Navorderingsaanslag vernietigd omdat bewijs is verkregen door onrechtmatig gestart woonplaatsonderzoek, PKV van € 80.000

Navorderingsaanslag vernietigd omdat bewijs is verkregen door onrechtmatig gestart woonplaatsonderzoek, PKV van € 80.000

Gegevens

Nummer
2024/750
Publicatiedatum
25 april 2024
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2024:2464
Rubriek
Formeel belastingrecht
Relevante informatie
Art. 2.1 Wet IB 2001, Art. 4.12 Wet IB 2001, Art. 8:29 Awb, Art. 8:31 Awb, Art. 4 AWR, Art. 8 EVRM, Art. 2 BPB

In verband met de emigratie van belanghebbende naar Zwitserland in 2001 is aan hem een conserverende aanslag IB/PVV opgelegd in verband met de fictieve vervreemding van een aanmerkelijk belang. Omdat de tienjaarstermijn was verstreken en belanghebbende had verklaard dat hij zijn aanmerkelijk belang niet had vervreemd, heeft de ontvanger op 27 oktober 2011 bevestigd dat de opgelegde conserverende aanslag is kwijtgescholden. Op 30 december 2011 heeft belanghebbende de aandelen verkocht voor ruim € 21 miljoen. Naar aanleiding van een tip eind 2014/begin 2015 dat belanghebbende nog in Nederland zou wonen is de inspecteur een woonplaatsonderzoek gestart en heeft vervolgens aan belanghebbende een navorderingsaanslag opgelegd. Het hof heeft het beroep van de inspecteur op beperkte kennisneming van stukken deels afgewezen. De inspecteur wil de betreffende stukken ondanks deze beslissing niet in ongeschoonde vorm overleggen. De inspecteur heeft daarop zich op het standpunt gesteld dat het hof er veronderstellenderwijs vanuit mag gaan dat de tip, alsmede alle bewijsmiddelen die hieruit zijn voortgevloeid, op onrechtmatige wijze zijn verkregen en tot bewijs moeten worden uitgesloten. De inspecteur heeft daaraan echter direct toegevoegd dat vóór 1 januari 2015 al gerede twijfel bestond over de woonplaats van belanghebbende en dat alle verzamelde bewijsmiddelen zijn voortgevloeid uit die twijfel en niet (slechts) uit de tip. Het hof acht het aannemelijk dat de tip de enige dan wel doorslaggevende reden is geweest voor het onderzoek naar de woonplaats van belanghebbende. Het hof is van oordeel dat alle bewijsmiddelen die de inspecteur met betrekking tot de woonplaats van belanghebbende heeft ingebracht tot bewijs dienen te worden uitgesloten. Daarmee heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat belanghebbende in Nederland woont en vernietigt het hof de navorderingsaanslag. Belanghebbende heeft een integrale proceskostenvergoeding gevraagd van € 170.000. Het hof is van oordeel dat de inspecteur bij het opleggen van de navorderingsaanslag en in de bezwaar- en (hoger)beroepsprocedure in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld. Het hof acht aannemelijk dat belanghebbende (minstens) een bedrag van € 80.000 heeft betaald aan zijn advocaat en stelt de proceskostenvergoeding vast op dat bedrag.

(Hoger beroep gegrond.)