaar van de woning gelegen aan de [adres 1] te [plaats A] (hierna: de woning).

2.2.

Tot de gedingstukken behoort een bouwtekening gemaakt van, wat wordt genoemd “[bouwproject A]” te [plaats X], op 15 januari 2002 gemaakt door [B BV]. Daarop staan de volgende namen vermeld, [C BV] (hierna: [C BV]), [D] (hierna: [D]) en [A BV].

2.3.

Op 18 december 2002 is het [bouwproject A] concept aan de [gemeente X] (hierna: de gemeente) gepresenteerd door [F] (directeur van [C BV]) (hierna: [F]), [G] van [D] (hierna: [G]) en belanghebbende.

2.4.

Met dagtekening 3 maart 2003 richtte de gemeente een brief aan [A BV], ter attentie van belanghebbende, met, onder meer, de volgende passages:

“Wij hebben met belangstelling kennis genomen van het door u, mede namens de heren [F] van [C BV] en [G] van [D], recentelijk ingediende plan om te komen tot een [bouwproject A] ontwikkeling aan de [adres 2] in onze stad.

In onze vergadering van 25 februari jl. hebben wij besloten positief in te steken op uw initiatief. Wij zullen dan ook met u in overleg treden omtrent de verdere uitwerking en nog te stellen randvoorwaarden.

Wel plaatsen wij hierbij op voorhand al de volgende kanttekeningen:

-

Allereerst zal uit het door u te uit te voeren marktonderzoek de financieel-economische haalbaarheid van dit plan, alsook de behoefte aan een dergelijke ontwikkeling binnen de [plaats X] bevolking, resp. regio afdoende moeten blijken.

-

(…)

-

In elk geval dienen de beoogde functies voor vestiging van een “[activiteit I]” alsook van een “[activiteit II]” af te vallen als zijnde op deze locatie niet passend binnen het daartoe door de gemeente vastgestelde beleid.

-

(…)

-

Kortom er is nog een heel traject te gaan, dat onzerzijds lopende het proces ambtelijk zal worden begeleid en het nodige overleg met u als initiatiefnemers vergt.

-

Niettemin zijn wij bereid uw plan nu al een zekere mate van exclusiviteit toe te kennen, echter vooralsnog gedurende een periode van drie maanden voor de duur van het door u te houden marktonderzoek, dit om eventuele concurrerende (deel) initiatieven niet al te lang in de wachtkamer te behoeven te zetten.

Tot slot vraagt specifieke aandacht het communicatietraject.

(…)

Wij zullen de resultaten van dit onderzoek over een twee-drietal weken in de openbaarheid aan de raad presenteren, vergezeld van een persbericht.

Daarin zal tevens melding worden gemaakt van uw plannen als een ingekomen initiatief. Uiteraard zal de raad uw concept plan dan op voorhand al toetsen aan de diverse criteria in voornoemd locatieonderzoek.

Ook de pers zal dan ongetwijfeld om nadere informatie vragen en uw woordvoerder daarover benaderen.”

De door de gemeente gestelde voorwaarde inzake [activiteit I] en [activiteit II] is voor [G] ([D]) aanleiding om van verdere deelname aan het project af te zien.

2.5.

Bij brief van [datum] 2003 is het daarop gevolgde onderzoek naar mogelijke vestigingslocaties voor een [activiteit III] en een [activiteit IV] in [plaats X] gepresenteerd aan de raad van de [gemeente X], vergezeld van een persbericht.

2.6.

Op [datum] 2003 is een in opdracht van de gemeente vervaardigd rapport, geheten “[rapport]”, uitgevoerd door [H] te [plaats Y], gepubliceerd. Daarin wordt ook het initiatief voor een [bouwproject A] op het zogeheten [terrein] aan de [adres 2] genoemd.

2.7.

In haar antwoord van 18 september 2003 op een brief van de belastingdienst naar aanleiding van een boekenonderzoek bij [A BV] stelt [I] te [plaats Z] (hierna: [I]) onder meer:

“Hieronder zullen wij aangeven hoe de directeur grootaandeelhouder zijn rekening courant schuld op zeer korte termijn zal aflossen.

In privé heeft de directeur grootaandeelhouder momenteel een project lopen waarmee naar alle waarschijnlijkheid voor het einde van 2003 een brutowinst van ongeveer € 250.000 gerealiseerd zal worden. Wegens te gemaakte kosten en een te verrekenen TBR‑verlies (zie hieronder), zal van deze bruto winst ongeveer € 200.000 netto beschikbaar zijn voor de directeur grootaandeelhouder. Deze liquide middelen zullen gebruikt worden om de bestaande rekening courant verhouding tussen cliënte en haar DGA te verminderen naar een voor u acceptabel niveau.

In grote lijnen kan het hiervoor genoemde project als volgt omschreven worden:

Het betreft de ontwikkeling van een [bouwproject A] van circa 6.000 m2 b.v.o. op het [terrein] aan de [adres 2].”

2.8.

Als bijlage bij de in 2.7 vermelde brief heeft [I] een aan haar gerichte, niet gedagtekende, brief van belanghebbende gevoegd, die onder meer de volgende passage bevat:

“(…) Daarnaast heb ik enkele mensen ontmoet bij een trade show in [plaats N] omtrent [project A activiteiten] ( [activiteit V] ) omdat we n.l. liepen met de plannen om een soort [bouwproject A] te bouwen in [plaats X] i.s.m. [C BV] uit [plaats A]. Tekeningen en businesscards zijn bijgevoegd. (…).”

2.9.

In een brief van 16 oktober 2003 van [I] aan de belastingdienst is onder meer de volgende passage opgenomen:

Het project [bouwproject A]

Het betreft de ontwikkeling van een [bouwproject A] van circa 6.000 m2 b.v.o. op het [terrein] aan de [adres 2]. In [bouwproject A] zullen o.a. een [activiteit IV], [activiteit III] en [activiteit V] worden gevestigd. Dit project dat [belanghebbende] in privé uitvoert zal op korte termijn een geschatte brutowinst van ongeveer € 250.000,- genereren. De discussie over eventuele TBR-verliezen even buiten beschouwing gelaten zal hier dus een netto bedrag van zeker € 100.000 in het privé-vermogen van [belanghebbende] terechtkomen.”

2.10.

Op [datum] 2003 is ter zake van het terrein aan de [adres 3] te [plaats X] (het [terrein]) (hierna: perceel nummer [xxx]) een koopovereenkomst gesloten tussen belanghebbende en zijn zakelijke partner, [F], als kopers (ieder voor 50%), en [J BV] statutair gevestigd te [plaats B], als verkoper. De koopprijs bedraagt, na aftrek van een afkoopsom van € 60.000 in verband met de bodemsanering, € 845.000. Bij notariële akte van [datum] 2004 wordt perceel nummer [xxx] geleverd.

2.11.

Bij huurovereenkomst van [datum] 2003 wordt een gedeelte (circa 110m2) van de loods op het perceel nummer [xxx] verhuurd aan [J BV] voor een huurprijs van € 10.000 (excl. BTW) per jaar.

2.12.

Eveneens op [datum] 2003 komen belanghebbende en [F] als “verhuurders” en [K BV] te [plaats C] (hierna: [K BV]) als ”[K BV]” het volgende schriftelijk overeen:

Artikel 1:

Verhuurders zijn eigenaar van het perceel [adres 3] te [plaats X] en hebben belang bij een entree tot het perceel vanaf de [adres 2]. Dit kan slechts gerealiseerd worden indien [exploitatie] dat [K BV] ([K BV]) exploiteert aan de [adres 2] te [plaats X] wordt verplaatst naar een andere locatie in [plaats X].

Artikel 2:

Verhuurders en [K BV] zullen in dit kader na ondertekening van de koopovereenkomst en huurovereenkomst in overleg te treden met de [gemeente X]. Doel van dit overleg is de mogelijkheden te onderzoeken om een ontsluiting te realiseren vanaf de [adres 2]. (…)

Artikel 3:

Op moment van ondertekening van deze overeenkomst lijkt het meest optimaal dat er een rotonde wordt aangelegd (…)

Artikel 4:

Ieder der partijen zal zich naar beste vermogens inspannen en al hetgeen doen en laten wat onder de gegeven omstandigheden in redelijkheid van haar mag worden verwacht om het beoogde doel, te weten ontsluiting van het perceel [adres 3] van de [adres 2] te [plaats X], te realiseren(…)

Artikel 5:

[K BV] verklaart bekend te zijn met de wens van de heren [F] en [belanghebbende], respectievelijk de door hen als kopers aan te wijzen vennootschappen, om op het door hen van [J BV] aangekochte perceel aan de [adres 3] te [plaats X] [project A activiteiten] te ontwikkelen. [K BV] verplicht zich hierbij jegens de heren [F] en [belanghebbende], en/of de door hen aan te wijzen vennootschappen niets te doen of na te laten dat de realisering van die activiteiten zou kunnen verhinderen of bemoeilijken, dan wel de ontwikkeling daarvan te vertragen, voorzover dat redelijkerwijs van haar kan worden gevergd.”

2.13.

Ter voldoening van de in 2.10 genoemde koopprijs hebben belanghebbende en [F] op 30 januari 2004 bij de [bank] te [plaats A] (hierna: de [bank]) een hypothecaire geldlening, een overbruggingslening, ten bedrage van € 845.000 afgesloten. Daarbij is overeengekomen dat de aflossing ineens geschiedt zodra het object aan de [adres 3] te [plaats X] verkocht en geleverd is, maar uiterlijk op 30 september 2004.

2.14.

In een taxatierapport van 19 januari 2004 opgesteld door taxateur [taxateur S] van [kantoornaam taxateur S] te [plaats A], is de onderhandse verkoopwaarde vrij van huur en gebruik van perceel nummer [xxx] getaxeerd op € 900.000.

2.15.

Een nota voor het college van B & W van de gemeente, van [datum] 2004 bevat onder meer de volgende passages:

Aanleiding:

De initiatiefnemers (de heren [belanghebbende] en [F], alsmede [L]) hebben op verzoek van de gemeente het [H] opdracht verstrekt om een haalbaarheidsstudie resp. marktonderzoek te verrichten naar de realiseringskansen en fin.economische haalbaarheid van de exploitatie van de in het [bouwproject A] onder te brengen planonderdelen (…)

De initiatiefnemers verzoeken de gemeente om in principe medewerking te verlenen aan realisering van wat ze thans noemen een “[bouwproject A]”. (…)

Kanttekeningen: Het is exact een jaar geleden dat het eerste initiatief voor een [bouwproject A] ontwikkeling aan uw college werd gepresenteerd. Toen nog overigens bestaande uit een ander driemanschap. De partij [D] is vanwege de toen gelegde blokkade voor [activiteit I] afgehaakt en thans vervangen door [L]. Als een prima partner te beschouwen voor dit voor [plaats X] toch ook belangrijke project.

De totstandkoming van deze nieuwe combinatie heeft tijd nodig gehad, incl. de nadere uitwerking van de eerste planopzet. Daarbij is vooral gezocht naar exploitatiekandidaten in het [plaats X], zoals uit bovenstaande blijkt.

(…)

De initiatiefnemers haken overigens zelf ook af op realisering van de optionele 2e fase ([K BV] terrein aan de [adres 4]), als zijnde financieel economisch te riskant (…).

Met [K BV] is over de [exploitatie] op dit moment niet meer dan een intentie overeenkomst aan te gaan over verplaatsing en/of opheffing van [exploitatie] binnen een tijdsbestek van 5 jaar, en wel zonder verplichting tot aanleg/medefinanciering van de wenselijk geachte rotonde op termijn.”

2.16.

Bij een overleg met onder andere de wethouders [M] en [N] van de gemeente op [datum] 2004 waren onder meer belanghebbende en [O], namens [P BV] te [plaats D] (hierna: [P BV]) (“de initiatiefnemers”), aanwezig. Volgens het verslag van die bijeenkomst “[geven] De initiatiefnemers [] aan dat in overleg met alle exploitanten de wensen voldoende zijn uitgekristalliseerd en qua lay out het plan er dan ook nagenoeg voor 100% staat.”. De afspraken die toen gemaakt werden betreffen onder meer een gezamenlijke actie om [exploitatie] van [K BV] te verplaatsen, ter voorkoming van vertraging in de planvorming en/of planrealisering en een bereikbaarheidsstudie.

2.17.

In oktober 2004 wordt tussen belanghebbende en [F] als optiegevers en [P BV] als optienemer met betrekking tot perceel nummer [xxx] een optieovereenkomst gesloten voor een koopprijs van € 1.425.600 (excl. BTW). [P BV] is voornemens de ontwikkeling en realisatie van [bouwproject A] bebouwing op het [terrein] te ondernemen. De optie wordt verleend voor een periode die aanvangt op 1 maart 2004 en 18 maanden later (op uiterlijk 1 september 2005) eindigt. Als tegenprestatie verplicht optienemer zich tot betaling aan optiegever van een maandelijkse rentevergoeding van € 1.750 (excl. BTW). De vergoeding wordt verrekend met de koopprijs van € 1.425.600 of vervalt aan de optiegever indien de optie niet wordt gelicht.

2.18.

Op [datum] 2005 heeft de introductie/presentatie van het [bouwproject A] aan de direct betrokkenen van de aanliggende woonwijk plaatsgevonden. Daarbij waren onder meer belanghebbende en de heren [Q] en [O] van [P BV] aanwezig.

2.19.

Op [datum] 2005 heeft het college van B & W van de gemeente ingestemd met het verzoek van [P BV] tot (planologische) medewerking aan de realisering van [bouwproject A], waaronder de verplaatsing van [exploitatie]. Ook wordt de planpresentatie vrijgegeven voor inspraak in het kader van de inspraakverordening.

2.20.

Op [datum] 2005 is een persbericht door de gemeente uitgebracht

waarin aangegeven wordt dat het college van B & W instemt met de realisatie van [bouwproject A] aan de [adres 2] door [P BV] en waarin de inspraakprocedure wordt aangekondigd.

2.21.

In een brief van [datum] 2005, gericht aan alle bewoners van de [buurt], worden de inspraakprocedure, waarbij de plannen van [P BV] vanaf [datum] 2005 vier weken ter inzage liggen op het informatiecentrum in het stadhuis en op de website van de gemeente, en een informatieavond aangekondigd.

2.22.

Bij de op [datum] 2005 gehouden informatieavond waren onder meer belanghebbende en [O] van [P BV] aanwezig. Tijdens deze informatieavond is ook bekendgemaakt dat het [exploitatie] verplaatst zal worden naar het [terrein 2] in [plaats X] om de plannen met betrekking tot [bouwproject A] mogelijk te maken.

2.23.

Intussen heeft de gemeente [K BV] een nieuwe locatie aangeboden aan de [adres 2] . [K BV] is daarmee akkoord gegaan onder de strikte voorwaarde dat zij een directe inrit aan de [adres 2] zou krijgen. Bij brief van [datum] 2006 heeft het college van B & W aan [K BV] bevestigd dat de inrit gerealiseerd kan worden.

2.24.

In een brief van 21 juli 2006 van [P BV] aan [A BV], ter attentie van belanghebbende, wordt onder meer vermeld dat de koopprijs van perceel nummer [xxx] en het perceel aan de [adres 2] te [plaats X] (hierna: perceel nummer [xxy]) € 2.031.150 (excl. BTW) zal bedragen en dat de in oktober 2004 overeengekomen optievergoeding zal doorlopen tot en met de dag van de juridische levering doch uiterlijk tot en met 31 mei 2007 en dat bij aankoop van het terrein € 21.000 (excl. BTW) (12 maanden optievergoeding) wordt verrekend met de aankoopsom.

2.25.

In een brief van 22 december 2006 van [P BV] aan [A BV], ter attentie van belanghebbende wordt vermeld dat de optievergoeding in verband met de medewerking voor het uitstellen van de definitieve beslissing vanaf januari 2007 wordt verhoogd naar € 5.000 (excl. BTW).

2.26.

Bij brief van 25 juni 2007 van de gemachtigde van belanghebbende aan de belastingdienst, in reactie op een vragenbrief van de belastingdienst met betrekking tot de aangifte vennootschapsbelasting 2005 van [A BV], is onder meer de volgende passage opgenomen:

“Van [A BV] / [belanghebbende] heb ik begrepen dat het al enkele jaren de bedoeling is om met de verkoopopbrengst van een perceel grond aan de [adres 2] te [plaats X] de onderhavige schuld (nagenoeg volledig) af te lossen. Door omstandigheden (onder andere vertraging bij de koper en vertragingen op het gebied van de ruimtelijke verordening) is deze verkoop vertraagd, doch nu is zeker dat de overeenkomst van koop en verkoop begin juli 2007 gesloten zal worden en de akte van levering voor de notaris in september 2007 zal passeren. De verkoopopbrengst zal door [belanghebbende] volledig worden gebruikt voor de aflossing van zijn schuld aan [A BV]”

2.27.

Op [datum] 2007 wordt een concept‑koopcontract opgesteld tussen belanghebbende en [F] als verkopers en [P BV] als koper. Koopprijs voor beide percelen is € 2.031.150 (excl. BTW). Daarbij is overeengekomen dat de juridische levering op [datum] 2008 plaats zal vinden.

2.28.

Een overeenkomst van cessie van [datum] 2007 tussen [A BV], belanghebbende en [R BV]te [plaats E 1], vertegenwoordigd door haar directeur [S] (hierna: [S]), bevat onder meer de volgende passages:

Overwegende dat:

-

[A BV] op 15-09-2007 een bedrag groot € 326.000 als storting op de uitbreiding van het geplaatst en gestorte aandelenkapitaal van haar deelneming [T BV] te [plaats X].

-

[A BV] voor de financiering hiervan een bedrag groot € 326.000 leent van [S].

-

[S] voor de aflossing van deze lening door [A BV] zekerheid wenst te krijgen.

-

[A BV] een vordering in rekening-courant heeft op [belanghebbende].

-

[belanghebbende] samen met de [F] ter zake van de verkoop van het perceel grond [adres 3] (…) en het perceel grond [adres 3]/[adres 2] (…) op 22 december 2006 een overeenkomst van verkoop heeft gesloten met [P BV] voor in totaal een koopsom van groot € 2.031.150.

-

[belanghebbende] van deze koopsom 50% toekomt, zijnde € 1.015.575 (…)

-

[belanghebbende] na aflossing van de bancaire hypotheekschuld die drukt op de genoemde percelen méér dan € 326.000 overhoudt.

-

[belanghebbende] zal met de na aflossing van de bancaire hypotheekschuld resterende verkoopsom zijn rekening-courantschuld bij [A BV] aflossen, dan wel aan [A BV] een lening verstrekken, waarmee [A BV] de schuld aan [S] in één keer kan en zal aflossen.

-

Aldus [belanghebbende] zich verplicht om op 16 januari 2008 ten minste het door [A BV] aan [S] verschuldigde bedrag aan [A BV] af te lossen, waarmee [A BV] haar schuld met rente aan [S] in één keer af kan lossen.

-

Hiermede [S] door [belanghebbende] een deel ad € 326.000 van zijn van [P BV] te verkrijgen verkoopsom (indirect) gecedeerd krijgt.”

2.29.

Bij brief van 6 november 2007 laat de gemeente aan belanghebbende onder meer het volgende weten:

“Op 30 oktober 2007 hebben wij uw aanvraag om sloopvergunning ontvangen voor het slopen van een [exploitatie] met bedrijfsruimten op het perceel [adres 2]/[adres 3] te [plaats X].”

2.30.

In opdracht van belanghebbende en [F] is, met dagtekening 15 november 2007 door [U] te [plaats X], een plan van aanpak opgesteld voor de sanering van de deels met [producten] verontreinigde bodem ter plaatse van de locatie [adres 2] te [plaats X]. Daarin wordt belanghebbende als contactpersoon genoemd. Het plan van aanpak is bij brief van 8 januari 2009 doorgestuurd naar de gemeente. Bij brief van 19 februari 2009 heeft de gemeente ingestemd met het ingediende plan van aanpak.

2.31.

Bij brief van 21 december 2007 van de gemachtigde van belanghebbende aan de belastingdienst, in vervolg op de in 2.26 genoemde brief, zijn onder meer de volgende passages opgenomen:

“Uit bijgaande overzichten blijkt een rekening‑courantschuld per ultimo 2006 van groot € 152.780. Tevens is er sprake van een lening bestuurder van groot € 310.000. Deze lening heeft te maken met de verbouwing van de eigen woning van [belanghebbende].

Het boekjaar 2006 is het eerste boekjaar dat wij de jaarrekeningen 2006 hebben opgesteld en uit de review van het dossier bleek dat een belangrijk deel van de door [belanghebbende] in de loop der jaren opgenomen gelden betrekking hebben op de aanpassing en verbouwing van de eigen woning.

Indien u hiermee akkoord gaat, willen wij deze lening omzetten in een hypothecaire geldlening, waarvoor als zekerheid een 2e recht van hypotheek wordt gevestigd.”

2.32.

Bij overeenkomst van [datum] 2008 wordt perceel nummer [xxy] door belanghebbende en [F] gekocht van [K BV]. De aankoopprijs bedraagt € 400.000 (excl. BTW). De juridische levering heeft plaatsgevonden op [datum] 2009.

2.33.

Op [datum] 2008 wordt tussen belanghebbende en [F] als verkopers en [P BV] als koper ter zake van de percelen met nummers [xxx] en [xxy] een koopcontract gesloten. De koopprijs bedraagt € 2.010.150 (excl. BTW), kosten koper, waarbij de door [P BV] betaalde bedragen met betrekking tot de optievergoeding met de koopprijs zijn verrekend.

2.34.

Op [datum] 2009 is vergunning verleend voor het slopen van het in 2.29 genoemde [exploitatie]. De gemeente heeft dit in een brief met dagtekening 20 februari 2009 aan belanghebbende kenbaar gemaakt.

2.35.

Op [datum] 2009 is een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen aan de ene kant belanghebbende en [F] en aan de andere kant [P BV]. [P BV] wordt van haar uit de overeenkomst van [datum] 2008 voortvloeiende verplichtingen ontslagen. . Daarvoor betaalt [P BV] een afkoopsom van € 350.000 (excl. BTW).

2.36.

Bij overeenkomst van [datum] 2009 worden de percelen met nummers [xxx] en [xxy] vervolgens verkocht aan [V BV] statutair gevestigd te [plaats X] (hierna: [V BV]) voor een bedrag van € 2.000.000 (excl. BTW). De levering daarvan heeft plaatsgevonden bij notariële akte van [datum] 2009. 25% van de aandelen [V BV] wordt gehouden door [W], waarvan [X BV] enig aandeelhouder is. Op haar beurt houdt [A BV] ruim 33% van de aandelen in [X BV]

Met betrekking tot het jaar 2006

2.37.1.

In de aangifte IB/PVV over het jaar 2006 heeft belanghebbende ter zake van zijn inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking van [A BV] een bedrag aangegeven van € 42.791 en ter zake van zijn inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking van [Y] een bedrag van € 4.260. Aan terugontvangen premies voor inkomensvoorzieningen heeft belanghebbende een bedrag aangegeven van € 45.867. Als negatieve inkomsten uit eigen woning heeft hij een bedrag opgevoerd van € 32.896 en aan persoonsgebonden aftrek een bedrag van € 4.512. Het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning resulteerde in een bedrag van € 55.510. Belanghebbende heeft geen inkomen uit aanmerkelijk belang aangegeven.

2.37.2.

De inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag IB/PVV over het jaar 2006 het belastbaar inkomen uit werk en woning aanvankelijk vastgesteld op € 197.831 en het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang ter behoud van rechten vastgesteld op € 183.121. Het belastbaar inkomen uit werk en woning bestaat uit het volgende:

Aangegeven inkomen

55.510

Correcties m.b.t. het inkomen uit werk en woning

ROW [adres 3] te [plaats X]

12.255

ROW [adres 5] te [plaats F]

116.116

Geen aftrek rente [A BV] als eigenwoningschuld

13.950

Belastbaar inkomen uit werk en woning

197.831

2.37.3.

Daartegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar is het belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang verminderd tot nihil en is het belastbaar inkomen uit werk en woning als volgt aangepast:

Aangegeven inkomen

55.510

Correcties m.b.t. het inkomen uit werk en woning

[adres 3]te [plaats X]

Huurinkomsten [K BV]

10.308

Huurinkomsten [Z]

27.272

Optievergoedingen [P BV]

21.000

Totaal inkomsten

58.580

Kosten mbt [adres 3] te [plaats X]

Rentelasten en bankkosten

35.672

Energie, electr.

13.205

Afrekening en vergoeding

11.123-/-

Interpolis

2.772

Algemeen (gemeente, gas, water etc.)

5.799

Totaal kosten

46.325

ROW mbt [adres 3] te [plaats X]

12.255

Aandeel belanghebbende mbt [adres 3] (50%)

6.127

Minder rentekosten eigenwoningschuld

7.885

Belastbaar inkomen uit werk en woning

69.522

Met betrekking tot het jaar 2008

2.38.1.

In de aangifte IB/PVV over het jaar 2008 heeft belanghebbende ter zake van zijn inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking van [A BV] een bedrag aangegeven van € 56.646 en ter zake van zijn inkomsten uit tegenwoordige dienstbetrekking van [Y] een bedrag van € 4.256. Als negatieve inkomsten uit eigen woning heeft hij een bedrag opgevoerd van € 17.918. Het aangegeven belastbaar inkomen uit werk en woning resulteerde in een bedrag van € 42.984.

2.38.2.

De inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag over het jaar 2008 het belastbaar inkomen uit werk en woning vastgesteld op € 47.732. Het belastbaar inkomen uit werk en woning bestaat uit het volgende:

Aangegeven inkomen

42.984

Correcties m.b.t. het inkomen uit werk en woning

ROW [adres 3] te [plaats X]

1.317-/-

Geen aftrek rente [A BV] BV als eigenwoningschuld

6.065

Belastbaar inkomen uit werk en woning

47.732

2.38.3.

Daartegen heeft belanghebbende bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar is de aanslag IB/PVV over het jaar 2008 gehandhaafd.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

  1. Is met betrekking tot de activiteiten inzake de percelen nummers [xxx] en [xxy] sprake van een werkzaamheid in de zin van artikel 3.91, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB) en heeft de inspecteur de door belanghebbende behaalde voordelen over de jaren 2006 en 2008 van respectievelijk € 6.127 positief en € 1.317 negatief terecht tot het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden gerekend? De bedragen zelf zijn als zodanig niet in geschil.

  2. Is er met betrekking tot het bedrag van € 6.065, zowel in 2006 als in 2008, sprake van aftrekbare kosten eigen woning op de voet van artikel 3.120, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB? Meer in het bijzonder is in geschil of er met betrekking tot een bedrag van € 134.774 sprake is van een eigenwoningschuld in de zin van artikel 3.119a van de Wet IB.

  3. Komt belanghebbende in aanmerking voor immateriële schadevergoeding?

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en ter zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraken op bezwaar over de jaren 2006 en 2008 en vermindering van de aanslagen over de jaren 2006 en 2008 tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van respectievelijk € 55.510 en € 42.984. De inspecteur concludeert met betrekking tot het jaar 2006 tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag IB/PVV tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.702 (€ 69.522 min € 1.820). Met betrekking tot het jaar 2008 concludeert de inspecteur tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing