Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-04-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:3013, 15/01321 t/m 15/01327

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 04-04-2018, ECLI:NL:GHARL:2018:3013, 15/01321 t/m 15/01327

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
4 april 2018
Datum publicatie
20 april 2018
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2018:3013
Formele relaties
Zaaknummer
15/01321 t/m 15/01327

Inhoudsindicatie

BPM. Niet-ontvankelijk beroep. Immateriële schadevergoeding. Matiging? Samenhang?

Uitspraak

Locatie Arnhem

nummers 15/01321, 15/01322, 15/01323, 15/01324, 15/01325, 15/01326 en 15/01327

uitspraakdatum: 4 april 2018

Uitspraak van de vierde meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

[X] h.o.d.n. [Y] te [Z] (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van rechtbank Gelderland van 25 augustus 2015, nummers AWB 12/3204, 12/3205, 12/3207 tot en met 12/3211 in het geding tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

en

de Staat der Nederlanden (de Minister voor Rechtsbescherming; hierna: de Staat)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1

Belanghebbende heeft in de maand juli 2011 belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: BPM) op aangiften voldaan ter zake van zeven auto’s.

1.2

Na daartegen gemaakt bezwaar, is belanghebbende door de Inspecteur bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar grotendeels in het gelijk gesteld. Daarbij is aan belanghebbende rente vergoed en een proceskostenvergoeding toegekend.

1.3

Belanghebbende heeft tegen die uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Rechtbank heeft belanghebbende een vergoeding van immateriële schade toegekend van € 500, te betalen door de Staat.

1.4

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5

Tot de stukken van het geding behoren, naast de hiervoor vermelde stukken, de van de Rechtbank ontvangen dossiers die op deze zaken betrekking hebben alsmede alle stukken die nadien, al dan niet met bijlagen, door partijen in hoger beroep zijn overgelegd.

1.6

Het onderzoek ter zitting in hoger beroep heeft plaatsgevonden op 8 februari 2018 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord: [A] en [B] als gemachtigden van belanghebbende, alsmede – namens de Inspecteur – [C] en [D] .

1.7

Ter zitting van het Hof zijn gelijktijdig de zaken behandeld met de hierna te noemen zaaknummers van het Hof: 15/01321 tot en met 15/01327, 15/01510, 15/00908, 15/01514, 15/01515, 15/01516, 15/01522, 15/01512 en 15/01513.

1.8

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

2 De vaststaande feiten

2.1

Belanghebbende heeft, voor zover hier van belang, in de maand juli 2011 zeven auto’s doen registreren in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden kentekenregister. In verband hiermee heeft hij voor die zeven auto’s BPM op aangifte voldaan.

2.2

Hiertegen heeft belanghebbende bij afzonderlijke geschriften bezwaar ingediend. De bezwaarschriften zijn op 4 augustus 2011 onderscheidenlijk 1 september 2011 door de Inspecteur ontvangen.

2.3

Belanghebbende werd en wordt bijgestaan door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent in duizenden BPM-zaken.

2.4

De Inspecteur is bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 10 mei 2012 gedeeltelijk aan de bezwaren van belanghebbende tegemoetgekomen. De Inspecteur heeft ter zake van de zeven auto’s een bedrag van € 5.970 aan BPM aan belanghebbende terugbetaald, hem rente vergoed ten bedrage van € 17 en belanghebbende voorts een proceskostenvergoeding toegekend van in totaal € 327.

2.5

Belanghebbende heeft beroep ingesteld tegen deze uitspraken op bezwaar. De op 22 juni 2012 gedagtekende beroepschriften zijn op 28 juni 2012 bij de Rechtbank ingekomen. De Rechtbank heeft in iedere zaak afzonderlijk een griffierecht geheven van € 156.

2.6

De Rechtbank heeft bij uitspraak van 25 augustus 2015 het beroep niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de wettelijke beroepstermijn van zes weken. De Rechtbank heeft belanghebbende een vergoeding van immateriële schade toegekend ten bedrage van € 500, te betalen door de Staat. De Rechtbank heeft belanghebbende geen vergoeding van het griffierecht toegekend noch een vergoeding voor de proceskosten.

2.7

Belanghebbende heeft op 28 september 2015 hoger beroep ingesteld.

3 Het geschil en de standpunten van partijen

3.1

In hoger beroep is in de kern in geschil of de belastingrechter te dezen bevoegd is, of belanghebbende recht heeft op een hogere vergoeding voor immateriële schade dan door de Rechtbank is toegekend en of de Rechtbank terecht belanghebbende geen vergoeding van proceskosten en griffierecht heeft toegekend.

3.2

Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.

4 Beoordeling van het geschil

5 Beslissing