Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-04-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2484, BRE - 15 _ 5565

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 22-04-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:2484, BRE - 15 _ 5565

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
22 april 2016
Datum publicatie
27 mei 2016
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:2484
Zaaknummer
BRE - 15 _ 5565

Inhoudsindicatie

De aanslagen watersysteemheffing zijn terecht opgelegd, nu de woning is gelegen binnen het gebied van het waterschap. Het waterschap is niet verplicht om tariefdifferentiatie toe te passen voor buitendijks gelegen woningen.

Uitspraak

Belastingrecht, enkelvoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 15/5565

uitspraak van 22 april 2016

Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende] , wonende te [woonplaats],

belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van Sabewa Zeeland,

de heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraken op bezwaar

De uitspraken van de heffingsambtenaar van 6 juli 2015 op de bezwaren van belanghebbende tegen de aan hem voor het jaar 2015 opgelegde aanslagen watersysteemheffing gebouwd eigendom en watersysteemheffing ingezetenen (hierna de aanslagen).

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 april 2016 te Middelburg. Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende en namens de heffingsambtenaar, [verweerder].

1 Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

2 Gronden

2.1.

De aanslagen zijn aan belanghebbende opgelegd ter zake van zijn buitendijks gelegen woning, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats].

2.2.

In geschil is of de aanslagen terecht en naar het juiste tarief zijn opgelegd.

Belastingplicht

2.3.

De aanslagen zijn opgelegd op grond van de Verordening watersysteemheffing Scheldestromen 2015 (hierna: de Verordening). De Verordening is gebaseerd, voor zover hier van belang, op de artikelen 110 en 117 van de Waterschapswet. Op grond van artikel 2, eerste lid van de Verordening wordt ter bestrijding van kosten die zijn verbonden aan de zorg voor het watersysteem onder de naam watersysteemheffing een directe belasting geheven. Het tweede lid, aanhef en onder d, bepaalt dat de heffing wordt geheven van hen die krachtens eigendom, bezit of beperkt recht het genot hebben van gebouwde onroerende zaken in het gebied van het waterschap.

2.4.

De rechtbank stelt vast dat – anders dan bij de met ingang van 1 januari 2009 vervallen waterschapsbelasting – na inwerkingtreding van de Wet modernisering waterschapsbestel, waarbij de Waterschapswet en het Waterschapsbesluit zijn gewijzigd bij de watersysteemheffing geen sprake meer is van classificatie in omslagklassen. In de Memorie van Toelichting (Kamerstukken II 2005-2006, 30 601, nr. 3, p. 26) staat daarover het volgende vermeld:

“De relatie tussen de mate van belang en de omvang van de betaling is in de nieuwe kostentoedelingssystematiek een globale, hetgeen past bij het collectieve karakter van het watersysteembeheer. Classificatie, welke veelal is gebaseerd op kostenveroorzaking, past daar niet bij en verhoudt zich ook niet goed met het streven naar een eenvoudige, transparante en fiscaal-juridisch robuuste bekostigingsstructuur.”

2.5.

De heffingsambtenaar heeft naar het oordeel van de rechtbank aannemelijk gemaakt dat de woning van belanghebbende in het gebied van het Waterschap Scheldestromen is gelegen. Reeds hierom zijn de aanslagen op grond van de in 2.3 genoemde artikelen terecht aan belanghebbende opgelegd. Daarnaast merkt de rechtbank op dat tenminste één van de toegangswegen tot de woonwijk in eigendom en beheer is van het waterschap, evenals de polderwegen op het eiland [woonplaats], en dat er plannen zijn om een keermiddel in de haven van [woonplaats] aan te leggen. De stelling van belanghebbende dat het Waterschap geen inspanningen verricht voor de wijk waarin zijn woning is gelegen (zo dit al gezien de in 2.4 genoemde wetsgeschiedenis van belang zou zijn) kan niet als juist worden aanvaard.

Tariefdifferentiatie

2.6.

Op grond van artikel 120 van de Waterschapswet dient het algemeen bestuur van het waterschap een kostentoedelingsverordening vast te stellen. Uit artikel 122 van de Waterschapswet volgt dat het algemeen bestuur van het waterschap de heffing in de kostentoedelingsverordening maximaal 75% lager kan vaststellen voor buitendijks gelegen onroerende zaken. Volgens de in 2.4 vermelde Memorie van Toelichting is deze regeling bedoeld voor uitzonderingssituaties waar het toepassen van het normale tarief evident onredelijk zou zijn.

2.7.

De tarieven voor de watersysteemheffing van onderhavige aanslagen zijn bepaald op grond van de Kostentoedelingsverordening watersysteembeheer en wegenbeheer waterschap Scheldestromen 2011 (hierna: de Kostentoedelingsverordening). Het algemeen bestuur van het Waterschap Scheldestromen heeft in de Kostentoedelingsverordening geen tariefdifferentiatie voor buitendijks gelegen onroerende zaken opgenomen. In de toelichting op de Kostentoedelingsverordening staat hierover onder punt 8 het volgende vermeld:

“Met inachtneming van de parlementaire wetsgeschiedenis en de aanbevelingen van de Unie van Waterschappen, die wijzen op een:

▪ terughoudend gebruik van de tariefdifferentiatie;

▪ onthouding van tariefdifferentiatie voor de categorie natuurterreinen;

▪ beperking van cumulatie van tariefdifferentiatie;

▪ hantering van zoveel mogelijk gelijke tariefverhogingen/verlagingen per belasting-categorie;

en om redenen dat of niet aan gestelde voorwaarden voor tariefdifferentiatie wordt voldaan of de aanleiding ontbreekt de toepassing van tariefdifferentiatie te overwegen, heeft het algemeen bestuur van het waterschap geen gebruik gemaakt van de in artikel 122 van de Waterschapswet bedoelde bevoegdheid.”

2.8.

Volgens vaste rechtspraak (arresten van de Hoge Raad van 22 juli 1997, nr. 31 017, ECLI:NL:HR:1997:AA2259 en 15 maart 2000, nr. 35 324, ECLI:NL:HR:2000:AA5135) zijn geschillen over de Kostentoedelingsverordening niet (langer) aan de beoordeling van de belastingrechter onttrokken. De billijkheid van de daarin opgenomen tariefstelling staat echter op zichzelf niet ter beoordeling van de belastingrechter. Voor ingrijpen door de rechter is slechts plaats indien met de gekozen tariefstelling sprake is van een willekeurige en onredelijke belastingheffing die de wetgever niet op het oog kan hebben gehad.

2.9.

De rechtbank ziet, gegeven de door het algemeen bestuur van het Waterschap Scheldestromen gemaakte afweging (zie 2.7), geen grond voor het oordeel dat het waterschap bij de vaststelling van de Kostentoedelingsverordening niet in redelijkheid heeft kunnen afzien van tariefdifferentiatie ten gunste van eigenaren van buitendijks gelegen gebieden, zoals belanghebbende. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat het Waterschap Scheldestromen, zoals vermeld in 2.5, daadwerkelijk inspanningen verricht voor de woonwijk waarin de woning van belanghebbende is gelegen. Gelet op het vorenstaande is geen sprake van een zodanige willekeurige of onredelijke belastingheffing dat de aanslagen om die reden zouden moeten worden vernietigd of verminderd.

2.10.

De belastingrechter is niet bevoegd om te beoordelen of het dagelijks bestuur een voorstel tot tariefdifferentiatie moet doen (of door moet zenden) aan het algemeen bestuur van het Waterschap.

2.11.

Gelet op het vorenstaande is het beroep ongegrond verklaard.

2.12.

De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Deze uitspraak is gedaan op 22 april 2016 door mr. A.F.M.Q. Beukers-van Dooren, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.A. Riemens, griffier.

De griffier, De rechter,

Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,

5201 CZ ’s-Hertogenbosch.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.

Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.