Eenmalige eigenwoningvrijstelling niet opnieuw toe te passen na vervallen schenking

Eenmalige eigenwoningvrijstelling niet opnieuw toe te passen na vervallen schenking

Gegevens

Nummer
2025/1728
Publicatiedatum
6 november 2025
Auteur
Redactie
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2025:2709
Rubriek
Successiewet
Relevante informatie

Belanghebbende ontvangt in 2008 van haar ouders een schenking onder schuldigerkenning, waarvoor in de aangifte schenkbelasting een beroep op de eenmalig verhoogde vrijstelling wordt gedaan. Over het bedrag van de schuldigerkenning wordt, ondanks de bepalingen in de akte, geen rente betaald. In 2017 tekenen belanghebbende en haar ouders een verklaring waarin de schenking als vervallen wordt aangemerkt. Vervolgens ontvangt belanghebbende in 2018 en 2019 opnieuw gelden van haar ouders en past daarbij in de aangifte schenkbelasting de eigenwoningvrijstelling toe. De inspecteur legt aanslagen schenkbelasting op, waarbij hij rekening houdt met de eerdere toepassing van de verhoogde vrijstelling in 2008, en beperkt de vrijstelling in 2018; in 2019 ontzegt hij de eigenwoningvrijstelling geheel. Belanghebbende maakt tevergeefs bezwaar tegen deze aanslagen. Inmiddels heeft de Kennisgroep successiewet een standpunt gepubliceerd waarin onder voorwaarden een nieuw beroep op de verhoogde vrijstelling mogelijk zou zijn wanneer de eerdere schenking is herroepen.

In geschil is of belanghebbende ter zake van de schenkingen in 2018 en 2019 op grond van de vervallenverklaring recht heeft op volledige toepassing van de eigenwoningvrijstelling, en subsidiair of het kennisgroepstandpunt hiervoor ruimte biedt.

Het hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond. Het hof oordeelt dat het niet betalen van rente niet tot ontbinding van de schenking uit 2008 leidt en dat de akte geen herroepingsmogelijkheid bevat, zodat de schenking niet is herroepen. De opgemaakte vervallenverklaring maakt geen verschil. Van dwaling is geen sprake, omdat de relevante omstandigheden zich ná de schenking hebben voorgedaan, waardoor de schenking niet op grond hiervan kan worden vernietigd. Juridisch blijft de schenking uit 2008 daarom in stand; het fiscale recht staat toepassing van de verhoogde vrijstelling in 2018 en 2019 in de weg, omdat het overgangsrecht slechts een verlaagde vrijstelling toelaat indien reeds eerder (in 2008) gebruik is gemaakt van de verhoogde vrijstelling. De inspecteur heeft in lijn hiermee gehandeld ten aanzien van de aanslagen. Tot slot oordeelt het hof dat het kennisgroepstandpunt slechts ziet op schenkingen die uitdrukkelijk kunnen worden herroepen of die onder een ontbindende voorwaarde zijn gedaan, wat hier niet aan de orde is. Belanghebbende kan hieraan dus geen nieuw recht op de verhoogde vrijstelling ontlenen.

(Hoger beroep gegrond.)