Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-04-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3014, AWB - 14 _ 7065

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-04-2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:3014, AWB - 14 _ 7065

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
6 april 2016
Datum publicatie
27 mei 2016
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2016:3014
Zaaknummer
AWB - 14 _ 7065

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Toepassing ECLI:EU:C:2014:2455 (Italmoda). Geen aftrek voorbelasting op aan belanghebbende geleverde koffie, door betrokkenheid bij fraude in de intracommunautaire leveringsketen. Boete over jaren 2010 en 2011 vervallen door (toen nog) pleitbaar standpunt, gelet op de in 2013 door Hoge Raad gestelde prejudiciële vragen in Italmoda-zaak.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 14/7065 en 14/7066

uitspraak van 6 april 2016

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats X] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 10 juli 2013 de navolgende aanslagen en beschikkingen opgelegd:

- Een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 382.019 (aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.0506) over het tijdvak 1 april 2010 tot en met 31 december 2010. Daarbij is bij beschikking een bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht van € 25.770. Gelijktijdig is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 382.019 (hierna: de naheffingsaanslag 2010).

- Een naheffingsaanslag omzetbelasting van € 124.748 (aanslagnummer [aanslagnummer] .F.01.1506) over het tijdvak 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011. Daarbij is bij beschikking een bedrag aan heffingsrente in rekening gebracht van € 5.062. Gelijktijdig is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd van € 124.748 (hierna: de naheffingsaanslag 2011).

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 17 oktober 2014 de naheffingsaanslagen en de heffingsrente- en de boetebeschikkingen gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brieven van 24 november 2014, ontvangen bij de rechtbank op 26 november 2014, beroep ingesteld. Ter zake van elk van deze beroepen heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 328.

1.4.

De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de inspecteur.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 januari 2016 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, als gemachtigde van belanghebbende: [AA] (hierna: [AA] ), ter bijstand vergezeld van [A] (hierna: [A] ),

en namens de inspecteur: [verweerder] (hierna: de inspecteur). De zaken met procedurenummers 14/7065 en 14/7066 zijn gezamenlijk behandeld.

1.7.

Partijen hebben ter zitting ieder een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan de rechtbank en aan elkaar. Van het verder ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift op dezelfde dag als deze uitspraak aan partijen is verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende heette voorheen [B BV] . Belanghebbende is opgericht op [datum] 2006. Zij is ondernemer in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet). Directeur/enig aandeelhouder van de onderneming is [AA] . Belanghebbende heeft overigens geen personeel in dienst. De activiteiten van belanghebbende bestaan hoofdzakelijk uit de aankoop en verkoop van koffie van uitsluitend Duitse merken, waaronder [merken] .

2.2.

In Duitsland is over koffie naast omzetbelasting, ook “Kaffeesteuer” verschuldigd , welke belasting (onder voorwaarden) wordt teruggegeven als de koffie naar een land buiten Duitsland wordt gebracht.

2.3.

Bij belanghebbende is eerder een boekenonderzoek geweest over de periode 7 september 2006 tot en met 31 december 2008. Dat onderzoek heeft geleid tot een naheffingsaanslag omzetbelasting ter grootte van € 406.992 inclusief heffingsrente en een vergrijpboete van 50%. Die naheffing had betrekking op afhaaltransacties van koffie; belanghebbende had koffie verkocht aan zogenoemde missing traders (ploffers) in andere EU-lidstaten en kon niet afdoende aantonen dat de koffie naar een plaats buiten Nederland was vervoerd. Belanghebbende heeft de koffiehandel toen stilgelegd, maar is daar in mei 2010 weer mee begonnen.

2.4.

In de onderhavige tijdvakken heeft belanghebbende koffie ingekocht van een Nederlandse leverancier en van een Duitse leverancier, en koffie verkocht aan drie Nederlandse bedrijven en aan zeven afnemers die in andere EU-lidstaten waren gevestigd. De verkopen werden contant betaald. De buitenlandse afnemers waren achtereenvolgens [C PgmbH] ( [C PgmbH] ), [D SL] ( [D SL] ), [E SL] ( [E SL] ), [F PgmbH] ( [F PgmbH] ), [D SL] , [G SARL] ( [G SARL] ), [H PgmbH] ( [H PgmbH] ) en [I] ( [I] ).

2.5.

Belanghebbende heeft ter zake alle voorbelasting in aftrek gebracht en heeft op een deel van voornoemde verkopen voor de omzetbelasting het 6%-tarief voor de omzetbelasting toegepast. Aan vijf van de zeven buitenlandse afnemers heeft belanghebbende 0% omzetbelasting gefactureerd en deze transacties als intracommunautaire leveringen aangegeven. Belanghebbende heeft veelal zelf een transporteur ingeschakeld om de koffie naar een bestemming buiten Nederland te transporteren. In de administratie van belanghebbende zijn voor deze leveringen vervoersdocumenten naar bestemmingen buiten Nederland aanwezig. Belanghebbende heeft de geldigheid van de opgegeven btw-identificatienummers (vaak meerdere malen) gecontroleerd. De afnemers van de intracommunautaire 0%-leveringen hebben weliswaar lokale btw-identificatienummers verstrekt, maar hebben, met uitzondering van [H PgmbH] , aldaar geen intracommunautaire verwervingen aangegeven. Van twee afnemers staat vast dat dit missing traders (ploffers) zijn. Het betreft: [F PgmbH] en [G SARL] . [I] en [C PgmbH] dienden geen btw-aangiften in.

2.6.

De geldigheidsduur van de aan belanghebbende opgegeven btw-identificatienummers van de buitenlandse afnemers was als volgt:

[C PgmbH] : 1 april 2010 tot en met 1 maart 2012

[F PgmbH] : 1 september 2010 tot en met 1 mei 2011

[G SARL] : 14 januari 2008 tot en met 31 oktober 2011

[H PgmbH] : 1 februari 2010 tot en met 31 december 2011

[I] : 14 januari 2011 tot en met 15 augustus 2012.

2.7.

Namens de inspecteur is op 17 november 2011 een boekenonderzoek bij belanghebbende aangekondigd. Dit onderzoek is op 28 november 2011 aangevangen en behelsde de aanvaardbaarheid van de aangiften omzetbelasting over het tijdvak 1 april 2010 tot en met 31 december 2011. Van het boekenonderzoek is op 10 juli 2013 een rapport verschenen (hierna: het rapport).

In dit rapport staat, voor zover hier van belang, het volgende vermeld:

“Handel in koffie vanaf mei 2010

(..) [AA] verklaarde daarover het volgende:

Ik ben in mei 2010 weer begonnen met de koffiehandel omdat ik snel geld bij elkaar moest zien te verdienen om mijn schuld aan de Belastingdienst te kunnen voldoen. Die was toen nog ruim € 400.000. Ik kende nog veel spelers uit de branche. Het is maar een kleine groep mensen die zich met de koffiehandel bezighoud.

Ik kocht meestal in bij [J GmbH] en bij de ‘ [K BV] ’ in [plaats Y] ( [K BV] ). Bijna alle bestellingen die gedaan werden bij mij, gebeurden telefonisch. Heel af en toe ook per mail. De betalingen vonden bijna altijd contant plaats, waarna ik het geld stortte op mijn ABN-AMRO bankrekening. De klanten moesten vooraf betalen. Er werd geen reçu of iets dergelijks getekend als er betaald was.

Door de ervaringen uit 2009 wilde ik alles doen om aan mijn administratieve verplichtingen te voldoen om niet nogmaals verrast te worden met naheffingsaanslagen omzetbelasting.

(..)De omzet van de B.V. wordt voor 98 % bepaald door de handel in Duitse koffie.

(..)

Leveringsketen

Uit de aangeleverde in- en verkoopfacturen blijkt de onderstaande afname- en leveringsketen, waarbij (…) de bedrijven genoemd zijn die rechtstreeks handelen met [B BV] .

Inkoop Verkoop Data

[C PgmbH] 19-07-2010

[VAT] 27-07-2010

[D SL] 30-07-2010

Geen VAT nr. bekend 10-08-2010

[E SL] 03-08-2010

Geen VAT nr. bekend 03-08-2010

[J GmbH]

[VAT] [F PgmbH] 12-08-2010

[VAT] 10-11-2010

[D SL] 16-11-2010

Geen VAT bekend 24-11-2010

[G SARL] 07-12-2010

[B BV] [VAT] 12-01-2011

[VAT]

[H PgmbH] BvbA 21-02-2011

[VAT] 03-05-2011

[L BV] 06-05-2011

[VAT] 06-05-2011

[K BV]

[VAT] [I] 03-06-2011

[VAT] 09-06-2011

[K BV] 29-06-2011

[VAT] 29-09-2011

[I] 13-09-2011

[VAT] 06-10-2011

Tussen de hele leveringsketen door, worden er nog 19 partijen koffie geleverd aan [M BV] in Nederland. Wat opvalt aan de leveringsketen is dat er zelden meer afnemers tegelijkertijd zijn. (…) Als we de afname- en leveringsketen uitbreiden met bedrijven die ook handelen met de bedrijven waarmee [B BV] handelt ontstaat er een waar kluwen van bedrijven. Veel van de bedrijven in deze keten zijn betrokken in carrouselfraude met omzetbelasting en in fraude met de kaffeesteuer. Bij de verdere rapportage volgen we de bovenstaande leveringsketen van inkoop en verkoop.(..)

(..)

Overige ontvangen informatie uit het buitenland

(..)

Deel 1 en 2, verklaringen van [N] .

(..)

[N] , eigenaar en contactpersoon van 3 buitenlandse bedrijven waar [B BV] koffie aan gefactureerd heeft, is door de Duitse Zollfahndung tussen 26-05-2011 en 15-10-2012 op ten minste 7 verschillende dagen verhoord. De diverse verklaringen zijn hieronder per onderwerp verwoord. [N] heeft daarbij o.a. het volgend verklaard:

Contacten tussen [AA] , [N] en de rol van [O] .

In de zomer van 2010 zijn er meerdere bijeenkomsten geweest bij mij ( [N] ) in [plaats Z 1] (D).

Daarbij waren o.a. aanwezig (er volgen enkele namen die uit privacyoverweging niet worden genoemd) en [AA] . Een andere Nederlandse onderneming was ook vertegenwoordigd. (..)

Verklaring 26-05-2011: Ik ( [N] ) ben eigenaar geweest van transportbedrijf [P GmbH] en van [Q GmbH] ( [Q GmbH] ). De koffie die door externe bedrijven (niet zijnde deze 2) werd getransporteerd en opgehaald (o.a. bij [B BV] ) ging naar België. Later (op 08-11-2011) verklaart [N] zelfs dat in de gevallen dat [R] en [S] als chauffeur zijn opgetreden (zij werkten voor [P GmbH] en [Q GmbH] ) de koffie rechtstreeks naar Duitsland werd vervoerd. [O] heeft hierin ook een rol gespeeld, aldus [N] .

Reactie Belastingdienst:

(..)We vragen [AA] of hij hier vanaf wist en vragen of hij [O] kent.

Reactie van [AA] : (…) [O] kende ik al langer uit de koffiehandel. Met hem heb ik in het verleden vaker in koffie gehandeld.

(Rechtbank: vervolg verklaring [N] :) Ik ( [N] ) ben, denk ik, 3 keer bij [AA] op het erf geweest. [AA] was de eerste keer erg wantrouwend. [T] (medewerkster van [N] ) en ik mochten niet het terrein op. [O] was er ook bij. Ik vermoed dat [O] en [AA] zich kennen uit de tijd van [U] . [AA] stond er steeds op dat zijn papieren in orde waren omdat hij geen problemen wilde met de Nederlandse Belastingdienst. In de caravan op zijn erf had hij een geldtelmachine. Ik betaalde per bank of contact.

Behalve [O] heeft niemand van mijn Duitse afnemers mij ( [N] ) vergezeld naar mijn Nederlandse leveranciers.

(…)

Reactie Belastingdienst: U wist uit het verleden dat [O] betrokken was bij bedrijven die het fiscaal niet zo nauw namen. Toch ging u telkens weer met hem in zee !

Reactie van [AA] : (..) Ik mocht zo veel naar Duitsland verkopen als ik maar wilde, als mijn administratie daarvan maar op orde was.

(…)

(Rechtbank: vervolg verklaring [N] :) [V] was het aanspreekpunt als [O] er niet was. Zij zijn beiden van firma [W] en of [X] . [W] bestelde via mij ( [N] - [F PgmbH] ) de koffie in Nederland.

[Y] (?) kwam vertellen dat er niet meer geleverd moest worden op de [adres] in [plaats Z 2] . [Q GmbH] (transportbedrijf van [N] ) kreeg opdracht om vanaf het nieuwe adres in Herstal de koffie naar Duitsland te rijden. Het geld betaalde ik aan een Belgische chauffeur. Ik had het gekregen van [Y] . (..)

Ik ( [N] ) kreeg van [Y] een handy. Een Samsung prepaid.

[AA] verklaarde desgevraagd dat hij van [O] ook een handy had gekregen. Deze gebruikte hij in Duitsland.

(Rechtbank: vervolg verklaring [N] :)

[O] heeft me ( [N] ) met [AA] in verbinding gebracht. [O] wist waar ik de koffie inkocht. Zonder hem had [AA] me nooit een kilo koffie verkocht. [AA] en ook de andere koffiehandelaren (er volgen nog enkel namen die uit privacyoverwegingen niet genoemd worden) weten toch allemaal wat er aan de hand is.

(..) Vraag aan [N] : waarom werd uw firma in Spanje er weer in betrokken? Wie gaf daarvoor de aanleiding? U gaf namelijk zelf aan dat Spanje te ver weg was?

Antwoord van [N] : Dat weet ik niet. Waarom mijn Spaanse firma [D SL] gebruikt is voor het opmaken van de facturen weet ik niet. Dat moet u [AA] vragen.

(…)

Deel 3 verklaringen van [T] .

(..)

[T] , medewerkster van [N] , is door de Duitse Zollfahndung op ten minste 2 verschillende dagen verhoord. Zij heeft o.a. het volgend verklaard:

Eind juli 2010 ben ik samen met [N] naar Nederland geweest. Hij had een nieuwe leverancier (de heer [AA] ) en wilde dat ik meteen kennis maakte met hem. Onderweg daarnaar toe meldde [N] mij dat er nog 2 mensen meegingen. Op een parkeerplaats aan de Duitse kant van de grens troffen we hen. Het waren 2 mannelijke personen. De ene stelde zich voor als [O] ( [O] ), hij had in Turkije een discotheek en de andere man was [V]. [O] was gekleed in trainingspak. Ik vond het geen gepaste kleding voor een zakelijke kennismaking. [O] reed met zijn BMW X6 voor en wij volgden in de auto van [N] . Over zandwegen en binnenwegen gingen we Nederland binnen en vervolgden onze weg totdat we bij een huis met loods aankwamen. Ik vertelde [N] dat ik bang was. Naast de loods stond een caravan. De loods stond helemaal vol koffie. [V] kroop op een heftruck en begon de koffie in te laden. De gastheer, die door [O] als [AA] ( [AA] ) was voorgesteld, begroette ons.

[O], [N] , [AA] en ik gingen op klapstoelen in de tuin in een kring zitten. [O] stelde [AA] voor als zijn handelspartner en mogelijke leverancier. Hij zou zeer betrouwbaar, correct en precies zijn met de leveringen. Er werd alleen over koffie gesproken.

Na dit gesprek stuurde [N] mij naar zijn auto om een enveloppe en zijn zwart notitieboek te halen. In de enveloppe zat een grote som geld, ik schat meer dan € 100.000.

[O], [AA] en [N] gingen de caravan in en ik hoorde dat [N] koffie bestelde bij [AA]. Ik moest allerlei data en leveringen op een briefje noteren. Ook de gegevens van [Q GmbH] (transportbedrijf van [N] ) moest ik naar [AA] toezenden. (..)

Feiten en omstandigheden bij [B BV]

(..)

Tegen de aanslagen uit het vorige boekenonderzoek is door [B BV] bezwaar aangetekend. In het kader daarvan hebben er diverse gesprekken plaats gevonden en is er veel correspondentie over en weer gegaan. In een hoorverslag, gedagtekend 7 december 2009, zijn de volgende 2 passages te lezen:

‘[AA] merkt op dat er geen enkele sprake is van een vooropgezet doel. In ieder geval niet voor wat betreft haar eigen positie bij de gang van zaken. Indien cliënte ([B BV] ) op de hoogte zou zijn geweest van een en ander zou zij natuurlijk niet de door haar gehanteerde marges hebben aangehouden met alle risico’s van dien. Er ligt een voorbeeld waaruit blijkt dat [AA] er van op de hoogte is dat de goederen niet zijn vervoerd naar de gefactureerde’.

‘[AA] geeft aan dat er signalen zijn opgevangen rond de werkelijke gang van zaken‘.

In 2009 wist [AA] dus al van de risico’s die er in de koffiehandel waren. Hij wist toen al, (weliswaar in een andere leveringsketen) dat goederen niet altijd daar naartoe gingen waar ze administratief (volgens de facturen) naartoe gingen. In de leveringsketen van dit onderzoek is dat ook weer gebeurd.

(..)

In het vorige boekenonderzoek van 2009 leverde [B BV] aan diversen in het buitenland gevestigde bedrijven. Dat onderzoek heeft geleid tot naheffingsaanslagen omzetbelasting. In de besprekingen die in dat kader hebben plaats gevonden heeft [AA] verklaard dat hij achter deze bedrijven aan ging om zijn geleden schade op hen te verhalen. Hij kon echter geen van deze bedrijven, die door [O] waren aangedragen, traceren.

Nu gaat hij toch weer in zee met bedrijven die [O] aanlevert. Dit terwijl [AA] wist dat de vorige aangeleverde bedrijven van [O] niet te traceren waren en hem bovendien financieel leed hebben opgeleverd.”

2.8.

Ter zitting heeft [AA] verklaard dat [O] betrokken was bij de feiten die hebben geleid tot de vorige naheffingsaanslagen die aan belanghebbende zijn opgelegd, en dat [N] inderdaad aan hem is geïntroduceerd door [O] . Naar eigen zeggen werd [AA] regelmatig geïnformeerd over nieuwe afnemers, en gebeurde dit vaak door [O] . Het feit dat de vraag naar koffie groter was dan het aanbod deed belanghebbende besluiten om niet meerdere klanten tegelijk te beleveren. Werd een afnemer ontevreden over de prijsstelling of levertermijn, dan kon hij gemakkelijk een nieuwe afnemer vinden.

2.9.

[N] was directeur en/of contactpersoon van de volgende afnemers van belanghebbende: [D SL], [E SL] en [F PgmbH] . Tevens was hij eigenaar van [Q GmbH] , het transportbedrijf dat – volgens de CMR-vrachtbrieven – koffie heeft vervoerd die belanghebbende heeft geleverd aan [G SARL] en [D SL].

2.10.

Bij de bestreden naheffingsaanslagen is de aftrek van voorbelasting teruggenomen voor zover die voorbelasting betrekking had op koffie die is geleverd aan [C PgmbH] , [F PgmbH] , [G SARL] en [I] . Daarbij zijn vergrijpboeten van 100% van de nageheven omzetbelasting opgelegd.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende terecht de aan haar in rekening gebrachte omzetbelasting ter zake van de aankoop van koffie in aftrek heeft gebracht, en – zo ja – of belanghebbende terecht het nultarief voor de omzetbelasting op (een deel van de) leveringen van koffie naar andere EU-landen door belanghebbende heeft toegepast. Ook de vergrijpboeten zijn in geschil.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen daar ter zitting aan is toegevoegd.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslagen, de beschikkingen heffingsrente en de boetebeschikkingen. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing