Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-12-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:8728, AWB - 14 _ 6545

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-12-2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:8728, AWB - 14 _ 6545

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
17 december 2015
Datum publicatie
12 april 2016
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2015:8728
Zaaknummer
AWB - 14 _ 6545
Relevante informatie
Wet op de omzetbelasting 1968 [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 11

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is niet in geschil dat een voor bebouwing bestemd perceel in de zin van de Btw-richtlijn aan belanghebbende is geleverd. In geschil is of voor de toepassing van de samenloopvrijstelling belang toekomt aan de Btw-richtlijn. De rechtbank oordeelt: om recht te doen aan doel en strekking van de samenloopvrijstelling - het voorkomen van cumulatie van omzetbelasting en overdrachtsbelasting - moet het ervoor worden gehouden dat de richtlijnconforme uitleg van het begrip bouwterrein doorwerkt naar de samenloopvrijstelling. De naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente dienen daarom te worden vernietigd.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 14/6545

uitspraak van 17 december 2015

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 28 februari 2014 aan belanghebbende ter zake van een verkrijging op 12 december 2011 een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting van € 7.200 (aanslagnummer [aanslagnummer] ) opgelegd (hierna: de naheffingsaanslag). Tevens is bij beschikking een bedrag van € 428 aan heffingsrente in rekening gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 26 september 2014 de naheffingsaanslag en de beschikking heffingsrente gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 28 oktober 2015, ontvangen bij de rechtbank op 29 oktober 2015, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 45.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 september 2015 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van zijn gemachtigde [gemachtigde] en ter bijstand [A], beiden verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Cadier en Keer, en namens de inspecteur, [verweerder]. De zaak is gelijktijdig behandeld met de zaak van belanghebbende met zaaknummer 14/6546 en de zaken van [B BV] met de zaaknummers 14/6547 en 14/6548.

1.6.

De rechtbank heeft ter zitting het onderzoek gesloten en een schriftelijke uitspraak over zes weken aangekondigd. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met deze uitspraak is verzonden.

1.7.

Bij brief van 3 november 2015 heeft de rechtbank de in 1.7 vermelde termijn met zes weken verlengd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting, stelt de rechtbank als tussen partijen niet in geschil, de volgende feiten vast:

2.1.

Belanghebbende heeft bij akte van levering van [datum] 2011 een perceel grond groot 1.170 m2 verkregen (hierna: het perceel). In de akte van levering staat dat ter zake van de levering omzetbelasting is verschuldigd. Voor de heffing van overdrachtsbelasting heeft belanghebbende een beroep gedaan op de vrijstelling van artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: de WBR).

2.2.

Belanghebbende heeft in december 2009 door een architect tekeningen laten maken voor het bouwen van een bedrijfsgebouw op het perceel. Belanghebbende had plannen om het nieuw te bouwen bedrijfsgebouw aan [C] ([C]) te verhuren met een optie tot koop door [C]. In maart 2011 heeft [C] voornoemde (bouw)tekeningen van belanghebbende overgenomen en laten aanpassen.

2.3.

Belanghebbende heeft van het onder 2.1 vermelde perceel 1.000 m2 op 29 mei 2012 aan [C] en diens echtgenote geleverd. Op 27 september 2012 is de omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit op het betreffende perceel aan [C] verleend.

2.4.

Ter zitting is komen vast te staan dat tussen partijen niet meer in geschil is dat sprake is van een voor bebouwing bestemd perceel in de zin van de Btw-richtlijn.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de verkrijging van het perceel is vrijgesteld op grond van artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de WBR. Meer specifiek is in geschil of voor de toepassing van die bepaling belang toekomt aan de Btw-richtlijn. Bij ontkennende beantwoording van die vraag is nog in geschil of het perceel een bouwterrein is in de zin van artikel 11, vierde lid, van de Wet OB.

3.2.

Belanghebbende beschouwt het perceel op basis van zowel de Btw-richtlijn als de Wet OB, als bouwterrein in de zin van artikel 11, vierde lid, van de Wet OB. Volgens de inspecteur is de vrijstelling van artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a van de Wet WBR niet van toepassing omdat het perceel geen bouwterrein is in de zin van artikel 11, vierde lid, van de Wet OB.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar, vernietiging van de naheffingsaanslag en van de beschikking heffingsrente. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing