Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-03-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2064, AWB - 14 _ 6967

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-03-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2064, AWB - 14 _ 6967

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
11 maart 2016
Datum publicatie
27 mei 2016
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:2064
Formele relaties
Zaaknummer
AWB - 14 _ 6967

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting; overgangsregeling bouwprojecten bij verhoging OB-tarief van 19% naar 21%

Artikel XIX, vijfde lid, van de Wet uitwerking fiscale maatregelen begrotingsakkoord 2013 geeft aan dat het tarief van 19% van toepassing blijft op bouwprojecten met een aanneemovereenkomst van vóór 28 april 2012. Belanghebbende is door de [gemeente Y] benaderd voor een woningbouwproject. Op 8 september 2011 heeft belanghebbende met de beoogde aannemer een samenwerkingsovereenkomst gesloten. Op 25 november 2011 is de aannemer begonnen met de sloop van de bestaande woningen. De definitieve aanneemovereenkomst is op 3 juli 2012 gesloten. De rechtbank acht niet aannemelijk dat in feite al een overeenkomst tot stand was gekomen vóór 28 april 2012. Het tarief van 19% is niet van toepassing.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 14/6967

Uitspraak van 11 maart 2016

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats X],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft op 25 februari 2014 aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2013 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd van € 96.287, met aanslagnummer [aanslagnummer].F.01.3501.

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 oktober 2014 de naheffingsaanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 20 november 2014, ontvangen bij de rechtbank op 21 november 2014, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2016 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende [A], [B] en [C], en namens de inspecteur [verweerder]. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan de inspecteur. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan heden een afschrift aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast.

2.1.

Een rechtsvoorganger van [Stichting D] heeft in 2010 in samenwerking met de [gemeente Y] een plan opgesteld voor de wijkvernieuwing van de [wijk] in [plaats Y]. Begin 2011 heeft de selectie van de aannemer plaatsgevonden.

2.2.

Op 8 september 2011 hebben belanghebbende en [Bouwbedrijf] (hierna: [Bouwbedrijf]) de Samenwerkingsovereenkomst Wijkvernieuwing [wijk] gesloten met als doel om na sloop van de aanwezige woningen te komen tot de ontwikkeling en realisatie van 148 nieuwe woningen. Een kopie van de samenwerkingsovereenkomst behoort tot de gedingstukken. Doelstelling van de samenwerkingsovereenkomst was: “(…) om na sloop van de aanwezige woningen te komen tot de ontwikkeling en realisatie van 148 nieuwe woningen (…) het geheel overeenkomstig de voorwaarden en eisen zoals vastgelegd in de brief d.d. 4 maart 2011 inclusief het programma van eisen en overige bijlagen van [E BV] en aanvullingen d.d. 4 april 2011.”

De samenwerkingsovereenkomst vermeldt een beschikbaar budget inclusief honoraria, sloopkosten, aansluitkosten, bouwleges, enz., op basis van 130 nieuwe woningen van € 16.200.000 exclusief omzetbelasting.

Artikel 5 van de samenwerkingsovereenkomst luidt: ”Realisatieovereenkomst/contractvorming

Partijen verplichten zich om zich zodanig in te spannen dat er uiterlijk 15 oktober 2011 overeenstemming is over de definitieve aanneemsom en relevante gegevens, zodat deze overeenkomst kan worden vervangen door een realisatieovereenkomst met daarbij behorende contractstukken”.

Artikel 6 van de samenwerkingsovereenkomst bevat onder meer een ontbindende voorwaarde voor het geval dat partijen onverhoopt niet uiterlijk 15 september 2011 tot overeenstemming konden komen over de voorwaarden/prijscondities van de realisatie-overeenkomst. Dan zou de overeenkomst kunnen worden ontbonden.

2.3.

Op 25 november 2011 is [Bouwbedrijf] begonnen met de sloop van de bestaande woningen. Met dagtekening 24 november 2011, 22 december 2011 en 1 februari 2012 heeft [Bouwbedrijf] drie facturen aan belanghebbende uitgereikt. De facturen vermelden als omschrijving 1e resp. 2e en 3e termijn voorbereidingskosten en “Betreft: Herbouw [wijk] [plaats Y]”. De heffing van omzetbelasting is verlegd naar belanghebbende. Kopieën van de facturen behoren tot de gedingstukken. Volgens de facturen is het loonbestanddeel daarin 35%.

2.4.

Tot de gedingstukken behoort een verslag van de vergadering van de Raad van Commissarissen en de directie van 1 februari 2012 en een ‘Overzicht projecten die geaccordeerd is in de RvC van [Stichting D] op 1 februari 2012’. In het overzicht is, voor zover hier van belang, vermeld:

Bouwproject

Nr

Bouwproject

Plaats

Stand van zaken

Aannemer

Status RvC

3

[wijk] 1e fase

[plaats Y]

aanbesteed

[Bouwbedrijf]

Afgerond

3

[wijk] 2e fase

[plaats Y]

aanbesteed

[Bouwbedrijf]

Afgerond

3

[wijk] 3e fase

[plaats Y]

aanbesteed

[Bouwbedrijf]

Afgerond

2.5.

In maart 2012 is de aanvraag voor de omgevingsvergunning door [Bouwbedrijf] ingediend. In april 2012 is de gemeente gestart met het bouwrijp maken van fase 1 van project [wijk].

2.6.

Op 3 juli 2012 heeft belanghebbende met [Bouwbedrijf] de aanneemovereenkomst gesloten voor de realisatie van 148 nieuwe huur- en koopwoningen inclusief bijkomende werkzaamheden in het [wijk] te [plaats Y] voor een totaalprijs van € 20.292.596. Een kopie hiervan behoort tot de gedingstukken. In de overeenkomst is vermeld dat de aannemingssom in overeenstemming is met de ‘recapitulatie aannemer’ d.d. 2 juli 2012.

2.7.

Met ingang van 1 oktober 2012 is het normale tarief van de omzetbelasting verhoogd van 19% naar 21%. Belanghebbende is in haar aangiften omzetbelasting in verband met het woonproject [plaats Y] uitgegaan van een tarief van 19%, ook voor de bedragen die [Bouwbedrijf] na 1 oktober 2012 aan haar heeft gefactureerd. Belanghebbende heeft geen aftrek van voorbelasting geclaimd voor de huurwoningen van het project.

2.8.

Bij brief van 10 december 2013 heeft belanghebbende de inspecteur verzocht een naheffingsaanslag omzetbelasting over de tijdvakken 4e kwartaal 2012 tot en met 3e kwartaal 2013 ten bedrage van € 96.000 op te leggen. Dit bedrag staat gelijk aan het verschil tussen 19% en 21% omzetbelasting over de bouwtermijnen die [Bouwbedrijf] aan belanghebbende in rekening heeft gebracht en die tussen 1 oktober 2012 en 1 oktober 2013 zijn vervallen.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de verhoging van het tarief van de omzetbelasting van 19% naar 21% ingevolge artikel XIX, vijfde lid, van de Wet uitwerking fiscale maatregelen begrotingsakkoord 2013 (hierna: de Wet) buiten toepassing blijft voor de bouwtermijnen die [Bouwbedrijf] aan belanghebbende heeft gefactureerd en die tussen 1 oktober 2012 en 1 oktober 2013 zijn vervallen op basis van de in 2.5. genoemde aanneemovereenkomst. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de inspecteur ontkennend. Het bedrag van de naheffingsaanslag is niet in geschil.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en op de zitting.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslag. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing