Economisch belang en optelregel leiden tot belaste verkrijging aandelen vastgoed-bv
Economisch belang en optelregel leiden tot belaste verkrijging aandelen vastgoed-bv
Gegevens
- Nummer
- 2025/1729
- Publicatiedatum
- 6 november 2025
- Auteur
- Redactie
- Rubriek
- Belastingen van rechtsverkeer
- Relevante informatie
De vader van belanghebbende verkrijgt in 2021 alle aandelen in A bv. A bv is kort daarvoor bij afsplitsing opgericht. A bv verkrijgt bij afsplitsing 5% van de certificaten in een andere bv (C bv), plus twee bedrijfsgebouwen die aan gelieerde bv’s worden verhuurd. De aandelen C bv zijn gecertificeerd via een stichting administratiekantoor (STAK). Belanghebbende, haar broer en hun vader vormen gezamenlijk bestuur van de STAK. Bij notariële akte schenkt de vader de helft van de bij de splitsing verkregen aandelen in A bv aan belanghebbende. Belanghebbende doet in verband daarmee aangifte overdrachtsbelasting en voldoet deze tijdig. Belanghebbende maakt echter bezwaar tegen de aangifte en voert primair aan dat A bv geen onroerendezaakrechtspersoon (OZR) is. Het hof volgt het oordeel van de rechtbank dat de zogenoemde consolidatieverplichting van art. 4 lid 4 aanhef en letter a WBR in deze situatie toepassing vindt en dat A bv daardoor moet consolideren. Na een uitvoerige uitleg van de wet komt het hof tot het oordeel dat doorslaggevend is dat belanghebbende tezamen met haar vader ten minste 90% belang in A bv heeft, en dat dat ook het geval is als belanghebbende 0% belang in [A] heeft en de vader 100%. Hun economische belangen in de groep worden daarom bij elkaar opgeteld. Hierdoor wordt de consolidatiedrempel gehaald en moeten naar evenredigheid (5%-belang) de bezittingen van de groep toegerekend worden aan A bv. Vervolgens is nog de vraag of wordt voldaan aan de zogeheten doeleis. A bv voldoet ondanks consolidatie aan deze doeleis. De bezittingen en schulden van de groep waartoe C bv behoort worden aan A bv toegerekend naar evenredigheid van het 5%-belang dat A bv zelf in de groep houdt. Dat brengt mee dat de bedrijfsgebouwen door de consolidatie worden geacht voor 5% te worden gebruikt in de toegerekende eigen onderneming van A bv en voor 95% worden verhuurd en daarmee geëxploiteerd. Daarmee worden de bedrijfsgebouwen voor meer dan 70% geëxploiteerd. Het hof acht de verkrijging daarom belast met overdrachtsbelasting en ziet geen reden tot prejudiciële vragen.
(Hoger beroep ongegrond.)