EC verzoekt Oostenrijk om wijziging van voorschriften op grond waarvan niet-ingezetenen een fiscaal vertegenwoordiger moeten aanwijzen

EC verzoekt Oostenrijk om wijziging van voorschriften op grond waarvan niet-ingezetenen een fiscaal vertegenwoordiger moeten aanwijzen

Gegevens

Nummer
2022/970
Publicatiedatum
9 augustus 2022
Auteur
Redactie
Rubriek
Internationaal en Europees
Trefwoorden
verplichte aanwijzing van een fiscaal vertegenwoordiger voor niet ingezeten belastingplichtigen, vrij verkeer van goederen, personen diensten en kapitaal
Relevante informatie
Art. 18 VWEU, Art. 21 VWEU, Art. 45 VWEU, Art. 56 VWEU, Art. 63 VWEU, Art. 4 EER-Verdrag, Art. 28 EER-Verdrag, Art.36 EER-Verdrag, Art. 40 EER-Verdrag

De Europese Commissie heeft Oostenrijk verzocht om wijziging van zijn voorschriften op grond waarvan niet-ingezeten belastingplichtigen een vertegenwoordiger moeten aanwijzen voor de afhandeling van hun belastingzaken. Voor personen die ingezetene van Oostenrijk zijn, gelden deze wettelijke voorschriften niet. De commissie is van mening dat deze voorschriften discriminerende behandeling op grond van nationaliteit tot gevolg hebben en in strijd zijn met het recht op vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal, zoals neergelegd in art. 18, 21, 45, 56 en 63 VWEU en art. 4, 28, 36 en 40 van het EER-Verdrag. Op 31 maart 2014 kreeg Oostenrijk een schriftelijke aanmaning. Het verzoek wordt gedaan in de vorm van een met redenen omkleed advies. Als Oostenrijk binnen twee maanden geen gevolg geeft aan dit met redenen omkleed advies, kan de commissie de zaak voor het Hof van Justie EU brengen.

Inbreukenpakket voor juli: voornaamste beslissingen, MEMO 16/2490