Hoger beroep niet-ontvankelijk omdat bv inmiddels failliet is verklaard

Belanghebbende is een bv die zich bezighoudt met een activiteit binnen het fiscale domein. Voor het tijdvak van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2018 is aan belanghebbende een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd van € 688.612, inclusief belastingrente, omdat de inspecteur heeft vastgesteld dat over dit tijdvak te weinig omzetbelasting is voldaan. Gedurende het hoger beroep is belanghebbende failliet verklaard op 11 november 2024. De curator heeft aangegeven de procedure niet voort te willen zetten en ook de inspecteur heeft niet verzocht om een overname van het geding door de curator. Later heeft de inspecteur bij het hof ontslag van instantie verzocht op grond van de Faillissementswet. Het hof heeft het onderzoek gesloten en de zaak zonder nadere mondelinge behandeling schriftelijk afgedaan. Het hof oordeelt dat het faillissement van belanghebbende is uitgesproken na het instellen van het hoger beroep en dat in dit kader art. 8:22 Awb en art. 27 van de Faillissementswet van toepassing zijn. Op grond hiervan had de inspecteur de curator kunnen verzoeken tot overneming van het geding, maar dat heeft hij niet gedaan. De curator heeft tevens kenbaar gemaakt het hoger beroep niet voort te willen zetten. Het hof verleent het gevraagde ontslag van instantie omdat de boedel redelijkerwijs geen belang heeft bij de uitkomst van de procedure. 

(Hoger beroep niet-ontvankelijk.)